Beschikking d.d. 26 maart 2013
Zaaknummer 200.112.584
HET GERECHTSHOF ARHNEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H. Hulshof, kantoorhoudende te Emmeloord,
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.M.M. Pater, kantoorhoudende te Emmeloord.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 6 juli 2012 (zaaknummer 191540/FL RK 11-4223) heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, onder wijziging van het tussen partijen gesloten convenant, zoals opgenomen in de beschikking van 28 oktober 2009 van diezelfde rechtbank, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind] (hierna: [kind]), geboren [in 1996], met ingang van 28 juli 2011 tot het einde van de op de man van toepassing zijnde wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: WSNP) op nihil bepaald.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 4 september 2012, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 6 juli 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wijziging van de door de man te betalen kinderalimentatie, althans dit verzoek alsnog af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 23 oktober 2012, heeft de man het verzoek bestreden en verzocht het beroep van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep van de vrouw af te wijzen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van 13 september 2012 van mr. Hulshof met als bijlagen het proces-verbaal d.d. 10 mei 2012, een brief van 27 november 2012 met bijlagen van mr. Hulshof, een brief van 30 november 2012 met bijlagen van mr. Hulshof en een brief van 19 december 2012 met bijlage van mr. Pater.
Van de minderjarige [kind] is op 19 november 2012 een brief ingekomen ter griffie van het hof.
Ter zitting van 29 januari 2013 is de zaak behandeld. De vrouw is verschenen, bijgestaan door mr. Hulshof. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Hij werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. Pater. Deze heeft ter zitting het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde pleitnotities.
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
De beoordeling
Het te wijzigen echtscheidingsconvenant
1. De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren, van wie -voor zover hier van belang- voornoemde [kind] nog minderjarig is en bij de vrouw verblijft.
2. In september 2009 hebben partijen een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan ondertekend, waarin onder meer is opgenomen dat de man met ingang van de datum van ondertekening van het ouderschapsplan en zolang de kinderen minderjarig zijn en bij de vrouw hun hoofdverblijf hebben, aan de vrouw een alimentatie dient te voldoen van € 400,-- per kind per maand (per 1 januari 2012 na indexering € 418,25 per kind per maand).
3. Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 28 oktober 2009 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het convenant en het ouderschapsplan maken deel uit van de beschikking van de rechtbank en zijn daartoe aan de beschikking gehecht.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat zich sedert deze beschikking een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW heeft voorgedaan die een hernieuwde beoordeling van de kinderalimentatie rechtvaardigt.
5. Bij vonnis van 28 juli 2011 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad ten aanzien van de man de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. H. Vegter tot rechter-commissaris en mr. E.J.M. van den Dungen tot bewindvoerder.
6. De rechter-commissaris heeft bij de beschikking van 6 oktober 2011 op grond van het aan de beschikking gehechte Rapport Berekening VTLB Calculator d.d. 5 oktober 2011 het vrij te laten bedrag (vtlb) van de man vanaf 28 juli 2011 bepaald op € 1.968,26 per maand.
Uit deze beschikking van 6 oktober 2011 blijkt dat de rechter-commissaris het in artikel 295 lid 2 Fw bedoelde vrij te laten bedrag niet heeft verhoogd met een component voor de voldoening van de onderhoudsbijdrage voor de minderjarige.
7. Tussen partijen is in geschil in hoeverre de op de man van toepassing zijnde wettelijke schuldsanering van invloed is op zijn onderhoudsverplichting jegens de thans nog minderjarige [kind].
8. De vrouw is van mening dat de rechtbank bij beschikking van 6 juli 2012 ten onrechte met ingang van 28 juli 2011 tot het einde van de WSPN de kinderalimentatie op nihil heeft gesteld.
9. Als eerste heeft de vrouw daartoe aangevoerd dat de man niet heeft gesteld of aangetoond dat hij de rechter-commissaris heeft verzocht om bij de berekening van het vrij te laten bedrag rekening te houden met het door hem te betalen bedrag aan kinderalimentatie, zodat de rechtbank de zaak had moeten aanhouden in afwachting van een dergelijk verzoek en van de beslissing daarop van de rechter-commissaris.
Volgens de man heeft de bewindvoerder herhaaldelijk de vrouw verzocht om financiële bescheiden over te leggen teneinde de rechter-commissaris te kunnen verzoeken om in het vrij te laten bedrag rekening te houden met de alimentatie.
Nu de vrouw geweigerd heeft de stukken over te leggen, heeft zij - zo stelt de man - het de bewindvoerder onmogelijk gemaakt om de zaak aan de rechter-commissaris voor te leggen en hoefde er dus ook geen beslissing te worden genomen over een in het vrij te laten bedrag op te nemen component in verband met alimentatie. De rechtbank heeft daarom de beslissing ook niet hoeven aan te houden, aldus de man.
10. Het belang van behandeling van de grieven van partijen op dit punt is thans te komen vervallen.
Uit de door de vrouw in het geding gebrachte stukken is gebleken dat de advocaat van de vrouw, mr. Hulshof, op 8 oktober 2012 respectievelijk op 2 november 2012 de rechter-commissaris op eigen initiatief heeft verzocht zijn standpunt ten aanzien van het meenemen van de kinderalimentatie in het aan de man vrij te laten bedrag, te herzien en een beslissing te nemen waarbij het belang van de vrouw als alleenstaande ouder met onvoldoende inkomen om bij te dragen in de behoefte van [kind] in de beslissing wordt betrokken. Tijdens de behandeling ter zitting van het hof van 29 januari 2013 heeft mr. Hulshof onweersproken gesteld dat er onlangs een nieuwe rechter-commissaris is benoemd, zodat zij, ongeveer twee weken voor de zitting, namens de vrouw voornoemd verzoek om het vrij te laten bedrag van de man te verhogen met de kinderalimentatie, opnieuw heeft ingediend.
Tussen partijen staat vast dat dit verzoek, zoals door mr. Hulshof ter zitting is verwoord, bij beslissing van 28 januari 2013 door de nieuwe rechter-commissaris uitdrukkelijk is afgewezen, zodat moet worden geconstateerd dat er in ieder geval geen aanleiding is de beslissing omtrent de alimentatie aan te houden in afwachting van een door de rechter-commissaris te nemen nadere beslissing over de hoogte van het vrij te laten bedrag.
11. De vrouw baseert haar hoger beroep tegen de nihilstelling thans op een tweetal gronden.
Ten eerste stelt de vrouw dat, ook nu het vrij te laten bedrag niet is verhoogd met de kinderalimentatie, de man voldoende draagkracht heeft om een bedrag aan kinderalimentatie te blijven betalen. De reden daarvoor is dat de berekening van de draagkracht volgens de Trema normen op een aantal punten afwijkt van de (door de rechter-commissaris gehanteerde) Recofa berekening. Het huidige vrij te laten bedrag van de man, zoals bepaald door de rechter-commissaris, geeft volgens de vrouw nog voldoende ruimte voor een bijdrage ten behoeve van [kind]. De vrouw komt blijkens haar in het geding gebrachte berekening op een beschikbare bedrag van € 201,-- per maand.
12. Ten tweede stelt de vrouw - kort gezegd - dat de man bewust allerlei (frauduleuze) handelingen heeft gepleegd, waardoor schulden zijn ontstaan en hij zijn schuldeisers heeft benadeeld. Het zou volgens de vrouw onredelijk zijn om de handelingen en keuzes van de man op het kind af te wentelen, die op dit moment behoefte heeft aan een bijdrage van de man. Het moet volgens de vrouw niet mogelijk zijn dat de man de schuldsaneringsregeling kan gebruiken om onder zijn verantwoordelijkheden jegens [kind] uit te komen.
13. De man weerspreekt de aantijgingen van de vrouw. De man betwist dat er sprake is van fraude of het bewust niet nakomen van verplichtingen. De man wijst er op dat de meeste schulden uit de huwelijkse periode stammen.
14. Het hof overweegt hierover het volgende.
Indien een alimentatieplichtige definitief is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, is het uitgangspunt dat een verzoek tot nihilstelling van de alimentatie wordt toegewezen voor de duur van de schuldsaneringsregeling. Bijzondere omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat een uitzondering op dit uitgangspunt wordt gemaakt.
15. In beginsel moet ervan worden uitgegaan, dat de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, - zoals ook uit het vonnis van dat college van 28 juli 2011 blijkt - de noodzaak van toepassing van de schuldsaneringsregeling en het gedrag van de man jegens de schuldeisers voldoende heeft meegewogen. Dit brengt mee dat het hof de beslissing van de rechtbank tot toelating van de man tot de schuldsaneringsregeling en tot handhaving van die regeling als een gegeven aanvaart. Het hof beoordeelt dan ook niet (alsnog) rechtmatigheid van de toepassing van de WSNP ten aanzien van de man.
16. Het staat de vrouw echter vrij feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting bewijs aan te bieden, die meebrengen dat de man jegens de vrouw ook gedurende de periode van de schuldsanering verplicht is aan haar betalingen te doen ten behoeve van [kind]. De feiten en omstandigheden die de vrouw in dit verband heeft gesteld, zijn - gelet op de gemotiveerde betwisting van de man- onvoldoende onderbouwd. De vrouw heeft ook overigens geen feiten en omstandigheden gesteld die rechtvaardigen dat wordt afgeweken van het uitgangspunt dat is vermeld in rechtsoverweging 14.
17. Het hof constateert dat de man enige onduidelijkheid heeft laten bestaan omtrent de hoogte van het aan hem toegekende vrij te laten bedrag voor wat betreft de periode vanaf 1 januari 2012. Niettemin brengt de omstandigheid dat de man toegelaten is tot de WSNP met zich mee dat hij met ingang van genoemde datum niet langer meer de vrije beschikking heeft over zijn salaris, sindsdien moet leven van enkel het vrij te laten bedrag, dat op de voet van artikel 295 lid 2 Fw wordt afgestemd op de belastingvrije voet en de noodzakelijke kosten van het bestaan, en geldt als uitgangspunt dat hij geen draagkracht meer heeft om kinderalimentatie te voldoen.
Nu bovendien ter zitting van het hof is komen vast te staan dat de rechter-commissaris bij zijn beslissing van 28 januari 2013, rekening houdend met de omstandigheden van het geval, geen gebruik heeft gemaakt van zijn in artikel 295 lid 3 Fw toegekende discretionaire bevoegdheid om het vrij te laten bedrag te verhogen met het bedrag van de onderhoudsverplichting van de man jegens [kind], concludeert het hof dat de man gedurende de periode waarin op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing is niet over voldoende draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage ten behoeve van [kind] te betalen.
24. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd.
25. In geval partijen gewezen echtgenoten zijn, is het gebruikelijk om de kosten van het geding in beide instanties te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. In het door de man gestelde ziet het hof onvoldoende aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt van het geding in eerste aanleg en het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, voorzitter, M.P den Hollander en I.A. Vermeulen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 maart 2013 in bijzijn van de griffier.