ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5608

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.091.429/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijskracht aantekening mondeling vonnis in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2013, gaat het om de bewijskracht van een aantekening van een mondeling vonnis in een civiele procedure. De zaak is voortgekomen uit een eerdere procedure bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, waar ABN AMRO Schadeverzekeringen N.V. een vordering had ingesteld tegen [appellant] en andere betrokkenen wegens schadevergoeding na een inbraak. De inbraak vond plaats tussen 22 en 24 september 2006, waarbij laptops en andere apparatuur werden ontvreemd. ABN AMRO had schadevergoeding betaald aan Regio IJssel Vecht en vorderde nu betaling van [appellant] en zijn mededaders. Het hof oordeelde dat de aantekening van het mondeling vonnis, dat als stempelvonnis geldt, in samenhang met de dagvaarding moet worden gelezen. Het hof liet [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de vordering van ABN AMRO. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering in civiele procedures en de rol van mondelinge vonnissen in het bewijsproces. Het hof heeft de vordering van ABN AMRO tot een bedrag van € 26.767,13 toewijsbaar geacht, tenzij [appellant] in het tegenbewijs slaagt. De verdere procedure is aangehouden, waarbij het hof de voorwaarden voor het leveren van getuigenbewijs heeft vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.091.429/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 165630/ HA ZA 09-1844)
arrest van de eerste kamer van 26 maart 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. E. Schriemer, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
ABN AMRO Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: ABN AMRO,
advocaat: mr. J. de Graaf-Bakker, kantoorhoudend te Emmen.
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 5 januari 2011 en van 4 mei 2011 van de rechtbank Zwolle-Lelystad.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 25 juli 2000 (met grieven);
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord;
- een akte van 25 september 2012;
- een antwoordakte d.d. 23 oktober 2012.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3 De vordering van [appellant] luidt:
"te vernietigen de vonnissen van 5 januari 2011 en van 4 mei 2011 van de Rechtbank Zwolle onder rolnummer 165630/HA ZA 09-1844 en opnieuw rechtdoende zonodig onder ambtshalve aanvulling van de gronden de vorderingen van ABN AMRO alsnog af te wijzen met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van deze procedure voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad."
2.4 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
3. De verdere beoordeling
3.1 Als gesteld en erkend, dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud der overgelegde producties staat het volgende genoegzaam tussen partijen vast:
- Op 27 september 2006 is door de gebouwenbeheerder van de Regio IJssel Vecht aangifte gedaan van diefstal van laptops, docking stations, beamers en een LCD scherm en van vernieling van een raam, beugels, kabels, kantoormeubilair en gordijnen uit en aan het pand van de Regio IJssel Vecht aan [adres]. Aangever heeft de schade begroot op € 34.161,00. Volgens aangever is de inbraak gepleegd tussen vrijdag 22 september 2006 12.00 uur en zondag 24 september 2006 09.30 uur.
- In opdracht van ABN AMRO (waar Regio IJssel Vecht tegen dit soort schade verzekerd was) heeft een expert van Expertise-en Taxatiebureau Lengkeek Laarman & De Hosson op 26 september 2006 een bezoek gebracht aan voormeld pand en een onderzoek ingesteld naar aard en omvang van de inbraakschade. Het totale schadebedrag is getaxeerd op € 31.241,-- inclusief BTW. In het rapport is onder meer het volgende te lezen:
"(…)
BEVINDINGEN\ OMVANG VAN DE SCHADE
Opstal:
De opstalschade bestaat uit de kosten van een noodruit alsmede de uiteindelijke vervangend beglazing. Bij de inbraak hebben de daders een muurbeugel (waaraan een flatscreen was bevestigd) dermate ruw verbogen, dat een deel van het metselwerk beschadigd is geraakt. Op eenzelfde ruwe wijze werd de plafondbeugel van een beamer verbogen, als gevolg waarvan schade aan het betreffende systeemplafond (waarin de beugel was opgenomen) is ontstaan.
Inventaris:
De buit van de daders is aanzienlijk. Zo werden 17 laptops, 2 beamers, 12 docking stations en 1 lcd-televisie meegenomen. Een bureaustoel, enkele gordijnen, de ophangbeugel van de beamer, een gedeelte van de databekabeling en 6 docking stations werden door de daders vernield.
Van de niet-geinventariseerde inventaris ontvingen wij van verzekerde voldoende inzage in de originele aankoopdocumentatie van de ontvreemde zaken, op basis waarvan de schade kon worden vastgesteld."
- [appellant] is terzake van deze inbraak, samen met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (in eerste aanleg in de onderhavige zaak medegedaagden) gedagvaard voor de kinderrechter te Zwolle-Lelystad. Hem is daarbij onder meer het volgende ten laste gelegd:
“dat hij in of omstreeks de periode van 22 september 2006 tot en met 24 september 2006 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand op/aan [adres] heeft weggenomen één of meer laptops en/of één of meer docking stations en/of één of meer beamers en/of een LCD scherm (met toebehoren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Regio IJssel Vecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.”
- Blijkens de aantekening mondeling vonnis d.d. 26 oktober 2007 is [appellant] op genoemde datum door de kinderrechter te Zwolle-Lelystad ter zake het hiervoor weergegeven ten laste gelegde veroordeeld, waarbij dat feit is gekwalificeerd als:
“Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak gepleegd
22 september tot en met 24 september 2006.”
- Tegen bedoeld vonnis is geen hoger beroep ingesteld, zodat het onherroepelijk is geworden.
- Door ABN AMRO zijn ter zake van bedoelde schademelding bedragen groot € 969,-- en € 27.772,-- aan Regio IJssel Vecht uitgekeerd.
3.2 Stellende dat [appellant] genoemde [betrokkene 1] en genoemde [betrokkene 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door ABN AMRO vergoede schade, vorderde ABN AMRO in eerste aanleg betaling van een bedrag groot € 31.241,--, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en rente.
3.3 [betrokkene 2] en [appellant] hebben in eerste aanleg verstek laten gaan. [betrokkene 1] is verschenen en heeft verweer gevoerd. Na een tussenvonnis van 5 januari 2011 – waarbij de rechtbank ABN AMRO in de gelegenheid heeft gesteld bij akte nader bewijs bij te brengen van de door haar aan Regio IJssel Vecht vergoede (inbraak)schade – heeft de rechtbank bij haar eindvonnis d.d. 4 mei 2011 de vordering tegen [betrokkene 1] afgewezen (omdat
ABN AMRO de gestelde betaling onvoldoende zou hebben aangetoond) en de vordering tegen [betrokkene 2] en [appellant] integraal toegewezen.
3.4 Omdat het vonnis ook tegen [appellant] als gewezen op tegenspraak geldt (artikel 140 lid 2 Rv), heeft [appellant] terecht hoger beroep (in plaats van verzet) ingesteld teneinde zijn bezwaren tegen het vonnis te uiten.
Met betrekking tot de grieven:
3.5 De grieven leggen het vonnis, voor zover tegen [appellant] gewezen, in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor.
3.6 Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
3.7 De hiervoor bedoelde aantekening mondeling vonnis d.d. 26 oktober 2007 is een stempelvonnis als bedoeld in artikel 378a Sv. Genoemd artikel is immers ook van toepassing op het geding voor de kinderrechter (artikel 499 Sv). Artikel 378a Sv bepaalt dat de uitspraak op de aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk wordt aangetekend. Daaruit volgt dat de aantekening mondeling vonnis (die ten aanzien van het bewezen verklaarde slechts de kwalificatie van het strafbare feit vermeldt) slechts in samenhang met de dagvaarding kan worden gelezen en begrepen.
[appellant] heeft, als blijkend uit het proces verbaal van verhoor van de Regiopolitie IJsselland District Midden d.d. 18 juli 2007 (productie 2 bij memorie van antwoord) omtrent de hem gestelde vragen over de inbraak gepleegd in de periode 22 september 2006 tot en met
24 september 2006, onder meer de volgende antwoorden gegeven:
“U confronteert mij met een inbraak in het gebouw wat ik het “Venster”noem, gelegen aan [adres], daar zou in september 2006 zijn ingebroken door mij en nog 2 vrienden van mij.
Antwoord:
We hebben daar ingebroken
Vraag:
Wie
Antwoord:
Ik en kleine [betrokkene 2] hier bedoel ik mee [betrokkene 2]. Er was ook een derde persoon bij.
Vraag:
Hoe heeft de inbraak plaatsgevonden.
Antwoord:
Via een raam, welke is ingegooid.
Vraag:
Hoe is het raam ingegooid en door wie.
Antwoord:
Volgens mij met een baksteen, ik weet niet wie de steen gegooid heeft.
Vraag:
Weet je ook welk raam dit was die ingegooid is.
Antwoord:
Dit was de grote ruit en denk dat de ruit wel 3 meter hoog was.
Vraag:
Wie zijn er naar binnen gegaan
Antwoord:
… en kleine [betrokkene 2] zijn toen naar binnen gegaan.
Vraag:
Wat heb jij gedaan.
Antwoord:
Ik heb buiten het pand gewacht. Ik moest gewoon spullen aanpakken die de andere door de kapotte ruit aangaven.
Vraag:
Wat heb je allemaal aangepakt dan;
Antwoord:
Het waren allemaal laptops, het waren er een heleboel.
Vraag:
Waren het alleen laptops of nog andere goederen;
Antwoord:
Wat ik gezien heb waren het alleen maar laptop.
Vraag:
Wat hebben jullie met de buit gedaan.
Antwoord:
Deze hebben we naar huis gebracht;
Vraag:
Waar hebben jullie de buit achter gelaten.
Antwoord:
De laptops hebben we in 1e instantie bij [naam] dit is kleine [betrokkene 2] neergezet. Diezelfde avond werd de buit verdeeld en kreeg … enkel laptops en ik. Volgens mij heb ik 4 of 5 laptops meegenomen naar huis.
…”
3.8 Het hof is op grond van hetgeen hiervoor is weergegeven, één en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat – behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs – als vaststaand kan worden aangenomen dat [appellant], in ieder geval tezamen met genoemde [betrokkene 2] op of omstreeks de periode 22 september 2006 tot en met
24 september 2006 de in de dagvaarding genoemde 17 laptops en 2 beamers en (bijbehorende) kabels uit het gebouw van Regio IJssel Vecht te Zwolle heeft ontvreemd. Met betrekking tot de overige zaken (docking station(s) en een televisie) acht het hof dat bewijs voorshands niet geleverd, nu op dat punt een bekennende verklaring van één van de daders niet voorligt en uit de aantekening mondeling vonnis in combinatie met de dagvaarding niet zonder meer volgt dat ook deze door [appellant] c.s. zijn ontvreemd. Nu ter zake ook geen gespecificeerd bewijsaanbod van de zijde van ABN AMRO voorligt, gaat het hof daaraan verder voorbij.
3.9 Het hof zal [appellant] toelaten tot het leveren van het hiervoor bedoelde tegenbewijs.
3.10 Voor wat betreft de door ABN AMRO geleden schade is allereerst het door
ABN AMRO bij inleidende dagvaarding (als productie 1) overgelegde taxatierapport van Lengkeek, Laarman & De Hosson d.d. 22 januari 2007 van belang. Dit rapport is op verzoek van ABN AMRO nader toegelicht bij brief met bijlagen van 23 maart 2012 (productie 3 bij de memorie van antwoord). De bijlagen bevatten kopieën van onder meer de aanschaf van
22 laptops (factuur d.d. 27-09-06) en van een beamer (factuur d.d. 13-10-2006).
Het taxatierapport gaat telkens uit van 80 % van de nieuwwaarde, welk uitgangspunt het hof niet onredelijk voorkomt. Voor de zeventien laptops en de twee beamers levert dat een bedrag op van € 24.663,-- te vermeerderen met de (niet betwiste) verzend- en installatiekosten (€ 245,-- + € 1.450,31) en kan derhalve in redelijkheid worden uitgegaan van een schade van € 26.113,31. Het hof tekent daarbij aan dat, behoudens ten aanzien van de vervangingskosten beglazing (€ 653,82) voor de overigens in het taxatierapport begrote schade aan en in het gebouw waar de inbraak heeft plaats gevonden hetzelfde heeft te gelden als hiervoor is overwogen ten aanzien van de docking stations en de televisie, nu [appellant] heeft betwist voor die schade aansprakelijk te zijn en onvoldoende bewijs van het tegendeel voorligt, of te bewijzen is aangeboden. De kosten voor ondersteuning door de eigen technische dienst van Regio IJssel Vecht (door de taxateurs begroot op € 1.280,--) komen daarentegen niet onredelijk voor en worden ook niet gemotiveerd door [appellant] betwist. De totale schade waarvoor [appellant] aansprakelijk kan worden gehouden, komt daarmee op € 26.767,13.
3.11 Nu inmiddels – als door [appellant] bij memorie van grieven impliciet erkend en blijkend uit het als productie 1 (bij memorie van antwoord) overgelegde bankafschrift – als vaststaand kan worden aangenomen dat ABN AMRO schadeuitkeringen aan Regio IJssel Vecht heeft gedaan van € 27.772,- en € 969,--, is de vordering van ABN AMRO in hoofdzaak toewijsbaar tot voormeld bedrag van € 26.767,13, tenzij [appellant] slaagt in het tegenbewijs als hiervoor bedoeld. Nu dit bedrag daadwerkelijk is uitgekeerd, gaat het hof er vanuit dat het eigen risico (€ 2.500,--) daarin is verdisconteerd, zodat ook grief 6 geen doel treft.
Nader met betrekking tot grief 7:
3.12 ABN AMRO heeft aanspraak gemaakt op een bedrag groot € 1.190,-- aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten zijn berekend aan de hand van het Rapport Voor-werk II. In hoger beroep heeft ABN AMRO aangegeven dat in de kosten ook zijn begrepen de kosten verbonden aan het opmaken van het taxatierapport door Lengkeek, Laarman & De Hosson, die (blijkens productie 5 bij de memorie van antwoord) € 1.751,68 hebben bedragen en waarvan de hoogte op zich door [appellant] niet is betwist.
3.13 [appellant] heeft gemotiveerd betwist dat er voorafgaande aan de procedure meer incassowerkzaamheden zijn verricht dan het sturen van een enkele sommatiebrief.
3.14 De kosten van het opmaken van het taxatierapport komen voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:96 lid 2 onder b BW). Dat ABN AMRO overigens (buitengerechtelijke) kosten heeft gemaakt die niet moeten worden geacht te zijn begrepen in de normale proceskostenveroordeling is onvoldoende aannemelijk geworden. De grief treft derhalve in zoverre doel dat slechts het (gevorderde) bedrag groot € 1.190,-- voor toewijzing in aanmerking komt.
3.15 Voor zover de vorderingen van ABN AMRO voor toewijzing in aanmerking komen is daarover wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag der dagvaarding. De grief is in zoverre vergeefs voorgesteld.
3.16 Indien [appellant] niet slaagt in het leveren van tegenbewijs, zal hij – als alsdan grotendeels in het ongelijk te stellen partij – worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, zulks temeer nu hij eerst in hoger beroep verweer heeft gevoerd.
4. Slotsom
[appellant] wordt toegelaten tot het leveren van tegenbewijs als hiervoor onder 3.8 en 3.9 bedoeld. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. Beslissing
Het gerechtshof:
laat [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs als hiervoor onder de rechtsoverwegingen 3.8 en 3.9 bedoeld;
bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. K.E. Mollema, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
verhinderdata enquete
bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van dinsdag 9 april 2013, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
verstaat dat de advocaat van [appellant] uiterlijk twee weken voor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van ABN AMRO alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. K.E. Mollema, voorzitter, J.M. Rowel- van der Linde en
L. Groefsema en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 26 maart 2013 in bijzijn van de griffier.