ECLI:NL:GHARL:2013:BZ9320

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
1048-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering na overlijden gewezen verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek werd ingediend door de erfgenamen van een gewezen verdachte die was veroordeeld voor seksueel binnendringen bij iemand beneden de zestien jaar en verkrachting. De gewezen verdachte overleed op 8 juli 2011, waarna het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging wegens zijn overlijden. De erfgenamen vroegen om een schadevergoeding voor de schade die zij hadden geleden als gevolg van de voorlopige hechtenis en de ondergane verzekering.

Het hof heeft op 7 januari 2013 een openbare raadkamer gehouden, waar de advocaat-generaal en de raadsman van de verzoekers aanwezig waren. De verzoekers zelf waren niet verschenen, maar het hof heeft het verzoekschrift als ontvankelijk beschouwd. De advocaat-generaal volhardde bij zijn eerdere schriftelijke conclusie, terwijl de raadsman het verzoek ondersteunde.

Het hof overwoog dat, hoewel de gewezen verdachte een bekennende verklaring had afgelegd, er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de gevraagde schadevergoeding. De verklaring van de gewezen verdachte werd meegewogen, ondanks de stelling van de raadsman dat het recht op effectieve rechtsbijstand was geschonden. Uiteindelijk heeft het hof besloten het verzoek om schadevergoeding integraal af te wijzen, met de conclusie dat er geen aanleiding was om de erfgenamen een vergoeding toe te kennen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
Pkn: 21-004271-10
Avnr: 1048-12
Het hof heeft gezien het op 22 augustus 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van haar raadsman,
en
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van zijn raadsman,
en
[verzoeker 3],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van haar raadsman,
hierna te noemen verzoekers,
allen als erfgenaam van de gewezen verdachte:
[naam],
geboren te [geboorteplaats, 1947],
voorheen wonende te [woonplaats],
ingediend door [raadsman], advocaat te [plaats], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 7 januari 2013 de advocaat-generaal en [raadsman], voornoemd. Verzoekers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal en de pleitnota van [raadsman], overgelegd ter zitting van 7 januari 2013.
OVERWEGINGEN
1. Bij vonnis van de rechtbank van 22 november 2010 is de gewezen verdachte veroordeeld ter zake het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar en verkrachting, meermalen gepleegd. Teven voormeld vonnis heeft de gewezen verdachte hoger beroep ingesteld. Op 8 juli 2011 is de gewezen verdachte overleden. Bij arrest van 24 mei 2012 heeft het gerechtshof te Arnhem het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de gewezen verdachte wegens diens overlijden. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De advocaat-generaal heeft volhard bij de eerdere schriftelijke conclusie.
4. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 en verder van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, en de rechter daarvoor – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig acht, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
6. Het hof constateert – kort samengevat – dat de gewezen verdachte naar aanleiding van een tegen hem gedane aangifte op 6 april 2009 een verklaring heeft afgelegd ten overstaan van de verbalisanten en dat hij daarbij heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem verweten gedragingen. De raadsman heeft gesteld dat die verklaring van het bewijs uitgesloten had dienen te worden, nu het recht op effectieve rechtsbijstand van de gewezen verdachte is geschonden. Wat daarvan ook zij, bij de vraag of er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding, kan het hof die verklaring meewegen.
7. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name ook de door de gewezen verdachte afgelegde bekennende verklaring,acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de gevraagde vergoeding. Het hof zal daarom het verzoek integraal afwijzen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr E.A.K.G. Ruys en C.G. Nunnikhoven, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr H.J. Rosmalen-Jansen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 februari 2013.