GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zaaknummer gerechtshof 200.094.304/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad: 535798 / 11-839)
arrest van de tweede kamer van 19 maart 2013
Qualinorm B.V., mede handelend onder de naam Qualino,
gevestigd te Bunschoten (Spakenburg),
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Qualinorm,
advocaat: mr. B. Besseling, kantoorhoudende te Amersfoort,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 1],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. D.D.M. Rinkel, kantoorhoudende te Amsterdam.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 17 april 2012 in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd met als conclusie:
"I het vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, Locatie Lelystad van 13 juli 2011 onder zaaknummer/rolnummer 535798 CV 11-839 tussen geïntimeerde als gedaagde en appellante als eisers gewezen, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden te bekrachtigen en appellante te veroordelen in de kosten in beide instanties en het arrest ten aanzien van die kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren; en
II voor wat betreft de vermeerdering/wijziging van de eis, deze vorderingen in hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans deze aan appellante te ontzeggen met veroordeling van appellante in de kosten; en
III geïntimeerde verzoekt uw Gerechtshof rekening houdende met de beslissing in het incident ook de kostenveroordeling in het incident in het eindarrest vast te stellen en toe te delen."
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
Qualinorm heeft negenentwintig grieven opgeworpen.
Feiten
1. Wat betreft de weergave van de vaststaande feiten wordt verwezen naar hetgeen in het tussenarrest is opgenomen.
Het geding in eerste aanleg en de vorderingen van partijen
2. Wat betreft de procedure in eerste aanleg en de vorderingen van partijen wordt eveneens verwezen naar hetgeen in tussenarrest is opgenomen.
De gewijzigde vorderingen van Qualinorm in hoger beroep
3. In de conclusie van de memorie van grieven onder 347 heeft Qualinorm haar oorspronkelijke vorderingen gewijzigd. [geïntimeerde] heeft tegen deze eiswijzigingen geen bezwaar gemaakt terwijl het hof deze evenmin in strijd acht met de eisen van een goede procesorde, zodat het hof op deze gewijzigde vorderingen recht zal doen. Die vorderingen van Qualinorm luiden thans:
• [geïntimeerde] primair: uit hoofde van de onverschuldigde betaling te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 104.081,30 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
• [geïntimeerde] subsidiair: uit hoofde van de ongerechtvaardigde verrijking te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 104.081,30 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
• [geïntimeerde] meer subsidiair: uit hoofde van de onrechtmatige daad, omdat [geïntimeerde] (stilzwijgend) bewust haar medewerking heeft verleend en/of goedkeuring heeft verleend aan het onrechtmatig handelen van [A], te veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 104.081,30 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
• Voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] naast [A] aansprakelijk is voor (een gedeelte van) de vordering van Qualinorm van € 1.889.312,51 nu [A] onverschuldigde betalingen heeft verricht aan [geïntimeerde], althans [geïntimeerde] ongerechtvaardigd is verrijkt, althans zij haar medewerking heeft verleend en/of goedkeuring heeft verleend aan het onrechtmatig handelen van [A];
• [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Qualinorm van de buitengerechtelijke incassokosten conform het geldende liquidatietarief ad € 6.422,-;
• [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Qualinorm van de kosten van beslaglegging, ontruiming en bewaring van de inboedel vanaf 14 oktober 2010 tot en met 28 oktober 2010 ad € 24.515,25 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag vanaf 14 dagen na datum van het arrest;
• [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Qualinorm van de kosten van bewaring van de inboedel vanaf 28 oktober 2010 totdat de dag waarop deze kosten van bewaring niet meer verschuldigd zijn ad € 873,44 per maand te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag vanaf 14 dagen na datum van het arrest;
• [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Qualinorm van de beslagkosten inzake de Pauliana ad € 3.748,86 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag vanaf 14 dagen na datum van het arrest;
• [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Qualinorm van de kosten van beslaglegging inzake de Pauliana ad € 1.158,98;
• [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Qualinorm van de onderzoekskosten ad
€ 15.000,-;
• [geïntimeerde] te veroordelen ex artikel 843a Rv op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] niet voldoet aan het bevel, om alle bankafschriften van de periode 2002 tot en met september 2010 te overleggen van de volgende rekening: Rabobank spaarrekening behorend bij de rekening met nummer [nummer] en/of de ING rekening behorend bij de rekening met nummer [nummer];
• [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
De grieven
4. Grief 1 klaagt erover dat de kantonrechter een eindvonnis heeft gewezen terwijl Qualinorm nimmer de gelegenheid heeft gekregen om verweer te voeren tegen de reconventionele vordering van [geïntimeerde] middels het indienen van een conclusie van antwoord in reconventie. Daarom heeft de kantonrechter ten onrechte al een eindvonnis gewezen.
5. Het hof overweegt dat aan Qualinorm kan worden toegegeven dat zij recht heeft op het nemen van een conclusie van antwoord in reconventie en dat uit de gedingstukken niet voldoende duidelijk wordt dat haar die gelegenheid is geboden. Omdat het appel mede toe strekt haar die gelegenheid alsnog te bieden, waarvan zij ook gebruik heeft gemaakt, was een afzonderlijke grief hiervoor niet nodig. Qualinorm heeft dus geen belang bij haar grief.
7. Grief 2 komt erop neer dat de kantonrechter in rechtsoverweging 3 van het bestreden vonnis de gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerde] hoofdelijk aansprakelijk is voor (een gedeelte van) de vordering op [A] van € 1.889.312,51 te beperkt heeft weergegeven, nu deze niet alleen ziet op het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] maar hieraan tevens onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking ten grondslag is gelegd.
8. Het hof constateert dat voor zover deze vordering van Qualinorm in rechtsoverweging 3 van het bestreden vonnis te beperkt is weergegeven, uit rechtsoverweging 9 van dat vonnis afdoende blijkt dat de kantonrechter heeft onderkend dat aan deze vordering tevens onverschuldigde betaling aan [geïntimeerde] en ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde] ten grondslag is gelegd. Voor het overige geldt hier eveneens het hiervoor in rechtsoverweging 5 overwogene.
9. De grief faalt in zoverre. Voor het overige komt de gevorderde verklaring voor recht aan de orde bij de bespreking van grief 25.
10. Volgens grief 3 heeft [geïntimeerde] in haar conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie geen beroep gedaan op artikel 6:204 lid 1 BW en heeft de kantonrechter dit ten onrechte aangenomen.
11. Het hof constateert dat de onderdelen 23-28 van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van [geïntimeerde] uitdrukkelijk gaan over de door [geïntimeerde] gestelde goede trouw ten aanzien van de verschuldigdheid van op de gemeenschappelijke rekening gedane betalingen.
12. In zoverre treft de grief geen doel.
13. Voor het overige zal het hof deze grief tezamen met de grieven 4 tot en met 20 behandelen, nu deze zich alle richten tegen de afwijzing van de vordering van Qualinorm groot
€ 104.081,30 op de primaire grondslag onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW.
14. Tussen partijen staat vast dat van de bankrekeningen van Qualinorm een bedrag van
€ 104.081,30 is overgemaakt naar de gezamenlijke bankrekening van [geïntimeerde] en [A].
15. Qualinorm heeft primair terugbetaling van dit bedrag gevorderd wegens onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW).
16. Geen grief is opgeworpen tegen het oordeel van de kantonrechter dat voor de overboeking van dit bedrag geen grond aanwezig was. [geïntimeerde] heeft onder 181 tot en met 183 van haar memorie van antwoord aangevoerd dat het bedrag van € 104.081,30 dient te worden verminderd met de verschuldigde betalingen, die bestaan uit € 11.500,- voor tandartskosten "tandarts tlv bonus 9.633,87" en met het salaris dat op de gezamenlijke rekening is gestort. Voor het overige heeft [geïntimeerde] niet betwist dat Qualinorm op grond van artikel 6:203 BW in beginsel recht heeft op teruggave van de rest van het bedrag van € 104.081,30 op grond van onverschuldigde betaling.
17. [geïntimeerde] beroept zich erop dat zij redelijkerwijze met een verplichting tot teruggave geen rekening behoefde te houden en dat zij om die reden niet gehouden is tot teruggave (artikel 6:204 lid 1 BW). Qualinorm heeft betwist dat deze regeling hier van toepassing is, nu het gaat om de betaling van een geldsom, en heeft weersproken dat [geïntimeerde] redelijkerwijze geen rekening hoefde te houden met een teruggaveverplichting aan Qualinorm.
18. Daarmee houdt partijen verdeeld de vraag in hoeverre artikel 6:204 lid 1 BW hier van toepassing is, nu het de betaling van een geldsom betreft. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
19. Uit de wetsgeschiedenis (M.v.T. Inv, Parl. Gesch., p. 1424) volgt dat de vordering uit onverschuldigde betaling van een geldsom strekt tot terugbetaling van een gelijk bedrag. Juist om die reden is het tweede lid in artikel 6:204 BW opgenomen dat een uitzondering maakt voor het geval de ontvanger onbevoegd namens een ander een geldsom heeft ontvangen en aan die ander heeft doorbetaald. Artikel 6:204 lid 1 BW is hier derhalve niet van toepassing.
20. Artikel 6:2 lid 2 BW kan aan toewijzing van de vordering in de weg staan wanneer toewijzing in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (vergelijk Hof Leeuwarden, 28 februari 2012, LJN: BV7211).
21. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 5 geoordeeld dat de goede trouw van [geïntimeerde] in de weg staat aan de toewijzing van de vordering van Qualinorm uit hoofde van onverschuldigde betaling. Vervolgens heeft hij geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar is dat Qualinorm deze betalingen als onverschuldigd van [geïntimeerde] terugvordert, ook omdat aannemelijk is dat [geïntimeerde] de betalingen niet zou hebben gedaan of zou hebben kunnen doen zonder de onverschuldigde betalingen die [A] kennelijk gedurende een reeks van jaren heeft gedaan waardoor hij de schijn van gevierd zakenman met een groot inkomen ook tegenover [geïntimeerde] ophield.
22. Volgens Qualinorm (grief 20) is voor een redelijkheids- en billijkheidscorrectie geen plaats, gelet op de kwade trouw van [geïntimeerde]. Qualinorm heeft niet gegriefd tegen het oordeel dat aannemelijk is dat [geïntimeerde] de uitgaven niet zou hebben gedaan of zou hebben kunnen doen zonder de onverschuldigde betalingen. Evenmin heeft Qualinorm gegriefd tegen het kennelijke oordeel van de kantonrechter dat in geval [geïntimeerde] te goeder trouw was het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Qualinorm de onverschuldigde betalingen terugvordert.
23. Niet in geschil is dat [geïntimeerde] in beginsel gehouden is tot terugbetaling. Het hof oordeelt dat hier slechts anders indien [geïntimeerde] redelijkerwijze geen rekening hoefde te houden met een verplichting tot terugbetaling omdat zij er niet van op de hoogte was en redelijkerwijze ook niet behoefde te zijn dat [A] geen medeaandeelhouder was van Qualinorm.
24. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat zij niet wist en ook niet behoefde te weten dat de gelden die op de gezamenlijke bankrekening zijn gestort voor een groot deel geen rechtsgrond hadden. Zij heeft gesteld dat [A] haar om de tuin heeft geleid. Zij verkeerde in de veronderstelling dat [A] op een gegeven moment medeaandeelhouder is geworden van Qualinorm. Al vanaf het begin af aan had [A] een goed inkomen dat jaarlijks langzaamaan opliep. Gezien de zeer vergaande motiveringen en gedragingen van [A] heeft [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [A] medeaandeelhouder was van Qualinorm en recht had op de overgemaakte bedragen. Dat zij journaliste is maakt niet dat zij thuis in haar eigen vertrouwde omgeving ook als zodanig optreedt. Voor alle overboekingen en gedragingen had [A] een plausibele verklaring. [geïntimeerde] heeft hier nooit aan getwijfeld en heeft hier redelijkerwijs ook niet aan hoeven te twijfelen. Daarbij meent zij dat de pot de ketel verwijt, nu [A] gedurende acht jaar er in is geslaagd om bedragen van Qualinorm naar zijn bankrekening over te maken of met de pinpas van Qualinorm enorme bedragen te pinnen bij onder meer het casino, zonder dat dit door Qualinorm is opgemerkt. Dat Qualinorm de boekhouding niet heeft gecontroleerd komt voor haar rekening en risico.
25. Qualinorm heeft betwist dat [geïntimeerde] er op vertrouwde dan wel mocht vertrouwen dat [A] medeaandeelhouder van Qualinorm was. Volgens Qualinorm heeft [A] [geïntimeerde] niet in de waan gebracht dat hij een gevierd zakenman was, maar wist [geïntimeerde] (althans kon zij weten) dat [A] geen aandeelhouder was en dat hij slechts recht had op een modaal maandelijks inkomen. Daarnaast wist zij dat [A] gokte met geld van Qualinorm en met hun geld op de gezamenlijke rekening. Daarbij mag enig onderzoek van de ontvanger worden verwacht. [geïntimeerde] behoefde als redelijk nadenkend persoon te weten dat alle extra's niet aan haar/hen toekwamen en dat er geen sprake was van winstuitkeringen, althans zij had hier vragen over moeten stellen. De door [geïntimeerde] aangedragen bewijzen heeft Qualinorm uitgebreid gemotiveerd betwist.
26. [geïntimeerde] heeft voldoende feiten en omstandigheden gesteld die, indien deze komen vast te staan, de conclusie toelaten dat zij er niet van op de hoogte was en redelijkerwijze ook niet behoefde te zijn dat [A] geen medeaandeelhouder was van Qualinorm. Qualinorm heeft dit gemotiveerd betwist. Aangezien [geïntimeerde] zich op de rechtsgevolgen hiervan beroept, rust op haar ingevolge de hoofdregel van artikel 105 Rv ter zake de bewijslast. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep hiervan bewijs aangeboden en daarbij onder meer aangeboden [A] als getuige te horen. Het hof zal [geïntimeerde] tot dit bewijs toelaten.
27. Voor de toewijsbaarheid van de gevorderde wettelijke rente doet de kwade trouw de ontvanger zonder ingebrekestelling in verzuim zijn (artikel 6:205 BW). Van ontvangst te kwader trouw is sprake indien de ontvanger weet of vermoedt dat de prestatie hem niet verschuldigd is. Op Qualinorm rust ter zake de bewijslast en het bewijs hiervan heeft zij ook aangeboden. Althans zo leest het hof het gedane bewijsaanbod. Uit proceseconomische overwegingen zal het hof gelijktijdig aan Qualinorm het bewijs opdragen van haar stelling dat [geïntimeerde] wist dat haar echtgenoot geen medeaandeelhouder in Qualinorm was ofwel dat zij te kwader trouw was.
28. De verdere bespreking van deze grieven zal in afwachting van deze bewijslevering worden aangehouden.
29. Qualinorm heeft subsidiair aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] verplicht is haar schade te vergoeden op grond van ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). Grief 21 richt zich tegen de afwijzing van deze vordering.
30. Meer subsidiair heeft Qualinorm gevorderd dat [geïntimeerde] haar een bedrag van € 104.081,30 aan schadevergoeding betaalt uit hoofde van onrechtmatige daad. Deze vordering heeft de kantonrechter afgewezen. Tegen die afwijzing richten zich de grieven 22 en 23.
31. Het hof komt aan bespreking van deze grieven toe indien deze vordering van Qualinorm op de primaire grondslag wordt afgewezen.
32. In afwachting van de bewijslevering houdt het hof daarom ook de verdere bespreking van de grieven 21-23 aan.
33. Grief 24 werpt geen zelfstandige klachten op en zal daarom verder buiten de beoordeling blijven.
34. Grief 25 richt zich tegen de afwijzing van de gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerde] naast [A] aansprakelijk is voor (een gedeelte) van de vordering van Qualinorm groot € 1.889.312,51.
35. Qualinorm heeft gevorderd voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] naast [A] aansprakelijk is voor (een gedeelte van) deze vordering omdat Qualinorm onverschuldigde betalingen heeft verricht aan [geïntimeerde], althans [geïntimeerde] ongerechtvaardigd is verrijkt, althans zij (bewust) haar medewerking heeft verleend en/of goedkeuring heeft verleend aan het onrechtmatig handelen.
36. Uit de dagvaarding in eerste aanleg blijkt dat het gaat om het genoemde bedrag van
€ 104.081,30 dat naar de gezamenlijke rekening is overgemaakt en voorts om de volgende transacties:
a. de overboekingen naar de rekening van [A] met nummer [nummer] van in totaal € 534.374,20 en
b. de overboekingen naar de rekening van [A] met nummer [nummer] van in totaal € 839.962,01
die volgens Qualinorm (direct/indirect) mede ten gunste van [geïntimeerde] zijn gekomen doordat die rekeningen als gemeenschappelijke bankrekeningen werden gebruikt en van die rekeningen bedragen werden doorgestort naar de gezamenlijke rekening, hetzij de daarbij horende gemeenschappelijke spaarrekening, hetzij naar de ING rekening van [geïntimeerde] met nummer [nummer], hetzij op andere voor Qualinorm onbekende rekeningen.
Verder gaat het volgens Qualinorm om:
c. betalingen die [A] aan derden heeft gedaan met de pinpas van Qualinorm voor in totaal € 588.000,- en
d. de niet door [A] verantwoorde transacties met een totaalbedrag van € 69.751,73,
waarvan [geïntimeerde] heeft geprofiteerd.
Het gevorderde totaalbedrag van € 1.889.312,51 resteert nadat van het saldo van al deze bedragen is afgetrokken een bedrag van € 246.856,73 aan het aan [A] over de jaren 2002-2010 toekomende loon en zijn bonus over 2008.
37. Qualinorm heeft aan deze vordering nagenoeg dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd als aan de hiervoor besproken vordering ten bedrage van € 104.081,30. Daaraan heeft Qualinorm nog toegevoegd dat [geïntimeerde] inzicht had in de financiën van [A].
38. [geïntimeerde] heeft ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht betwist dat zij gehouden is tot terugbetaling, dan wel tot schadevergoeding. Zij heeft eraan toegevoegd geen inzicht te hebben gehad in de bij- en afschrijvingen van de bankrekeningen van [A] en hier nooit een bankpasje van te hebben gehad. Zij heeft betwist dat de op naam van [A] gestelde bankrekeningen als gemeenschappelijke bankrekeningen zijn gebruikt. Tevens heeft zij betwist van de door [A] gedane uitgaven en de door hem aan derden gedane betalingen te hebben geprofiteerd. Voor zover zij hiervan heeft geprofiteerd was zij er niet van op de hoogte dat [A] geen recht had op het geld. Zij heeft zich erop beroepen te goeder trouw te zijn geweest omdat zij dacht dat haar echtgenoot mede-eigenaar was van Qualinorm.
39. Het hof overweegt als volgt:
40. De betalingen op de gezamenlijke rekening in totaal groot € 104.081,30 zijn in het voorgaande reeds aan de orde geweest, zodat het hof ermee volstaat hiernaar te verwijzen.
41. Wat betreft de gevorderde verklaring voor recht dat (het restant van) het bedrag van
€ 1.889.312,51 onverschuldigd is betaald, dient allereerst vast komen te staan dat met de sub 36 a. tot en met d. gedane betalingen sprake is geweest van betalingen aan [geïntimeerde].
42. Het hof overweegt dat de onder 36 a. en b. bedoelde betalingen zijn gedaan op de bankrekeningen van [A] met nummers [nummer] en [nummer]. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat die bankrekeningen zijn benut als gezamenlijke rekening en dat die bedragen aldus mede door haar zijn ontvangen. Afgezien daarvan geldt dat Qualinorm, op wie de bewijslast rust van de ontvangst van deze bedragen door [geïntimeerde], hiervan geen bewijs heeft aangeboden, terwijl het hof geen aanleiding ziet Qualinorm tot het bewijs daarvan toe te laten. Het hof gaat daarom aan deze stelling voorbij. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat de onder 36 a. en b. genoemde betalingen mede zijn gedaan aan [geïntimeerde].
43. Wat betreft de onder 36 c. gestelde betalingen aan derden en de onder 36 d. genoemde niet verantwoorde transacties geldt dat onvoldoende is gesteld of gebleken dat sprake is geweest van betalingen aan en/of ontvangst van deze bedragen door [geïntimeerde].
44. De gevorderde verklaring voor recht is daarmee niet toewijsbaar ten aanzien van de hiervoor genoemde vier onverschuldigde betalingen aan [geïntimeerde].
45. Qualinorm heeft voorts gesteld dat [geïntimeerde] met de hiervoor sub 36 a. tot en met d. genoemde betalingen is verrijkt ten koste van Qualinorm zonder dat hiervoor een redelijk grond aanwezig was. De uitgaven zijn volledig gedaan van de uit fraude van Qualinorm afkomstige gelden.
46. Het hof overweegt dat vaststaat dat behoudens het loon en bonus over 2008 de sub 36 a. tot en met d. genoemde betalingen zonder grond zijn gedaan, nu [geïntimeerde] dit niet althans niet voldoende heeft betwist. Wel heeft [geïntimeerde] betwist hierdoor te zijn verrijkt.
47. Qualinorm heeft aangevoerd dat [A] van zijn genoemde bankrekeningen substantiële bedragen heeft overgemaakt naar de gezamenlijke rekening met nummer [nummer] en de daarbij horende spaarrekening en naar de ING bankrekening van [geïntimeerde] en dat [geïntimeerde] aldus is verrijkt.
48. Het hof overweegt ten aanzien daarvan dat niet in geschil is dat de gezamenlijke rekening met nummer [nummer] werd benut voor de kosten van de door [geïntimeerde] en [A] gevoerde gemeenschappelijke huishouding. Het hof acht daarom voorshands voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] met de op die gezamenlijke rekening gedane betalingen ongerechtvaardigd is verrijkt voor zover die betalingen niet eveneens aan [A] ten goede zijn gekomen en niet afkomstig zijn geweest uit het aan [A] toekomende bedrag van € 246.856,73 aan loon en bonus. Hetzelfde geldt voor de door Qualinorm gestelde doorgestorte betalingen door [A] naar de gezamenlijke spaarrekening. Het is echter aan Qualinorm om nog aan te tonen met welk bedrag [geïntimeerde] aldus is verrijkt.
49. Het hof is van oordeel dat niet voldoende concreet onderbouwd is gesteld dat [A] een deel - en zo ja: welk deel - van de van Qualinorm ontvangen gelden heeft overgemaakt naar de ING bankrekening van [geïntimeerde]. Qualinorm heeft hiervan ook geen bewijs aangeboden en het hof ziet geen aanleiding om Qualinorm ambtshalve tot de bewijslevering toe te laten, zodat aan deze stelling wordt voorbijgegaan.
50. Van de door Qualinorm in 303 van de memorie van grieven omschreven betalingen met de pinpas van Qualinorm die vallen onder de hiervoor onder 36 sub c genoemde betalingen met een totaalbedrag van € 588.000,- acht het hof, gezien de aard van de gedane bestedingen, voorshands voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] hierdoor is verrijkt. Het gaat om:
- het op 8 augustus 2009 bij Kookshop bestede bedrag van € 981,-;
- het op 14 november 2009 bij The Harbour bestede bedrag van € 1.100,-;
- het op 3 april 2010 bij Hotel Okura bestede bedrag van € 195,-;
- de op 9 september 2010 bij Anello Edelsmid voor [geïntimeerde] gekochte armband voor een bedrag van € 555,-.
51. Voor wat betreft de overige onder 36 sub c gestelde contante betalingen door [A] met de pinpas van Qualinorm, waaronder die genoemd in 305 van de memorie van grieven, acht het hof dit onvoldoende gesteld of gebleken, en heeft Qualinorm hiervan ook geen bewijs aangeboden. Dit geldt ook ten aanzien van de daartoe behorende door Qualinorm gestelde storting door [A] van een contant bedrag van € 1.500,- op de gezamenlijke rekening, nu niet is gesteld of gebleken dat dit bedrag tevoren van de bankrekening van Qualinorm is opgenomen, noch hiervan bewijs is aangeboden.
52. Van de onder 301 van de memorie van grieven nader omschreven betalingen door [A] van de bankrekening van Qualinorm die behoren tot de onder 36 sub d genoemde onverantwoorde transacties met een totaalbedrag van € 69.751,73 acht het hof, gezien de aard van de gedane bestedingen, voorshands voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] hierdoor ongerechtvaardigd is verrijkt. Daarbij gaat het om:
- de ritjes die in 2003 met de gehuurde Porsche 911 zijn gemaakt;
- de 48 flessen wijn voor een totaalbedrag van € 2.144,-;
- het aan Shimma (decoratie en renovatie) overgemaakte bedrag van € 3.106,39;
- de paardentrailer voor het paard van [geïntimeerde] aangekocht voor een bedrag van
€ 4.958,-;
- het op 7 februari 2010 bij Guel Clothes bestede bedrag van € 137,50 en bij Eleganza Schoenen Utrecht bestede bedrag van € 195,-;
- de bij Anello Edelsmid gekochte trouwringen ad € 1.755,-;
- de bij Media Markt Almere gekochte gadgets ad € 382,95;
- de bij Image Wear Utrecht gekochte kleding voor een bedrag van € 595,75.
53. Voor het overige geldt dat voor zover die ongerechtvaardigde verrijking is verminderd in de periode waarin de verrijkte met een verplichting tot schadevergoeding geen rekening behoefde te houden, deze verrijking buiten beschouwing blijft (artikel 6:212 lid 2 en 3 BW). Dit is het geval indien [geïntimeerde] er niet van op de hoogte was en redelijkerwijze niet behoefde te zijn dat [A] geen medeaandeelhouder was van Qualinorm. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van de wegens onverschuldigde betaling ingestelde vordering ten bedrage van € 104.081,30 is overwogen, zal het bewijs hiervan daarom ook in de context van de grondslag van ongerechtvaardigde verrijking aan [geïntimeerde] worden opgedragen.
54. Afhankelijk van de uitkomst van die bewijslevering zal [geïntimeerde] in een later stadium in de procedure in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren van de hiervoor in rechtsoverweging 48, 50 en 52 voorshands bewezen geachte ongerechtvaardigde verrijking.
55. Qualinorm heeft voorts gesteld dat [geïntimeerde] onrechtmatig ten opzichte van haar heeft gehandeld door bewust mee te werken aan het onrechtmatig handelen van [A]. [geïntimeerde] heeft [A] stelselmatig gevraagd om gelden over te maken, heeft gebruik gemaakt van de rekeningen van [A] als gezamenlijke rekeningen, heeft talloze luxe uitgaven gedaan, heeft hoge bedragen ontvangen van [A] afkomstig van fraude, aldus Qualinorm. Dit alles terwijl zij volgens Qualinorm wist dat [A] en zij hierop geen recht hadden nu deze gelden op frauduleuze wijze waren verkregen.
56. Het hof overweegt dat indien het gestelde onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] mocht worden aangetoond [geïntimeerde] uitsluitend aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die daardoor voor Qualinorm is ontstaan. Het hof oordeelt dat die schade wordt gevormd door dezelfde betalingen die het hof tot het voorshands oordeel hebben gebracht dat [geïntimeerde] als gevolg daarvan ongerechtvaardigd is verrijkt, als hiervoor onder 46-52 is overwogen. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerde] ten aanzien van diezelfde betalingen onrechtmatig heeft gehandeld, bij gebrek aan belang, geen verdere beoordeling behoeft.
57. Het hof zal de verdere bespreking van deze grief aanhouden in afwachting van de bewijslevering ten aanzien van de wetenschap van [geïntimeerde] omtrent het medeaandeelhouderschap van [A].
58. In afwachting van die bewijslevering houdt het hof voorts de bespreking van de grieven 26 tot en met 29 aan.
draagt [geïntimeerde] op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat zij er niet van op de hoogte was en redelijkerwijze ook niet behoefde te zijn dat [A] geen medeaandeelhouder was van Qualinorm;
draagt Qualinorm op te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [geïntimeerde] wist dat [A] geen medeaandeelhouder was van Qualinorm;
bepaalt voor zover partijen het bewijs zouden willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. M.W. Zandbergen, hiertoe tot raadsheer commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 16 april 2013 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat de advocaat van [geïntimeerde] uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van Qualinorm alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, G. van Rijssen en R.A. van der Pol en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op dinsdag 19 maart 2013 in bijzijn van de griffier.