ECLI:NL:GHARL:2013:CA0306

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.109.361-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van een auto; wanprestatie en vergoeding van de waarde van het gehuurde

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Auto Verhuur Bedrijf Groningen B.V. (hierna: Stuur) en [geïntimeerde] over de huur van een auto. De huurovereenkomst werd opgemaakt op 19 oktober 2010, waarbij [geïntimeerde] zich als huurder presenteerde. Na afloop van de huurperiode werd de auto niet ingeleverd, wat leidde tot een vordering van Stuur op [geïntimeerde] voor de waarde van de auto, vastgesteld op € 7.737,25. In eerste aanleg werd de vordering afgewezen, maar Stuur ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] zich als huurder had gepresenteerd, ondanks haar verweer dat zij geen contractspartij was. Het hof stelde vast dat de identificatie van de huurder essentieel is en dat [geïntimeerde] niet had aangetoond dat zij niet als huurder kon worden aangemerkt. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van Stuur toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [geïntimeerde] werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.109.361/01
(zaaknummer rechtbank Groningen 485973 CV EXPL 10-22067)
arrest van de eerste kamer van 7 mei 2013
in de zaak van
Auto Verhuur Bedrijf Groningen B.V.,
(h.o.d.n. Stuur Autoverhuur)
gevestigd te Groningen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Stuur,
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. E.Tj. van Dalen, kantoorhoudend te Groningen.
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
24 februari 2011, 9 juni 2011 en 29 maart 2012 van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 25 juni 2012 (met grieven),
- de memorie van eis,
- de memorie van antwoord.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
2.4 De vordering van Stuur luidt:
"(…) bestreden vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen d.d.
29 maart 2012 tussen partijen gewezen te vernietigen, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, opnieuw rechtdoende bij arrest de vordering(en) van Stuur alsnog toe te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties."
2.5 Het hof merkt op dat in het procesdossier van Stuur de laatste pagina van haar in eerste aanleg genomen akte houdende wijziging van eis ontbreekt, terwijl het procesdossier van [geïntimeerde] niet het proces-verbaal van de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen bevat. Het hof zal voor de inhoud van die stukken putten uit het door de andere partij overgelegde procesdossier.
3. De vaststaande feiten
3.1 Het hof ziet aanleiding de feiten in deze zaak zelfstandig vast te stellen. In hoger beroep kan, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend althans onvoldoende weersproken en mede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, van de navolgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
3.2 Op 19 oktober 2010 hebben [geïntimeerde] en haar toenmalige partner - volgens haar genaamd [A] - zich in verband met de huur van een auto aan de balie van Stuur vervoegd.
3.3 Nadat [geïntimeerde] aan Stuur haar rijbewijs en id-kaart had overgelegd, welke door Stuur zijn gekopieerd, heeft Stuur heeft een huurovereenkomst terzake de huur van een personenauto, type Kia Picanto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) opgemaakt.
3.4 Dit contract bevat een rubriek “Huurder” en een rubriek “Bestuurder”. In beide rubrieken zijn de personalia van [geïntimeerde] opgenomen. De laatstgemelde rubriek vermeldt daarnaast haar geboortedatum en rijbewijsnummer.
3.5 [geïntimeerde] en [A] zijn in de auto vertrokken.
3.6 [geïntimeerde] heeft een kopie van het huurcontract mee naar huis genomen.
3.7 [geïntimeerde] heeft enige dagen met [A] in de auto rondgereden.
3.8 De auto, die tot 22 oktober 2010 was gehuurd, is niet bij Stuur ingeleverd.
3.9 Bij schrijven van 16 november 2010 heeft Stuur [geïntimeerde] laten weten dat zij aangifte heeft gedaan van verduistering en heeft zij [geïntimeerde] gesommeerd om haar uiterlijk op 22 november 2010 de (fiscale) waarde van de auto ad € 7.737,25 te vergoeden.
3.10 [geïntimeerde] heeft niet aan de sommatie voldaan.
3.11 In de van de overeenkomst deel uitmakende algemene huurvoorwaarden is opgenomen dat de huurder gehouden is het voertuig in de oorspronkelijke staat aan de verhuurder terug te bezorgen (artikel 7) en dat de huurder bij gebreke daarvan aansprakelijk is voor de schade die verhuurder lijdt (artikel 8).
Verder is in deze voorwaarden vermeld dat de huurder bij overschrijding van de huurperiode tot het moment dat het voertuig weer in het bezit is van de verhuurder bovenop de huursom en onverminderd de gehoudenheid tot vergoeding van schade € 50,- per dag is verschuldigd (artikel 3). Voorts is vermeld dat bij niet tijdige betaling van de huurtermijn vanaf de verzuimdatum zonder nadere ingebrekestelling aanspraak wordt gemaakt op een rente van 2% en op 15 % incassokosten (artikel 5).
4. De vordering en beoordeling in eerste aanleg
4.1 Stuur heeft in eerste aanleg na eiswijziging gevorderd – kort gezegd – om [geïntimeerde], primair op grond van wanprestatie en subsidiair op grond van onrechtmatige daad, te veroordelen tot betaling van € 7.737,25, vermeerderd met contractuele dan wel met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
4.2 [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en – kort zakelijk weergegeven – het bestaan van een overeenkomst tussen haar en Stuur weersproken en aangevoerd dat zij niet onrechtmatige jegens Stuur heeft gehandeld.
4.3 Nadat ingevolge tussenvonnis van 24 februari 2011 een comparitie van partijen had plaatsgevonden heeft de kantonrechter Stuur bij vonnis van 9 juni 2011 toegelaten de echtheid van de handtekening op de huurovereenkomst te bewijzen.
Nadat Stuur had aangegeven dit bewijs niet te zullen (kunnen) leveren en partijen nog een akte hadden genomen, heeft de kantonrechter de vorderingen van Stuur bij het bestreden eindvonnis van 29 maart 2012 afgewezen en haar in de proceskosten verwezen.
5. De beoordeling van de grieven
5.1 Stuur heeft vijf als zodanig benoemde grieven tegen het bestreden vonnis opgeworpen. Voor zover de grieven een klacht over de door de kantonrechter als vaststaand aangenomen feiten omvatten, heeft Stuur bij de afzonderlijke behandeling daarvan geen belang, nu het hof de feiten in het voorgaande zelfstandig heeft vastgesteld.
Voor het overige leggen de grieven het geschil in volle omvang aan het hof voor. Het hof zal om die reden de vordering van Stuur opnieuw beoordelen. Het hof zal daarbij ingaan op wat [geïntimeerde], zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, tot haar verweer heeft aangevoerd.
5.2 Het eerste anker waar Stuur voor is gaan liggen is dat van wanprestatie.
[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet als Stuurs contractspartij kan worden aangemerkt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij haar identiteitspapieren slechts aan Stuur ter beschikking heeft gesteld omdat [A] de zijne niet bij zich had en dit aan de balie van Stuur een probleem opleverde. Naar [geïntimeerde] stelt is het [A], die zijn handtekening onder het contract heeft gezet en de waarborgsom heeft betaald, die als huurder moet worden aangemerkt.
[geïntimeerde] miskent daarmee naar het oordeel van het hof dat de persoonlijke identificatie van de huurder bij overeenkomsten als de onderhavige geen bijkomstigheid, maar een vitale factor is. Immers door overlegging van een rijbewijs en een id-kaart te verlangen, verzekert de verhuurder zich ervan dat de huurder/bestuurder bevoegd is om motorrijtuigen te besturen, dat deze vindbaar is indien met het voertuig verkeersovertredingen worden gepleegd of WAM-aansprakelijkheid ontstaat, en stelt hij voorts zeker dat hij een aanspreekpunt voor zijn schade heeft, indien hij zijn eigendom niet ongeschonden of, zoals hier, in het geheel niet terugkrijgt.
Dit alles had [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof moeten begrijpen op het moment dat zij, en alleen zij, haar identiteitspapieren aan Stuur verstrekte en toestond dat het contract op haar naam werd gesteld. Dat laatste kan haar, gelet op het feit dat haar een kopie ter hand werd gesteld, niet zijn ontgaan.
5.3 Aldus heeft [geïntimeerde] zich naar ’s hofs oordeel tegenover Stuur als contractspartij gepresenteerd. Indien zij, zoals zij ingang wil doen vinden, slechts als de argeloze metgezel van [A] wenste te worden aangemerkt had zij Stuur daar, gelet op het vorenbedoelde belang van identificatie, uitdrukkelijk op moeten wijzen. Dat daaromtrent ook maar enige opmerking is gemaakt, is door haar niet gesteld. Uit het gegeven dat [A], zoals [geïntimeerde] aanvoert, de waarborgsom betaalde behoefde Stuur zulks, gelet op het feit dat het een ieder vrij staat om de schuld van een ander te voldoen, niet af te leiden. Ook het feit dat niet zijzelf maar [A] een handtekening onder het contract zou hebben gezet doet, wat er van de juistheid daarvan verder ook zij (Stuur heeft dit betwist), aan de presentatie van [geïntimeerde] onvoldoende af, nu in confesso is dat van [A] in het geheel geen persoonlijke gegevens werden opgenomen en hij deze ook niet aan Stuur heeft geoffreerd. Een getekend contract is ook geen voorwaarde voor een huurovereenkomst.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat, ook indien van de juistheid van de stellingen van [geïntimeerde] zou moeten worden uitgegaan, het ervoor moet worden gehouden dat zij zich terzake van de huur van de auto jegens Stuur als huurder heeft verbonden en daarom dient zij de consequenties daarvan te aanvaarden.
Aldus is zij aan te spreken op het feit dat het voertuig niet is ingeleverd en dient zij Stuur, nu van overmacht aan haar zijde niet is gebleken, de waarde van de verdwenen auto te vergoeden. Dat haar relatie met [A] kort na het aangaan van de huur is verbroken en hij met medeneming van de auto met de noorderzon is vertrokken is een omstandigheid, die voor haar rekening dient te blijven.
5.4 De door Stuur gestelde (fiscale) waarde van de auto ad € 7.737,25 is door [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord in eerste aanleg betwist. Echter deze betwisting is door haar niet gemotiveerd en zij heeft deze later in de procedure niet meer herhaald. Nu zij zich ook in hoger beroep op dit punt niet meer heeft verweerd, staat die waarde vast en dient [geïntimeerde] dit bedrag te vergoeden. Gelet op de in de overeenkomst opgenomen boeteclausule van € 50,- per termijnoverschreden dag, gecombineerd met het vaststaande feit dat de huurtermijn met meer dan vijf dagen is overschreden, bestaat er geen aanleiding om de – blijkens de overeenkomst ter plekke per kas betaalde – waarborgsom van € 250,- op het gevorderde in mindering te brengen.
5.5 Het voorgaande brengt mee dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en dat de gevorderde hoofdsom voor toewijzing gereed ligt.
De in artikel 5 van de algemene huurvoorwaarden opgenomen contractuele rente is verbonden aan verzuim op het punt van de huurtermijnen. Zonder nadere toelichting, die hier ontbreekt, valt niet in te zien dat deze ook op de in artikel 8 van de voorwaarden bedoelde aansprakelijkheid voor schade van toepassing is. Het hof ziet daarin aanleiding om de wettelijke rente toe te wijzen met ingang van 22 november 2010, zijnde de datum waartegen [geïntimeerde] werd gesommeerd de waarde van de auto te vergoeden.
De door Stuur gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar, nu [geïntimeerde] de toepasselijkheid van de algemene huurvoorwaarden niet heeft betwist en hetgeen Stuur op dit punt heeft gevorderd zich met het bepaalde in aanbeveling I van het Rapport Voor-werk II verdraagt.
5.6 Nu, zoals in het voorgaande besloten ligt, het gevorderde reeds op de primaire grondslag toewijsbaar is, kunnen de tegen de afwijzing van de subsidiaire vordering gerichte grieven onbesproken blijven.
6. De slotsom
6.1 Het hof zal het bestreden vonnis van 29 maart 2012 vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van Stuur toewijzen als hierna in het dictum vermeld.
6.2 [geïntimeerde] wordt in het ongelijk gesteld. Om die reden wordt zij veroordeeld in de proceskosten van het geding in eerste aanleg (salaris gemachtigde € 625,-) en in appel (geliquideerd salaris van de advocaat 1 punt tarief I).
7. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 29 maart 2012 waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Stuur te voldoen een bedrag van € 7.737,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover van 22 november 2010 tot de dag van betaling, en voorts vermeerderd met buitengerechtelijke kosten ad € 600,-;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en bepaalt deze kosten, aan de zijde van Stuur gevallen:
- voor het geding in eerste aanleg op € 386,89 aan verschotten en op € 625- voor salaris gemachtigde;
- voor het geding in hoger beroep op € 742,17 aan verschotten en op € 632,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, M.E.L. Fikkers en A.M. Koene en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 mei 2013 in bijzijn van de griffier.