ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6229

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.122.286/01 en 200.122.288/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen raadsheren in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 maart 2013 uitspraak gedaan over wrakingsverzoeken van verzoeker 1 en verzoekster 2 tegen de raadsheren J.J. Beswerda, A. Dijkstra en P.W.J. Sekeris. De verzoekers waren in hoger beroep gegaan tegen eerdere beschikkingen van de strafrechter, waarbij hun klachten op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) waren afgewezen. De wrakingskamer heeft de verzoeken tot wraking afgewezen, omdat de eerdere betrokkenheid van de raadsheren bij de behandeling van de klachten niet voldoende grond gaf om te vrezen voor een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekers niet hadden aangetoond dat de raadsheren niet onpartijdig zouden zijn in de behandeling van hun hoger beroep. De wrakingskamer benadrukte dat de subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid in overweging moeten worden genomen, maar dat de enkele eerdere betrokkenheid van de raadsheren bij andere rechtszaken van verzoekers niet automatisch leidt tot een schending van de onpartijdigheid. De beslissing van de wrakingskamer werd genomen in het kader van de waarborgen van een eerlijke rechtsgang zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeken ongegrond waren en heeft deze afgewezen.

Uitspraak

HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
Beschikking van 22 maart 2013 in de zaken met zaaknummer 200.122.286/01en 200.122.288/01
tussen
[verzoeker 1] en
[verzoekster 2],
verzoekers in het wrakingsincident,
tegen
mrs. J.J. Beswerda, A. Dijkstra en P.W.J. Sekeris,
raadsheren in dit hof,
verweerders in het wrakingsincident.
mr. H. Dijkstra, advocaat-generaal, belanghebbende.
Het verloop van de procedure
In de zaak met parketnummers 24-000840-12 en 24-000841-12 heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, bestaande uit mrs. J.J. Beswerda, voorzitter, en A. Dijkstra en P.W.J. Sekeris, raadsheren, voor het laatst op 13 februari 2013 zitting gehouden. Ter terechtzitting hebben verzoekers een verzoek gedaan dat strekt tot wraking van mrs. Beswerda, Dijkstra en Sekeris. De van die zitting opgemaakte processen-verbaal bevinden zich bij de stukken.
Mede namens mrs. Dijkstra en Sekeris heeft mr. Beswerda per e-mailbericht van 1 maart 2013 deze wrakingskamer bericht niet in de verzochte wraking te berusten, af te zien van de gelegenheid om te worden gehoord en in het verzoek geen aanleiding te zien daar schriftelijk op te reageren.
Het verzoek strekkende tot wraking is behandeld in raadkamer van de wrakingskamer op 8 maart 2013. In raadkamer zijn verzoekers verschenen. Verzoekers hebben ter zitting beiden een pleitnota overgelegd.
De advocaat-generaal, mr. H. Dijkstra, is niet in raadkamer verschenen.
De beoordeling
De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
1. De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het wrakingsverzoek
2. Het wrakingsverzoek van [verzoeker 1], zoals vermeld in het daarvan opgemaakte proces-verbaal, luidt als volgt:
” Ik wraak de raadsheren mr. J.J. Beswerda, mr. A. Dijkstra en mr. P.W.J. Sekeris. De reden is dat genoemde raadsheren betrokken zijn geweest bij de behandeling van klachten die door mij en mijn mede-appellant mevrouw [verzoekster 2] op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering zijn ingediend. Mr. Beswerda was zestien keer betrokken bij de beoordeling van een dergelijke klacht, mr. Dijkstra twaalf keer en mr. Sekeris vier keer. In een van de procedures heeft mr. Poelman onze klacht ongegrond verklaard. Die beslissing was ook ondertekend door mr. Beswerda en mr. Dijkstra, terwijl deze raadsheren niet bij de behandeling van de klacht aanwezig waren.
Onze klachten betroffen de meest verregaande vorm van politie- en justitiecorruptie, valse aangiften, valsheid in geschrift en misbruik van bevoegdheden. Al de klachten zijn naar onze stellige overtuiging en op grond van bestaand bewijs ten onrechte afgewezen. Daarmee heeft het hof politiecorruptie geaccepteerd. De door ons gewraakte raadsheren hebben tot taak de rechtsstaat te beschermen. Zij zijn daarvoor naar onze mening ongeschikt. Gelet daarop zou de rechterlijke onpartijdigheid in de onderhavige procedure schade kunnen lijden. Wij menen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij deze raadsheren ontbreekt. Daarom doen wij, gelet op de artikelen 512 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering, een verzoek tot wraking van genoemde raadsheren.”
[verzoekster 2] heeft zich, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, bij het wrakingsverzoek van haar echtgenoot [verzoeker 1] aangesloten. Ter toelichting op deze verzoeken hebben verzoekers bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nog te kenen gegeven dat hun wrakingsverzoek met name ziet op het feit dat al hun klachten ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering door deze raadsheren zijn afgewezen, reden waarom verzoekers in hun hoger beroep tegen de beschikkingen ex artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering deze raadsheren onvoldoende onpartijdig achten.
3. De wrakingskamer van het hof merkt voorafgaand aan de behandeling van het wrakingsverzoek het volgende op. Deze wrakingskamer begrijpt van verzoekers dat zij door de wijze waarop politie en justitie zich volgens hen de afgelopen jaren jegens hen hebben bejegend, getergd zijn en dat dit hun hele leven beïnvloedt. Zoals bij de mondelinge behandeling reeds meegedeeld, moeten verzoekers echter begrijpen dat (de wrakingskamer van) het hof in het kader van dit wrakingsverzoek daaromtrent geen beslissing kan nemen.
De beoordeling van het wrakingsverzoek
4. Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 512 Sv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 6 EVRM heeft een ieder recht op een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht.
5. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 512 Sv en artikel 6 EVRM kan onderscheid worden gemaakt tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid. Bij de subjectieve aspecten gaat het om de persoonlijke instelling van de rechter. Bij de objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. De verzoeker hoeft niet te bewijzen dat die feiten of omstandigheden ook werkelijk tot vooringenomenheid hebben geleid: "legitimate doubt" kan voldoende zijn. De feiten waarop de verzoeker zich beroept moeten aannemelijk zijn geworden. Zij moeten zwaarwegende redenen opleveren voor (objectiveerbare) twijfel aan de onpartijdigheid.
6. Als objectieve aspecten van onpartijdigheid hebben verzoekers - kort gezegd - aangevoerd dat mrs. Beswerda, Dijkstra en Sekeris reeds diverse malen hun klachten ex artikel 12 Sv hebben behandeld en deze hebben afgewezen. Het hof (de wrakingskamer) begrijpt het wrakingsverzoek aldus dat het bezwaar zich richt tegen deelname van diezelfde raadsheren, die de desbetreffende klachten ex artikel 12 Sv hebben afgewezen, aan de behandeling van klagers hoger beroep tegen de beschikkingen ex artikel 89 en artikel 591a Sv. Deze enkele eerdere betrokkenheid van deze raadsheren bij andere rechtszaken van verzoekers, ook al zijn alle klachten ex artikel 12 Sv afgewezen, geeft nog geen grond om te vrezen dat deze raadsheren bij de behandeling van klagers hoger beroep tegen de beschikkingen ex artikel 89 en artikel 591a Sv niet onpartijdig zouden zijn. Dit betekent dat de verzoeken tot wraking ongegrond zijn en dienen te worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof (de wrakingskamer):
- wijst af het verzoek tot wraking.
Aldus gewezen door mrs. L. Groefsema, voorzitter, R.A. van der Pol en G.M. Meijer-Campfens, leden van de wrakingskamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 maart 2013 in bijzijn van de griffier mr. M. Koster.