ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6783
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schadestaatprocedure met betrekking tot concurrentiebeding en bewijsvoering
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2013, betreft het een schadestaatprocedure waarin de appellante niet ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep tegen een eerder vonnis van 17 februari 2010. De zaak is aanhangig gemaakt voor 1 januari 2013 en werd behandeld door het hof, locatie Leeuwarden. De appellante, een besloten vennootschap gevestigd te Heerenveen, had in eerste aanleg als eiseres opgetreden. De geïntimeerde, die in eerste aanleg gedaagde was, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat. De kern van de zaak draait om de vraag of de appellante, die een concurrentiebeding had, schade had geleden en of zij bewijs kon leveren van feiten die haar recht op schadevergoeding zouden onderbouwen.
Het hof oordeelde dat de verklaring van de getuige geen bewijs opleverde voor hetgeen de appellante te bewijzen was opgedragen. De getuige verklaarde dat er gesprekken waren geweest over de plaatsing van een windturbine, maar dat deze niet in eigendom was van de appellante. Het hof onderschreef het oordeel van de kantonrechter over het bewijs met betrekking tot de windmolen en concludeerde dat de grieven van de appellante faalden. Het hof bekrachtigde het vonnis van 6 juli 2011 en veroordeelde de appellante in de proceskosten van de procedure in hoger beroep, die op dat moment waren begroot op € 284,-- aan verschotten en € 1.788,-- aan salaris voor de advocaat. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.