ECLI:NL:GHARL:2013:CA0806

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.122.482/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest in kort geding tot afgifte van goederen aan curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kort geding dat was aangespannen door Robert Gerlof Holtz, curator in het faillissement van ZorgThuis B.V., tegen de Stichting Thuiszorg De Ommejas en Stichting Exploitatie Hospice De Ommejas, alsook enkele natuurlijke personen die gezamenlijk als De Ommejas c.s. worden aangeduid. De curator vorderde afgifte van roerende zaken die zich in de hospice bevonden, en toegang tot het pand om deze goederen te kunnen verwijderen en veilen. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van de curator afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Het hof oordeelde dat de curator recht had op afgifte van de goederen, aangezien deze toebehoorden aan de failliete boedel van ZorgThuis B.V. Het hof stelde vast dat de Ommejas c.s. niet onvoorwaardelijk bereid waren om de goederen af te geven en dat er aan de afgifte steeds voorwaarden waren verbonden. Dit leidde tot de conclusie dat de spoedeisendheid van de vordering tot afgifte was gegeven. Het hof oordeelde verder dat de curator recht had op toegang tot het pand om de goederen te verwijderen, en dat de Ommejas c.s. verplicht waren om hieraan mee te werken.

De beslissing van het hof omvatte ook een veroordeling van De Ommejas c.s. in de proceskosten van de curator in hoger beroep, en de proceskosten in eerste aanleg werden gecompenseerd. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de curator direct kon overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht eventuele verdere rechtsmiddelen die De Ommejas c.s. zouden kunnen aanwenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.122.482/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/138213 / KG ZA 12-382)
arrest in kort geding van de tweede kamer van 21 mei 2013
in de zaak van
Robert Gerlof Holtz q.q. ,in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van ZorgThuis B.V., handelend onder de naam Hospice De Ommejas B.V.,
wonende te Groningen,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: de curator,
advocaat: mr. J.H. Mastenbroek, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
1. Stichting Thuiszorg De Ommejas,
gevestigd te Uithuizen,
hierna: Stichting Thuiszorg,
2. Stichting Exploitatie Hospice De Ommejas,
gevestigd te Uithuizen,
hierna: Stichting Exploitatie,
3[geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats],
hierna: [geïntimeerde 3],
4. [geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats],
hierna: [geïntimeerde 4],
5. [geïntimeerde 5],
wonende te Uithuizen,
hierna: [geïntimeerde 5],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: De Ommejas c.s.,
advocaat: mr. J.M. Pol, kantoorhoudend te Assen.
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in kort geding van 25 januari 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 19 februari 2013 (met grieven),
- de memorie van antwoord (met producties).
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3 De vordering van de curator luidt:
"dat uw hof het vonnis van 25 januari 2013 gewezen door de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, zittingsplaats Groningen, onder zaaknummer C/18/138213/KGZA
12-382 vernietigt en geïntimeerden bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verplicht om de curator en door hem aangewezen derden toegang te verstrekken tot het pand aan [adres], om de in de als productie 1 bij de dagvaarding in prima overgelegde bijlage genoemde goederen vanaf locatie (online) te veilen en al het daartoe nodige te doen en te dulden, c.q. om deze goederen te verwijderen, op straffe van betaling van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat geïntimeerden daaraan niet voldoen en geïntimeerden verbiedt de veiling c.q. de verwijdering van de hiervoor genoemde goederen te belemmeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,- per overtreding;
II. verbiedt om zich ter zake van de hiervoor I. bedoelde veroordeling op welke wijze dan ook op een opschortingsrecht te beroepen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2500,- per dag;
III. (hoofdelijk) veroordeelt in de kosten van de procedure in beide instanties, een en ander te voldoen binnen veertien dagen n dagtekening van het arrest en - voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening."
2.4. De Ommejas c.s. hebben voor antwoord geconcludeerd: "dat Uw Hof bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van de curator afwijst, met diens veroordeling in de proceskosten, onder de verplichting deze proceskosten uit de boedel te voldoen met voorrang boven het salaris van de curator."
3. De beoordeling
De feiten
3.1. De door de rechtbank in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.12) van het genoemde vonnis in kort geding van 25 januari 2013 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Met inachtneming daarvan en gelet op wat in hoger beroep nog is komen vast te staan, staat het navolgende tussen partijen vast.
3.2. Op 10 september 2010 hebben [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 3] Hospice De Ommejas B.V. opgericht.
3.3. [geïntimeerde 3] was enig aandeelhouder van Hospice De Ommejas B.V.
Op 27 mei 2011 heeft zij haar aandelen verkocht en geleverd aan Stichting Thuiszorg
De Ommejas (hierna Stichting Thuiszorg).
3.4. Hospice De Ommejas B.V., Stichting Thuiszorg en Stichting Exploitatie exploiteerden een zorginstelling onder de naam Hospice De Ommejas (hierna: hospice) te Uithuizen.
3.5. De hospice is gevestigd in het aan [geïntimeerde 5] in eigendom toebehorende pand aan [adres].
3.6. Bij akte van 12 oktober 2012 zijn de statuten van Hospice De Ommejas B.V. aangepast en is haar naam gewijzigd in ZorgThuis B.V.
3.7. ZorgThuis B.V. is eigenaar van een deel van de roerende zaken die zich in de hospice bevinden. Op kosten van ZorgThuis B.V. is een laminaatvloer en een keuken in de hospice geplaatst.
3.8. Bij vonnis van de rechtbank Groningen van 6 november 2012 is ZorgThuis B.V. in staat van faillissement verklaard met benoeming van appellant tot curator.
3.9. Op verzoek van de curator heeft de heer [directeur van Onlineveilingmeester.nl] (hierna: [directeur van Onlineveilingmeester.nl]), directeur van de besloten vennootschap Onlineveilingmeester.nl op 26 november 2012 de roerende zaken van ZorgThuis B.V. geïnventariseerd en getaxeerd. Hiervan is een rapport overgelegd.
3.10. Stichting Exploitatie en Stichting Thuiszorg hebben aan de curator laten weten dat zij de exploitatie van de hospice voort zetten. Na het faillissement zijn tussen de curator en de stichtingen onderhandelingen gevoerd betreffende de overname van de in de hospice aanwezige roerende zaken en het gebruik van de handelsnaam. Partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen.
3.11. Bij schrijven van 13 december 2012 heeft de curator De Ommejas c.s. gesommeerd het gebruik van de handelsnaam en de zich in de hospice bevindende roerende zaken te staken.
3.12. Bij brief van 21 december 2012 heeft de advocaat van De Ommejas c.s. aan de curator geschreven onder meer:
(…)"Cliënten zijn bereid hun medewerking te verlenen aan het laten ophalen van de inventaris, met uitzondering van de keuken en de laminaatvloer. De inventaris kan worden opgehaald in week 3 van 2013. Terzake kan een afspraak worden gemaakt met de heer [geïntimeerde 5] om een nadere datum en tijdstip vast te leggen." (…)
3.13. De advocaat van De Ommejas c.s. schrijft onder meer aan de curator
Bij email van 24 december 2012:
(…)"Cliënten zijn bereid afspraken te maken over het afhalen van de inventaris. De te verwachten beschadigingen aan het pand zijn daarbij echter de bottle neck."
(…)
Bij email van 2 januari 2013:
(…) "Als u een voorstel kunt formuleren dat er bijvoorbeeld in voorziet dat op voorhand een waarborgsom wordt gestort voor de schade die ontstaat bij het afvoeren van de roerende zaken, kunnen we wat cliënten betreft tot een vergelijk komen."
(…)
Bij email van 7 januari 2013:
(…) "Cliënten kunnen zich voorstellen dat de meubelen door u worden opgehaald op een nader af te spreken moment, waarbij de vloer en de keuken blijven zitten. Cliënten zijn bereid om daarover later met u afspraken te maken, zonder de druk van een kort geding. Dit zal in dat geval dan ook moeten worden ingetrokken."
(…)
3.14. Bij brief van 25 januari 2013 schrijft de curator aan De Ommejas c.s. onder meer:
(…)"Wij namen kennis van het vonnis in kort geding van 25 januari .
Bij deze stand van zaken zien wij ons genoodzaakt de roerende goederen, met uitzondering van de keuken en het laminaat, uit het pand in Uithuizen te laten verwijderen en (buiten het pand) te laten veilen.
(…)
Het lijkt mij in ieder geval zaak dat op de kortst mogelijke termijn de onbetwist roerende zaken afgehaald en geveild worden.
Graag hoor ik dan ook zo spoedig mogelijk van u wanneer dat kan."
3.15. Bij brief van 6 februari 2013 schrijft de advocaat van De Ommejas c.s. onder meer:
(…)" Cliënten zijn concluderend van mening dat zij zich terecht beroepen op een opschortingsrecht. Als de proceskosten door u worden voldaan, door overboeking op mijn derdenrekening, geven zij de goederen vrij. Het moment van afhalen daarvan dient dan met cliënten te worden afgestemd, omdat dit afhankelijk is van de cliënte die op dit moment in de hospice verblijft."(…)
3.16. De curator heeft een inspectierapport overgelegd d.d. 14 februari 2013 van [directeur van Onlineveilingmeester.nl], waarin onder meer het volgende staat vermeld:
(…)
"De keuken bestaat uit een aanrechtblad, keukenelementen van het merk Bribus, een spatbord en inbouwapparatuur van het merk Pelgrim (vaatwasser, magnetron, oven, wasemkap). Tot slot staat er een separate koelkast van het merk LG met ijsblokjesmachine. Zowel de separate koelkast als de inbouwapparatuur zullen geen schade en/of sporen achterlaten na verwijdering en worden daarom verder niet beschreven.
De keuken is geplaatst op de laminaatvloer en tegen de afgewerkte binnenmuur.(..)
Sporen na verwijdering
- Aanrechtblad, kit: kans aanwezig dat kit sporen op de achterwand zichtbaar blijven.
- Keukenelementen + spatbord: kans aanwezig dat er kleurverschillen zijn opgetreden in de wand door invloeden van (zon) licht of dat de achterwand niet geschilderd is. Boorgaten zullen zichtbaar zijn maar kunnen nadien opgevuld worden met een vulmiddel. (…)
Laminaatvloer
(…)
Met de nodige zorgvuldigheid kan de vloer verwijderd worden zonder aanzienlijke schade aan te brengen aan plinten en/of wanden.
(…)
De vloeren zijn zwevend gelegd en daarmee prima verhuisbaar."(…)
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1. De curator heeft in eerste aanleg, zakelijk weergegeven gevorderd:
I. De Ommejas c.s. (hoofdelijk) te verplichten om de curator toegang te verstrekken tot het pand aan [adres], om de in de als productie 1 bij de dagvaarding in eerste aanleg overgelegde bijlage genoemde goederen vanaf de locatie te veilen en gedaagden te gebieden de veiling c.q. de verwijdering van de hiervoor bedoelde goederen niet te belemmeren, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. De Ommejas c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag en per keer te verbieden om zonder nadere expliciete schriftelijke toestemming vooraf van de curator, gebruik te maken van de op voornoemde productie 1 overgelegde bijlage genoemde goederen en/of de handelsnaam “Hospice de Ommejas”;
III. Thuiszorg De Ommejas en [geïntimeerde 3] (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 18.000,00 ter zake van de volstorting van de (voorheen) door hen gehouden aandelen in de failliete vennootschap;
IV. Thuiszorg De Ommejas, [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling aan de curator van een bedrag van € 50.000,00, ter zake van een voorschot op hun betalingsverplichtingen ex artikel 2:180 BW;
V. met veroordeling van De Ommejas c.s. (hoofdelijk) in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2. De Ommejas c.s. hebben verweer gevoerd.
4.3. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de curator afgewezen en de curator in de proceskosten veroordeeld.
Met betrekking tot de grieven
5. De curator heeft vijf grieven aangevoerd tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. De grieven richten zich uitsluitend tegen het oordeel van de voorzieningenrechter met betrekking tot de afgifte van de roerende goederen en de veiling vanaf de locatie aan [adres].
Afgifte van roerende goederen
6. Grief I richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vordering met betrekking tot de door de curator gevorderde verwijdering van de aan de failliet toebehorende roerende zaken welke zich in het hospice bevinden (anders dan de keuken en het laminaat) wordt afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisend belang bij dit deel van het gevorderde ontbreekt, omdat De Ommejas c.s. zich reeds voor betekening van de dagvaarding aan hen bereid zouden hebben verklaard de aan de failliet toebehorende goederen af te geven.
6.1. De curator heeft in zijn toelichting op de grief aangevoerd dat nimmer sprake is geweest van een onvoorwaardelijke toezegging tot afgifte van de roerende zaken en dat derhalve ten onrechte geen veroordeling tot afgifte is uitgesproken.
6.2. Het hof stelt het volgende voorop. Het faillissement omvat het gehele vermogen van de failliet ZorgThuis B.V. ten tijde van de faillietverklaring, dat wil zeggen al haar zaken en vermogensrechten. Goederen die ZorgThuis B.V. onder zich heeft, worden ingevolge de gestapelde vermoedens van artikel 3:109/119 BW vermoed aan die schuldenaar toe te behoren. De curator kan die, behoudens tegenbewijs, aan de boedel toerekenen.
Het is dit vermogen dat uitwinbaar is door de curator. Het is evident dat de curator er belang bij heeft om een zo hoog mogelijke prijs voor de activa te bewerkstelligen om uit de opbrengst de schuldeisers te kunnen voldoen.
6.3. Tussen partijen is niet in geschil, dat ZorgThuis B.V. eigenaar is van de roerende zaken die zich in het hospice bevinden en die staan vermeld op de als productie 1. overgelegde taxatierapport in eerste aanleg, met uitzondering van de bedden, tafels, po-stoelen en rolstoelen die van de thuiszorgorganisatie zijn. De Ommejas c.s. hebben voorts betwist (MvA nrs. 48 en 50) dat de nrs. 113, 118 tot en met 125 en 155 (hierna: de overige goederen) van de betreffende lijst aan ZorgThuis B.V. in eigendom toebehoren.
6.4. Voor beoordeling van de door de curator gevorderde afgifte van de overige goederen is van belang het antwoord op de vraag of er een gerede kans bestaat dat de bodemrechter desgevorderd later oordeelt dat de goederen als eigendom van de failliet moeten worden beschouwd. Het hof is van oordeel dat, anders dan De Ommejas c.s. stellen, het op hun weg ligt om concreet hun verweer te onderbouwen dat niet ZorgThuis B.V., maar derden eigenaar zijn van de betreffende goederen. Immers De Ommejas c.s. hebben aangevoerd dat onder meer vanwege fiscale redenen ervoor is gekozen om ZorgThuis B.V. eigenaar te laten worden van de inventaris. (MvA onder 3). Gelet op het feit dat ook de overige goederen inventarisgoederen betreffen die door de hospice worden gebruikt en zich alle op dezelfde locatie bevinden is, wordt vermoed, dat de goederen tot de boedel behoren. De stelling van De Ommejas c.s. dat de overige goederen door wijlen de heer Akkermans aan "De Stichting" [toevoeging hof: bedoeld zal zijn de stichtingen die de hospice exploiteren] zijn geschonken, is in dit verband onvoldoende. Ook indien de goederen na diens overlijden zouden zijn achtergelaten, is daarmee niet gegeven dat "De Stichting" en niet failliet, aan wie verdere inventarisgoederen behoorden, eigenaar is geworden. Het hof acht de gerede kans aanwezig dat de bodemrechter later oordeelt dat de goederen als eigendom van failliet dienen te worden beschouwd. Ook van de overige goederen kan de curator derhalve afgifte vorderen.
6.5. De Ommejas c.s. hebben aangevoerd dat er sprake is van een bruikleenovereenkomsten dat aan hen een redelijke termijn dient te worden vergund, mede gelet op de aard van de door hen gedreven onderneming. Het hof overweegt dat de curator bij brief van 13 december 2012 (r.o. 3.11) De Ommejas c.s. heeft bevolen het gebruik van de inventaris toebehorend aan ZorgThuis B.V. te staken.
Voor zover sprake is geweest van een bruikleenovereenkomst, geldt dat de uitlener de bruikleenovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel met inachtneming van een redelijke, aan de omstandigheden aangepaste termijn kan opzeggen wanneer hem dit goeddunkt (Hoge Raad 15 april 1996 LJN: AC4079). Het hof is van oordeel dat gelet op het faillissement de curator in beginsel per direct kon opzeggen. De betreffende roerende zaken dienen immers te gelde te worden gemaakt voor de schuldeisers, temeer nu tegenover het gebruik geen enkele vergoeding staat. Dat de verkoop geen uitstel duldt is evident. Het faillissement dient voortvarend te worden afgewikkeld, de goederen zijn aan waardevermindering onderhevig en daarnaast is er risico van onttrekking. Met betrekking tot de vraag of in dit concrete geval toch een termijn in acht had moeten worden genomen constateert het hof dat ZorgThuis B.V. reeds op 6 november 2012 failliet is verklaard. Partijen zijn toen in onderhandeling getreden over overname van de inventaris. De Ommejas c.s. hebben niet betwist dat zij daags voor het kort geding in eerste aanleg een cliënt heeft opgenomen. Het ligt op de weg van de exploitanten van de hospice om bij voortzetting van de hospice ervoor te zorgen dat deze over inventaris kan beschikken. Nu zij dit hebben nagelaten en niet is onderbouwd dat de curator zich dat had moeten aantrekken, kan niet in redelijkheid aan de curator worden tegengeworpen dat hij afgifte vordert van de inventaris.
6.6. Uit de onder r.o. 3.13 weergegeven mailwisseling blijkt voorts naar het oordeel van het hof dat De Ommejas c.s. tot de zittingsdatum in eerste aanleg op geen enkel moment onvoorwaardelijk dan wel zonder enige terughoudendheid bereid zijn geweest tot afgifte van de roerende zaken. Immers, aan het ophalen van de goederen werden steeds voorwaarden verbonden zoals het intrekken van het kort geding, dan wel het storten van een waarborgsom. Bij de behandeling ter zitting heeft de advocaat van De Ommejas c.s. verklaard, gelet op overgelegde pleitaantekeningen onder 17: "Uiteraard moeten de goederen worden verkocht, en het is de curator ook steeds aangegeven dat hij de goederen gewoon kan komen ophalen, zie daaroe de e-mailwisseling." Gelet op die mailwisseling waren aan die afgifte, zoals hiervoor vastgesteld, steeds voorwaarden verbonden. Daarmee is de spoedeisendheid van de vordering tot afgifte gegeven. Dat De Ommejas c.s. in wezen helemaal niet bereid waren tot afgifte wordt bevestigd door het feit dat De Ommejas c.s. na het wijzen van het vonnis van 25 januari 2013 (opnieuw) geen medewerking hebben verleend aan afgifte. Grief I slaagt.
Het laminaat en de keuken
7.1. Grief 3 richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter onder 4.6. dat de keuken en het laminaat mogelijk een bestanddeel van de woning zijn geworden en de beslissing om de vordering tot afgifte om die reden af te wijzen.
7.2. Niet in geschil is dat op kosten van ZorgThuis B.V. een keuken is geplaatst en laminaat in de hospice is gelegd. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of de goederen na plaatsing in de woning als bestanddeel daarvan in eigendom op [geïntimeerde 5] zijn overgegaan. De keuken en het laminaat kunnen volgens de curator zonder schade van betekenis verwijderd worden uit het pand. Daarmee staat volgens hem in ieder geval voorshands vast dat zij niet door natrekking eigendom zijn geworden van de eigenaar van het pand. De curator stelt in dat kader dat de goederen eenvoudig en zonder schade uit de woning zijn te verwijderen. Hij heeft ter onderbouwing hiervan het onder r.o. 3.16 genoemde rapport overgelegd, alsmede foto's van de keuken en de laminaatvloer.
7.3. De Ommejas c.s. hebben in hun verweer aangevoerd dat de keuken als bestanddeel van de onroerende zaak moet worden aangemerkt nu deze zodanig met de woning verbonden is dat deze niet zonder noemenswaardige schade kan worden verwijderd. Met betrekking tot het laminaat voeren De Ommejas c.s. aan dat plinten direct op de vloer zijn aangebracht en dat de gestuukte muur zou worden beschadigd bij verwijdering van die plinten.
7.4. Het hof is van oordeel dat de inbouwapparatuur en de koelkast als roerend kunnen worden aangemerkt, nu zij zonder meer kunnen worden verwijderd. Uit de overgelegde rapportage (r.o. 3.16) is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat de keuken en de laminaatvloer zonder noemenswaardige schade te veroorzaken verwijderd kunnen worden. Eventuele kleurverschillen, gaten in de muren en plinten die zwevend boven de vloer komen te hangen zijn weliswaar esthetisch niet fraai, maar hebben naar het oordeel van het hof niet te gelden als schade van betekenis. Daarmee is voldoende vast komen te staan dat de keuken en de laminaatvloer niet als bestanddeel van het pand moeten worden aangemerkt. De vordering tot afgifte van deze goederen zal derhalve worden toegewezen. Grief III slaagt.
Veiling
8.1. Grief IV richt zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter in onder meer
r.o. 4.2. waarin wordt geoordeeld dat de vordering van de curator om De Ommejas c.s. te verplichten derden toegang tot hun hospice te verstrekken en te dulden dat goederen vanaf de locatie [adres] worden geveild moet worden afgewezen omdat een grondslag voor die vordering ontbreekt.
8.2. Het hof overweegt als volgt. De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. De curator heeft daartoe onder meer toegang tot elke plaats, voor zover redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Dit houdt in ieder geval in dat de curator zich naar de plaats kan begeven waar de goederen van failliet zich bevinden, een boedelbeschrijving kan opmaken en de boedel kan laten taxeren. Voor het verkopen van de boedel is het redelijkerwijs nodig dat de curator de plaats kan betreden waar de goederen zich bevinden om de goederen uit het pand te halen en te kunnen leveren aan de koper. Dit geldt echter niet voor de kopers. Naar het oordeel van het hof biedt artikel 93a FW geen grondslag voor het veilen vanuit het pand waarin de hospice is gevestigd, mede gelet op het feit dat ZorgThuis B.V. huurder noch eigenaar is van het betreffende pand. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
9. Grief V heeft naast de andere grieven geen zelfstandige betekenis.
10. Hetgeen als grief II is aangeduid bevat geen grief, nu deze geen grond behelst waarom de bestreden uitspraak moet worden vernietigd. Uit de toelichting blijkt dat De Ommejas c.s. zich na het vonnis in eerste aanleg hebben beroepen op het opschortingsrecht en afgifte van de inventarisgoederen hebben geweigerd tot aan de veroordeling tot vergoeding van proceskosten in eerste aanleg is voldaan. In de eerste plaats omdat zij van mening zijn dat zij zich kunnen beroepen op een redelijke termijn in het kader van de door hen gestelde bruikleenovereenkomst. Dit is reeds aan de orde geweest in r.o. 6.5. en verworpen; ten tweede omdat zij voldoening vorderen door de curator van de proceskosten alvorens tot afgifte van de goederen over te gaan. Partijen hebben ieder een groot aantal stellingen geponeerd, waaruit toe- respectievelijk afwijzing van het beroep op het opschortingsrecht zou moeten volgen. Wat hier ook van zij, gelet op de na te volgen beslissing waarbij de proceskostenveroordeling in eerste aanleg wordt vernietigd, komt De Ommejas c.s. geen beroep toe op een opschortingsrecht.
Slotsom
11. De vorderingen van de curator zullen worden toegewezen voor zover zij zien op de afgifte van de goederen. De vordering tot het verbieden van De Ommejas c.s. om zich te beroepen op het opschortingsrecht zal niet worden toegewezen wegens ten eerste gebrek aan belang, ten tweede omdat sprake is van een vordering tot het doen van een declaratoire uitspraak, waarvoor een spoedappel geen ruimte biedt. Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden vernietigd behoudens voor zover daarbij de vorderingen tot staking van het gebruik van de handelsnaam "Hospice de Ommejas", tot betaling van een bedrag van
€ 18.000,- en tot betaling van een bedrag van € 50.000,- zijn afgewezen. De Ommejas c.s. zullen in de proceskosten van de curator in hoger beroep worden veroordeeld begroot op
€ 375,71 aan verschotten en op € 632,- aan advocaatkosten. De proceskosten in eerste aanleg zullen worden gecompenseerd in die zin dat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt, nu partijen over en weer deels in het gelijk zijn gesteld.
12. Beslissing
Het hof, rechtdoende in kort geding:
I. vernietigt het vonnis van de voorzieningerechter van de rechtbank Noord Nederland van 25 januari 2013 behoudens voor zover daarbij de vorderingen tot staking van het gebruik van de handelsnaam "Hospice de Ommejas", tot betaling van een bedrag van
€ 18.000,- en tot betaling van een bedrag van € 50.000,- zijn afgewezen, bekrachtigt dit vonnis in zoverre en doet voor het overige opnieuw recht;
II. verplicht De Ommejas c.s. om de curator en door hem aangewezen derden toegang te verstrekken tot het pand aan [adres], om al het nodige te doen en te dulden om de in de als productie 1 bij de dagvaarding in prima overgelegde bijlage genoemde goederen te verwijderen, op straffe van betaling van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat geïntimeerden daaraan niet voldoen tot een maximum van € 50.000,-;
III. veroordeelt De Ommejas c.s. (hoofdelijk) in de kosten van de procedure in hoger beroep, begroot op € 375,71 aan verschotten en € 632,- aan salaris advocaat, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest en - voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
IV. compenseert de proceskosten in eerste aanleg in die zin dat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt;
V. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. I. Tubben, voorzitter, M.W. Zandbergen en R.A. van der Pol en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 21 mei 2013 in bijzijn van de griffier.