ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6351

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/00247
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep bij te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het hoger beroep van belanghebbende, X te Z, tegen de uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 2 oktober 2012. De zaak betreft de betaling van griffierecht, dat door belanghebbende één dag te laat is voldaan. De uitnodiging voor de zitting op 5 maart 2013 was op correcte wijze verzonden, maar belanghebbende is zonder bericht niet verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de griffierechtbetaling op 21 augustus 2012 is bijgeschreven, terwijl de betalingstermijn op 20 augustus 2012 eindigde. De wet schrijft voor dat indien het griffierecht niet tijdig is betaald, het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij erop vertrouwde dat de betaling tijdig zou worden verwerkt, maar het Hof oordeelde dat deze veronderstelling niet voldoende was om de te late betaling te rechtvaardigen. De omstandigheden van de zaak, waaronder de late betalingsopdracht, zijn voor risico van belanghebbende. Het Hof heeft geconcludeerd dat er geen reden is om het verzet van belanghebbende gegrond te verklaren. De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken en de griffier heeft de uitspraak op 26 maart 2013 aangetekend verzonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummer 12/00247
uitspraakdatum: 26 maart 2013
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het verzet van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 2 oktober 2012,
in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland (hierna: Ambtenaar)
1. De uitspraak waarvan verzet
Het verzetschrift van belanghebbende is ter griffie van het Hof ontvangen op 15 november 2012. Het richt zich tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 2 oktober 2012 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank te Zutphen van 21 maart 2012. Een kopie van de uitspraak waarbij belanghebbendes hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard is aan deze uitspraak gehecht.
2. Behandeling van het verzet
2.1 Tot de stukken waarop het Hof bij de beoordeling van het verzet acht slaat, behoren het hogerberoepschrift en het verzetschrift van belanghebbende, alsmede de stukken met betrekking tot het griffierecht in hoger beroep.
2.2 Het Hof heeft de Inspecteur niet in de verzetprocedure betrokken.
2.3 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2013 te Arnhem. Belanghebbende is daarvoor uitgenodigd bij aangetekende brief van 29 januari 2013 gericht aan het laatstelijk bij het Hof bekende adres, a-straat 1 te Z, doch is zonder bericht niet verschenen. Uit een door de griffier ingesteld onderzoek blijkt dat deze uitnodiging op 30 januari 2013 door PostNL op genoemd adres is afgeleverd en dat daarvoor is getekend. Belanghebbende is derhalve op een juiste wijze voor de zitting van het Hof uitgenodigd.
3. De feiten
3.1 Het hogerberoepschrift van belanghebbende is op 3 mei 2012 ontvangen ter griffie van het Hof.
3.2 Bij aangetekend schrijven van 23 juli 2012, gericht aan het genoemde adres, heeft de griffier belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. In het schrijven is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief diende te zijn bijgeschreven op de in die brief vermelde rekening. De betalingstermijn is geëindigd op maandag 20 augustus 2012. Tevens is vermeld dat bij niet tijdig betalen het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3.3 De brief van 23 juli 2012 is niet door het Hof retour ontvangen. Uit onderzoek is gebleken dat de brief op 25 juli 2012 is afgeleverd op het adres van belanghebbende.
3.4 Het griffierecht is op 21 augustus 2012 bijgeschreven op de rekening die is vermeld in de hiervóór onder 1.2 genoemde brief.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Vaststaat dat belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft betaald.
4.2 Artikel 8:41, tweede lid, van de Awb schrijft voor dat indien het geheven griffierecht niet binnen de daarvoor gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven of gestort, het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Deze bepaling is in hoger beroep van overeenkomstige toepassing verklaard bij artikel 27l, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze wettelijke bepalingen zijn dwingend voorgeschreven. De mogelijkheid om het verschuldigde griffierecht alsnog – na het verstrijken van de termijnen – te betalen, biedt de wet niet.
4.2 Belanghebbende heeft een afdruk van “ABN AMRO Transactiedetails” overgelegd. Daarop is vermeld dat de overboeking van een bedrag van € 115 naar tegenrekening 56.99.90.548 van het Arrondissement-Arnhem op (vrijdag) 17 augustus 2012 is afgeboekt van zijn rekeningnummer. Hij stelt dat hij op grond van zijn ervaring met het binnen- en buitenlandse betalingsverkeer ervan mocht uitgaan dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk na het weekend op maandag 20 augustus 2012 zou zijn bijgeboekt op de genoemde rekening.
4.4 Onder de gegeven omstandigheden kan naar het oordeel van het Hof redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Nu belanghebbende zo kort vóór het verstrijken van de betalingstermijn het verschuldigde griffierecht naar het opgegeven rekeningnummer heeft overgemaakt, dient de te late betaling als gevolg van een trager betalingsverkeer dan waarmee hij heeft rekening gehouden, voor zijn risico te blijven.
slotsom
Het verzet van belanghebbende is ongegrond.
5. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Monsma, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans, en mr. M.C.M. de Kroon, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2013.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 maart 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.