GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof: 200.122.924
(insolventienummer rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Almelo: R 07/700/12)
arrest van de eerste civiele kamer van 23 mei 2013
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. Y. Kikkert.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, van 23 juli 2012 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: [appellant]) de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. M.C.J.M. Manders en tot bewindvoerder aangesteld mr. J.W.E.M. Engels-Jansen.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Almelo, van 25 februari 2013 is de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant], op voordracht van de rechter-commissaris, tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 5 maart 2013 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 25 februari 2013 en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en (het hof begrijpt:) te bepalen dat de schuldsanerings-regeling ten aanzien van haar zal worden voortgezet.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, de brief met bijlagen van 24 april 2013 van mr. C.C. Sneper, kantoorgenoot van mr. Kikkert, en de brief met bijlagen van 6 mei 2013 van de bewindvoerder.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2013, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Sneper, voornoemd. Tevens is verschenen de bewindvoerder.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
[appellant], geboren op [geboortedatum], heeft tot eind 2012 een relatie gehad en samengewoond met [X] (hierna te noemen: [X]). [X] is gelijktijdig met [appellant] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Ook ten aanzien van [X] is de regeling tussentijds beëindigd, tegen welk besluit hij in hoger beroep is gekomen bij dit hof, welk beroep eveneens op 13 mei 2013 - afzonderlijk - door dit hof is behandeld.
[appellant] is, naar zij ter zitting van het hof heeft verklaard, in november 2012 voor 38 uur per week in dienst getreden van Telfort. Nadat [appellant] gedurende twee weken een cursus had gevolgd, heeft zij naar eigen zeggen één week gewerkt en zich daarna ziek gemeld. Volgens de ter zitting van het hof gegeven verklaring van [appellant] heeft zij over een week een afspraak met de bedrijfsarts waarbij het volgens haar in de rede ligt dat zij beter gemeld zal worden.
Blijkens de in hoger beroep overgelegde gegevens ontvangt [appellant] een uitkering ingevolge de Ziektewet, welke uitkering wordt aangevuld door een WWB-uitkering.
3.2 De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds beëindigd, omdat [appellant] gedurende het gehele verloop van die regeling haar inlichtingenplicht niet is nagekomen en het haar (dus) aan een saneringsgezinde houding ontbreekt. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat hoewel [appellant] voor, tijdens en na de zitting waarop haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld, uitvoerig is geïnformeerd over onder andere de inlichtingenplicht, de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd geen enkele informatie heeft verstrekt en dat zij, zonder (voorafgaand) bericht van afwezigheid, ook niet ter zitting van 11 februari 2013 is verschenen om te reageren op de voordracht van de rechter-commissaris.
3.3 Het hof stelt voorop dat hetgeen [appellant] met betrekking tot de schending van het beginsel van hoor en wederhoor in eerste aanleg in haar beroepschrift heeft aangevoerd (ondeugdelijke oproeping waardoor zij een feitelijke instantie mist), in hoger beroep geen bespreking behoeft, omdat dit eventuele vormverzuim door middel van de behandeling van dit hoger beroep is hersteld.
3.4 Voorts oordeelt het hof als volgt. Gedurende de looptijd van de wettelijke schuld-saneringsregeling heeft [appellant] niet naar behoren voldaan aan de uit die regeling voortvloeiende informatieverplichting. De informatieverplichting in het kader van de schuldsaneringsregeling houdt - kort gezegd - in dat de schuldenaar zowel gevraagd als ongevraagd alle relevante informatie aan de bewindvoerder dient te verstrekken. Vaststaat dat de bewindvoerder [appellant] meermalen heeft verzocht om essentiële informatie, zoals kopieën van bankafschriften en inkomensgegevens, over te leggen. Gebleken is dat de bewindvoerder ook thans nog niet alle voor een goed verloop van de schuldsaneringsregeling benodigde stukken van [appellant] heeft ontvangen. Daarnaast heeft [appellant] onduidelijkheid laten (voort)bestaan over (onder andere voor het berekenen van het voor haar vrij te laten bedrag) relevante vragen als de (exacte) datum van indiensttreding bij Telfort, de omvang van haar dienstverband en het bijbehorende salaris, de datum van uitval en over de huidige status van het dienstverband. Wat dit laatste punt aangaat, heeft de bewindvoerder bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat (anders dan [appellant] heeft betoogd) het contract dat [appellant] had bij Telfort is beëindigd en dat [appellant] haar personeelspasje en bedrijfskleding (nog) moet inleveren. Het hof is van oordeel dat het op de weg van [appellant] ligt om de gerezen onduidelijkheden weg te nemen. Hierin is zij niet geslaagd en dat dient haar te worden aangerekend.
Dat de aan [appellant] toe te rekenen tekortkomingen in de nakoming van de informatieplicht voor een belangrijk deel moeten worden toegeschreven aan een samenloop van omstandigheden - daartoe heeft [appellant] gesteld dat zij te kampen heeft (gehad) met een depressie (waarvan de bewindvoerder op de hoogte was), dat haar relatie met [X] op de klippen was gelopen, dat zij gedurende een periode zonder inkomsten heeft gezeten waardoor de toenmalige budgetbeheerder Aktiva haar taken heeft neergelegd en dat de bewindvoerder voor haar nauwelijks telefonisch bereikbaar bleek te zijn - is naar het oordeel van het hof onvoldoende om de passieve houding van [appellant] te rechtvaardigen.
Het blijven verzaken van de informatieplicht is naar het oordeel van het hof reeds voldoende om de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds te beëindigen.
3.5 Gezien het feit dat [appellant] in voldoende mate door de bewindvoerder in de gelegenheid is gesteld om de benodigde inlichtingen te verstrekken en [appellant] ondanks herhaalde oproepen daartoe in belangrijke mate in gebreke is gebleven, is het hof van oordeel dat [appellant] geen laatste kans dient te worden geboden om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen. Bij dit oordeel betrekt het hof tevens dat [appellant] haar stelling dat zij thans wél in staat is de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen nu zij inmiddels maatschappelijke hulp heeft ingeroepen en Aktiva zich wederom bereid heeft verklaard als budgetbeheerder op te treden, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt (stukken die duiden op begeleiding van maatschappelijk werk ontbreken in hoger beroep). Het enkele feit dat [appellant] tijdens de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden heeft gemaakt, is evenmin reden om anders te beslissen.
3.6 Het hoger beroep faalt derhalve. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Almelo, van
25 februari 2013.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.M. Croes, H.L. Wattel en F.J.P. Lock, en is op 23 mei 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.