GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.120.303
(zaaknummer rechtbank 324173)
beschikking van de familiekamer van 14 februari 2013
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], verder te noemen “de vader”,
en [verzoekster],
wonende te [woonplaats], verder te noemen “de tante”,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf te Den Haag,
Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen “de stichting”.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen “de moeder”,
advocaat: mr. T.A.D. Luijten te Utrecht.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Utrecht van 8 augustus 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 oktober 2012, zijn de vader en de tante in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Zij verzoeken het hof een bijzonder curator te benoemen om de hierna te noemen kinderen te vertegenwoordigen in de procedure met het zaaknummer 200.114.897, verder te noemen “de hoofdzaak”. Voorts verzoeken zij het hof in de hoofdzaak die beschikking:
Primair
I. te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de voogdij van de stichting over nader te noemen kinderen wordt beëindigd en de vader zal worden belast met het gezag over hen;
Subsidiair
II te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de voogdij van de stichting
over de kinderen wordt beëindigd en de tante zal worden belast met de voogdij over de
kinderen;
Meer subsidiair
III te bepalen dat de woonplaats en/of (feitelijke) verblijfplaats van de kinderen zal
worden gewijzigd in die zin dat zij met ingang van, naar het hof begrijpt, de datum van
de door het hof te geven beschikking, bij de vader woonachtig zullen zijn;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
IV kosten rechtens.
2.2 Op 25 oktober 2012 is ter griffie van het hof binnengekomen een brief van mr. Dijkgraaf van 25 oktober 2012 met als bijlage een aanvulling bij het verzoekschrift in hoger beroep in de hoofdzaak.
2.3 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 22 november 2012, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep in de hoofdzaak van de vader en de tante bestreden. De stichting verzoekt het hof de verzoeken (primair, subsidiair en meer subsidiair) van de vader en de tante in hoger beroep in de hoofdzaak af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 10 december 2012 een brief van mr. Dijkgraaf van dezelfde datum;
- op 14 december 2012 een brief van mr. Luijten van 13 december 2012 met bijlage(n), waarin wordt verzocht (naar het hof begrijpt) het verzoek van de vader en de tante tot benoeming van een bijzonder curator af te wijzen;
- op 18 januari 2013 een brief van mr. Luijten van dezelfde datum.
2.5 De mondelinge behandeling van het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator heeft op 22 januari 2013 plaatsgevonden. De vader en de tante zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de stichting zijn verschenen [...] en [...]. Namens de moeder is haar advocaat verschenen. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is niemand verschenen.
2.6 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem.
3.1 Uit de - inmiddels beëindigde - affectieve relatie tussen de vader en de moeder zijn geboren:
- [kind 1], op [geboortedatum] 2001, hierna te noemen “[kind 1]”, en
- [kind 2], op [geboortedatum] 2002, hierna te noemen “[kind 2]”,
ook wel gezamenlijk “de kinderen” te noemen.
3.2 De moeder was ten tijde van de geboorten van de kinderen minderjarig. De vader heeft de kinderen erkend. De ouders hebben nimmer het ouderlijk gezag over de kinderen gehad.
3.3 Bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Utrecht van 26 september 2003 is de grootmoeder van vaderszijde, [de grootmoeder], verder te noemen “de grootmoeder”, benoemd tot voogdes over de kinderen.
3.4 Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 15 april 2009 is de grootmoeder ontzet uit de voogdij en is de stichting benoemd tot voogd over de kinderen. Het verzoek van de moeder haar te belasten met het ouderlijk gezag is bij deze beschikking afgewezen.
3.5 Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 13 april 2011 is het verzoek van de vader hem te belasten met het ouderlijk gezag over de kinderen afgewezen en is bepaald dat de vader, voorlopig totdat nader wordt beslist, recht heeft op contact met de kinderen minimaal tweemaal per maand gedurende twee uur bij hetzij TussenThuis of - indien mogelijk - op de verblijfplaats van de kinderen of op een andere voor zowel de vader als de stichting met het oog op de veiligheid en de begeleiding aanvaardbare locatie.
3.6 Bij beschikking van 1 februari 2012 heeft de rechtbank Utrecht bepaald, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vader recht heeft op omgang met de kinderen eenmaal per zes weken anderhalf uur begeleid op het kantoor van de stichting, alsmede bepaald dat de vader tweewekelijks begeleid belcontact met de kinderen heeft van maximaal vijftien minuten, en heeft de kinderrechter het meer of anders verzochte afgewezen.
3.7 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Utrecht op of omstreeks 7 mei 2012, hebben de vader en de tante verzocht, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
Primair
- de voogdij van de stichting over de kinderen zal worden beëindigd en de man zal
worden belast met het gezag over de kinderen;
Subsidiair
- de voogdij van de stichting over de kinderen zal worden beëindigd en de tante zal
worden belast met het gezag over de kinderen;
Meer subsidiair
- de woonplaats en/of (feitelijke) verblijfplaats van de kinderen zal worden gewijzigd
in dier voege dat zij met ingang van, naar het hof begrijpt, de datum waarop de
rechtbank een beschikking zal geven, bij de vader woonachtig zullen zijn;
Primair, subsidiair en meer subsidiair,
- kosten rechtens.
3.8 Bij beschikking van 7 juni 2012 heeft dit hof het verzoek van de vader tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 1 februari 2012 afgewezen.
3.9 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader en de tante afgewezen.
3.10 Bij beschikking van 27 december 2012 heeft dit hof, beschikkende in hoger beroep, voor zover thans van belang, de beschikking van 1 februari 2012 vernietigd en opnieuw beschikkende vastgesteld dat de vader en de kinderen minimaal één keer per drie weken gedurende vier uren omgang hebben met elkaar en gedurende iedere vakantie een hele dag; dit onder de in 4.5 van die beschikking genoemde voorwaarden.
3.11 De kinderen verbleven van 2001 tot 2006 grotendeels bij de grootmoeder. Vervolgens verbleef de vader met de kinderen tot 2009 in Spanje. Na terugkomst uit Spanje verbleef de vader met de kinderen bij zijn zuster in [plaatsnaam]. In april 2010 is de vader aangehouden vanwege verdenking van onttrekking van de kinderen aan het gezag van de stichting en heeft de stichting de kinderen op een crisisobservatiegroep van Nieuw Maliesteyn (Leger des Heils) geplaatst. Sinds 30 september 2011 zijn de kinderen geplaatst in een gezinshuis.
4. De motivering van de beslissing
4.1 De vader en de tante verzoeken een bijzondere curator te benoemen. Zij stellen dat sprake is van een netwerk van belanghebbenden rondom de kinderen. Daardoor is het voor de kinderen erg lastig om hun eigen mening te vormen en gevoelens te uiten ten aanzien van de huidige en toekomstige situatie. De benoeming van een onafhankelijk vertegenwoordiger in de vorm van een bijzondere curator kan de kinderen helpen om voor hun belangen op te komen.
4.2 De stichting voert aan dat de benoeming van een bijzondere curator niet in het belang van de kinderen is. De kinderen hebben moeite om te praten over wat zij willen en vinden en toevoeging van nog een extra persoon aan wie zij hun verhaal moeten vertellen is niet in hun belang. Bovendien zal er op korte termijn een onderzoek door het NIFP worden uitgevoerd waarin de stem van de kinderen voldoende wordt gehoord.
4.3 De moeder voert eveneens aan dat de benoeming van een bijzondere curator niet in het belang van de kinderen is, gelet op de extra belasting die een dergelijke benoeming zou vormen voor de kinderen. Bovendien worden de belangen van de kinderen voldoende vertegenwoordigd door de stichting. Voorts voert zij aan dat het verzoek tot benoeming onvoldoende is onderbouwd.
4.4 Ingevolge artikel 1:250 BW kan de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen, om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
4.5 Het hof overweegt als volgt. Bij de beantwoording van de vraag of de benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De benoeming van een bijzondere curator dient echter niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen. De rechter heeft bij beantwoording van die vraag een grote mate van beoordelingsvrijheid (Hoge Raad 23 november 2012, LJN BY3968). Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1:250 BW volgt dat met de herziening van het artikel is beoogd de benoeming van een bijzondere curator in scheidings- en omgangszaken te bevorderen. In dergelijke zaken kan een bijzondere curator een bemiddelende rol in een procedure vervullen en de stem van het kind naar voren brengen. Tevens valt uit het op 5 juli 2012 gepubliceerde adviesrapport van de kinderombudsman “over de waarborging van de stem en de belangen van kinderen in de praktijk” af te leiden dat in veel gevallen de rechtsbescherming van minderjarigen nog steeds versterking behoeft en dat het inschakelen van een bijzondere curator daaraan kan bijdragen.
4.6 Vast staat dat sprake is van zeer uiteenlopende opvattingen over het antwoord op de vraag aan wie het gezag over de kinderen dient toe te komen, alsmede over de toekomstige verblijfplaats van de kinderen. De kinderen, de stichting in haar hoedanigheid van voogd, de vader en de tante nemen ieder een eigen positie in en hebben, naar het zich laat aanzien, uiteenlopende belangen. Gelet op de nog te nemen beslissing op het verzoek in de hoofdzaak, de aard van de belangenstrijd, de leeftijd van de minderjarigen en de consequenties van die beslissing voor de lange termijn, zijn de belangen van de kinderen er in dit specifieke geval bij gebaat dat een onafhankelijke derde opkomt voor hun belangen, hen een stem geeft en hen vertegenwoordigt. Daar doet niet aan af dat het NIFP onderzoek zal verrichten waarin de mening van de minderjarigen mogelijk ook naar voren komt, nog daargelaten dat onduidelijk is wanneer de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zullen zijn. Het bezwaar van de extra belasting voor de kinderen kan naar het oordeel van het hof opgevangen worden door een zorgvuldige aanpak van de bijzondere curator.
4.7 De bijzondere curator zal de minderjarigen vanaf heden gedurende de procedure in de hoofdzaak zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen en begeleiden. Het hof zal mw. mr. H.P. Scheer, advocaat te Utrecht, tot bijzondere curator benoemen.
4.8 Teneinde de bijzondere curator in de gelegenheid stellen op korte termijn van de zaak kennis te nemen zal het hof de verzoekers opdragen om binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken in deze zaak en in de hoofdzaak aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen.
4.9 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
Het hof, beschikkende op het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator:
benoemt tot bijzondere curator:
mw. mr. H.P. Scheer
[adres]
telefoonnummer: [...];
bepaalt dat de verzoekers binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken in deze zaak en in de hoofdzaak ter beschikking van de bijzondere curator zullen stellen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, H.L. van der Beek en A. Roelvink-Verhoeff, bijgestaan door mr. A.J. Hase als griffier, en is op 14 februari 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.