I. HERROEP1NG
Ik herroep alle uiterste wilsbeschikkingen vóór heden door mij gemaakt.
II. RECHTSKEUZE
Ik bepaal dat op de vererving van mijn nalatenschap Nederlands recht van toepassing is dat geldt ten tijde van mijn overlijden.
III. OVERLIJDEN ALS KORTSTLEVENDE, ERFSTELLING EN VERDELING
Onterving
Het is mijn uitdrukkelijke wens dat mijn dochter [appellante] per saldo niets uit mijn nalatenschap ontvangt: ik onterf haar. Mocht zij een beroep doen op haar legitieme deel dan is het mijn wens dat zij per saldo zo weinig mogelijk ontvangt.
Voor het geval mijn huwelijk met [geïntimeerde 1], hierna te noemen: “mijn echtgenote”, door mijn overlijden wordt ontbonden en ten tijde van mijn overlijden geen procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed in rechte aanhangig is, beschik ik als volgt
A. Erfstelling/Legaat
Indien mijn dochter [appellante] berust in de onterving benoem ik tot mijn erfgenamen, tezamen:
- mijn genoemde echtgenote voor één procent (1%);
- mijn dochter [geïntimeerde 2] voor het grootst mogelijk deel van mijn nalatenschap dat mogelijk is;
met inachtneming van plaatsvervulling zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek voor erfopvolging bij versterf.
Indien mijn dochter [appellante] niet berust in de onterving of zich beroept op de nietigheid van de verdeling, benoem ik tot mijn erfgenamen, tezamen:
- mijn genoemde echtgenote voor één procent (1%);
- mijn dochter [geïntimeerde 2] voor het grootst mogelijk deel van mijn nalatenschap dat mogelijk is, met inachtneming van plaatsvervulling zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek voor erfopvolging hij versterf.
- mijn dochter [appellante] voor het kleinst mogelijk deel van mijn nalatenschap dat mogelijk is met inachtneming van plaatsvervulling zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek voor erfopvolging bij versterf
B. Verdeling
Indien en voorzover niet door mijn echtgenote en mijn overige erfgenamen binnen
zes maanden na mijn overlijden anders wordt overeengekomen, bepaal ik als volgt:
1. Gebruikmakende van de door artikel 4:1167 en volgende Burgerlijk Wetboek gegeven bevoegdheid verdeel ik bij deze tussen mijn echtgenote en mijn overige erfgenamen mijn nalatenschap als volgt:
Ik deel toe aan mijn echtgenote: alle goederen die tot mijn nalatenschap zullen blijken te behoren, zulks onder de verplichting voor haar om:
a. voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen: alle schulden die ten laste van mijn nalatenschap zullen blijken te bestaan alsmede de kosten van mijn begrafenis of crematie;
b. de door mijn overige erfgenamen uit mijn nalatenschap verschuldigde successierechten alsmede ieders aandeel in de taxatie- en boedelkosten voor haar rekening te nemen;
c. mijn overige erfgenamen voor alle aanspraken van derden deswege te vrijwaren.
2. Door de daardoor plaatshebbende overbedeling zal mijn echtgenote aan mijn overige erfgenamen schuldig zijn een bedrag gelijk aan de waarde van het erfdeel van de betrokken erfgenaam, berekend in het saldo van mijn nalatenschap en verminderd met ieders aandeel in de kosten van mijn begrafenis of crematie, eventuele taxatie- en/of boedelkosten en de ten laste van ieder komende successierechten, voor zover een en ander door mijn echtgenote is voldaan als sub b. bepaald.
Ik heb dit mede bepaald ter verzorging van mijn echtgenote na mijn overlijden.
Ik bied mijn echtgenote omzetting aan van deze natuurlijke verbintenis in een rechtens afdwingbare.
Ik bepaal, dat voor zover volgens de wetgeving die geldt ren tijde van mijn overlijden op het uit hoofde van deze verbintenis verschuldigde door mijn legitimarissen zou kunnen worden ingekort, deze inkorting eerst zal geschieden, nadat al mijn overige makingen en giften uit hoofde van inkorting volledig zijn vernietigd.
C. Bepalingen en bedingen
Deze verdeling vindt plaats onder de navolgende bepalingen en bedingen:
1. De waardering van de goederen van mijn nalatenschap zal moeten geschieden in onderling overleg binnen zes maanden na mijn overlijden en bij gebreke van overeenstemming daaromtrent op de wijze als door de wet is voorgeschreven voor verdeling van gemeenschappen, zulks op verzoek van de meest gerede partij.
2. De schulden van mijn nalatenschap dienen te worden gewaardeerd op de contante waarde daarvan.
3. De sub B.2. bedoelde vorderingen met de daarover verschuldigde rente ten laste van mijn echtgenote zullen eerst opeisbaar zijn bij haar overlijden.
De vorderingen zullen echter onmiddellijk en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zijn ingeval van:
a. haar faillissement;
b. verlening aan haar van surséance van betaling;.
c. haar ondercuratelestelling of de onderbewindstelling van haar vermogen;
d. het niet nakomen door haar van de sub B.1c. omschreven vrijwaringsplicht;
e. haar hertrouwen zonder het maken van huwelijkse voorwaarden, inhoudende de uitsluiting van elke gemeenschap van goederen en uitsluiting van verrekenbedingen, met uitzondering van een verrekenbeding ten aanzien van onverteerde inkomsten.
4. Over de voormelde vorderingen zal vanaf mijn overlijden een enkelvoudige rente verschuldigd zijn. Deze rente is, mede ter voldoening aan de legitieme portie, zodanig dat de vorderingen nominaal zijn en geen sprake zal van een fictief vruchtgebruik zoals aangegeven in BNB 89/260. Mijn erfgenamen zijn bevoegd in gezamenlijk overleg en eenstemmig een andere rente overeen te komen, ook tijdens de looptijd van de vorderingen.
5. Onverplichte aflossing en/of rentebetaling door mijn echtgenote is te allen tijde toegestaan, ook in gedeelten.
6. In afwijking van het in artikel 6:44 Burgerlijk Wetboek bepaalde geldt dat elke betaling op hetgeen mijn echtgenote aan haar mede-erfgenamen in mijn nalatenschap verschuldigd is, in mindering strekt op de hoofdsom van het verschuldigde en eerst nadat deze volledig is betaald op de verschuldigde rente, tenzij anders wordt overeengekomen.
7. De eventueel door mijn erfgenamen verschuldigde fiscale heffing(en) over voormelde vorderingen zal door mijn echtgenote moeten worden voldaan in mindering op de hoofdsommen daarvan. De bij eventuele vererving van voormelde vorderingen verschuldigde successierechten zullen insgelijks door mijn echtgenote in mindering op de hoofdsommen moeten worden voldaan.
8. Indien één of meer van mijn overige erfgenamen de hiervoor gemaakte verdeling of opeisbaarheidsbepalingen schriftelijk betwist(en), stel ik hem of hen in de legitieme en benoem ik tot erfgenaam van het daardoor vrijkomende gedeelte van mijn nalatenschap mijn overige afstammelingen.
Wanneer alle afstammelingen de hiervoor gemaakte verdeling en/of een der opeisbaarheidsbepaimgen schriftelijk betwisten stel ik hen allemaal in de legitieme en benoem ik tot erfgenaam van het daardoor vrijkomende gedeeltes van mijn nalatenschap genoemde echtgenote.
Indien en voor zover die legitieme wordt geschonden, geschiedt een uitkering door opleg in contanten, zodat de onderhavige verdeling onverlet blijft.
9. Ik benoem mijn echtgenote tot verzorger van mijn begrafenis of crematie.
IV. OVERLIJDEN ALS LANGSTLEVENDE
(…)
V. UITSLUITING
Voor het geval mijn huwelijk met mijn echtgenote door mijn overlijden wordt beëindigd en ten tijde van mijn overlijden een procedure tot echtscheiding en/of scheiding van tafel en bed in rechte aanhangig is of een vonnis van scheiding van tafel en bed is uitgesproken, sluit ik mijn echtgenote uit als erfgename van mijn nalatenschap.
VI. (GEEN) INBRENG
Ik stel mijn bloedverwanten (behalve mijn dochter [appellante] of haar rechtsopvolger(s) in de rechte nederdalende lijn) vrij van de verplichting tot inbreng in mijn nalatenschap van door hen ontvangen schenkingen en materiële bevoordelingen.
VII. EXECUTEURSBENOEMING
a. Voor het geval ik overlijd onder de werking van het huidige erfrecht benoem ik mijn echtgenote en bij haar ontstentenis mijn dochter [geïntimeerde 2] tot uitvoerster van mijn uiterste wilsbeschikkingen en tot beredderaar van mijn boedel als ook tot bezorgster van mijn uitvaart, onder toekenning aan haar van alle daartoe benodigde macht, speciaal die tot inbezitneming van de goederen van mijn nalatenschap voor de tijd van de vereffening daarvan vereist.
Ik verzoek haar daarvoor geen loon in rekening te brengen.
Zij heeft de bevoegdheid een andere persoon. bij voorkeur een notaris, mede de werkzaamheden uit te laten voeren.
b. Voor het geval ik overlijd onder de werking van het nieuwe erfrecht benoem ik mijn echtgenote en bij ontstentenis mijn dochter [geïntimeerde 2] tot executeur en bepaal als volgt
(…)
c. Mocht mijn echtgenote danwel mijn dochter [geïntimeerde 2] ten tijde van mijn overlijden deze executeursbenoeming niet kunnen of willen aanvaarden dan benoem ik voor haar in de plaats de notaris bewaarder van deze minuut.
VIII. UITSLUITINGSCLAUSULE/BESCHERMJNG ERFGENAMEN
(…)
IX. GEREGISTREERD PARTNERSCHAP
(…)
X. NIEUW ERFRECHT
Indien ten tijde van mijn overlijden op grond van wettelijke bepalingen de bovenstaande (boedel)verdeling niet van toepassing is of mijn echtgenote die verdeling niet aanvaardt, benoem ik mijn echtgenote tot enig erfgenaam en bepaal ik ten behoeve van mijn niet van tafel en bed gescheiden echtgenote, dat eventuele ten laste van haar komende vorderingen terzake van de legitieme portie eerst opeisbaar zijn na haar overlijden. Onverminderd het bepaalde in de vorige zin is mijn echtgenote, voor zover de vordering terzake van de legitieme portie niet opeisbaar is, op verzoek van een legitimaris verplicht tot voldoening voor deze van de belasting, geheven terzake van de verkrijging van deze vordering. Die vordering van de betreffende legitimaris wordt verminderd met het ingevolge de vorige zin voor de legitimaris voldane bedrag.'