ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4184

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.108.188/01 en 200.108.189/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Bentum, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Henkelman, zijn in 2008 met elkaar gehuwd en hebben een minderjarig kind. De rechtbank Groningen had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 500,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De man heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en de bijdrage op nihil te stellen, terwijl de vrouw voorwaardelijk incidenteel beroep heeft ingesteld.

Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de zorg van hun kind, dat bij de vrouw woont. De rechtbank had in eerste aanleg de behoefte van het kind onbepaald gelaten, maar het hof heeft de behoefte vastgesteld op € 500,- per maand, gebaseerd op de eerdere bijdrage die de man moest betalen. Het hof heeft ook de draagkracht van de man beoordeeld, waarbij het inkomen van de man is vastgesteld op € 31.741,- per jaar, en heeft geconcludeerd dat de man in staat is om de door de rechtbank opgelegde bijdrage te voldoen.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld over de verkoop van de echtelijke woning en de restschuld die hieruit voortvloeit. De man en de vrouw hebben overeenstemming bereikt over de verkoop van de woning, en het hof heeft bepaald dat de man de helft van de restschuld voor zijn rekening neemt. De uitspraak van het hof heeft geleid tot een gedeeltelijke vernietiging van de eerdere beschikking, waarbij de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind is vastgesteld op € 457,- per maand, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op € 500,- per maand.

Uitspraak

Beschikking d.d. 28 februari 2013
Zaaknummers 200.108.188 en 200.108.189
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Bentum, kantoorhoudende te Veendam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. E. Henkelman, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 13 maart 2012 (zaaknummer: 127285 / FA RK 11-1347) heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank), voor zover ten deze van belang, bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind], geboren [in 2008] (hierna: [kind]), aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling een bedrag van € 500,- per maand moet betalen. Voorts heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld en, voor zover ten deze van belang, bepaald dat aan de man wordt toegedeeld:
- de voormalige echtelijke woning aan [adres] [woonplaats] tegen een waarde van € 195.000,-, onder de verplichting de hypotheekschuld ten bedrage van € 195.000,- voor zijn rekening te nemen, onder de verplichting de vrouw voor de voldoening daarvan te vrijwaren, waarbij de man er zorg voor dient te dragen dat de vrouw uit haar verplichtingen uit hoofde van de lening waarvoor een hypotheek is gevestigd op de onroerende zaak aan [adres] [woonplaats] wordt ontslagen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 12 juni 2012, heeft de man verzocht de beschikking van 13 maart 2012 te vernietigen voor wat betreft de toedeling van de voormalige echtelijke woning aan [adres] te [woonplaats] aan de man en voor wat betreft de beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie en opnieuw beslissende te bepalen dat met ingang van de datum waarop het inleidend echtscheidingsverzoekschrift bij de rechtbank Groningen is ingediend de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] op nihil wordt gesteld, althans op een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 16 augustus 2012, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem dat te ontzeggen, althans de beschikking van 13 maart 2012, al dan niet onder verbetering van de gronden, te bekrachtigen en de kosten tussen partijen te compenseren.
Tevens heeft de vrouw bij voormeld verweerschrift voorwaardelijk incidenteel beroep ingesteld en daarin verzocht:
I. de man te gelasten kenbaar te maken, zulks binnen één maand na betekening van de beschikking van het hof, of de man de woning, staand en gelegen te [postcode] [woonplaats] aan [adres], in eigendom wenst te verkrijgen, zulks tegen een waarde van € 195.000,-, onder de verplichting van de man om de vrouw te vrijwaren voor de op deze woning rustende hypothecaire geldleningen en deze als eigen schuld te voldoen, alsmede - indien de man de woning wenst te verkrijgen - de man te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de toescheiding van deze woning binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van de beschikking van het hof, onder voornoemde voorwaarden aan de man, waarbij de kosten van de leverings- en hypotheekakte voor rekening van (naar het hof begrijpt:) de man komen;
II. te bepalen dat de man uit hoofde van overbedeling aan de vrouw de helft van de waarde van de levensverzekering dient te voldoen;
III. althans indien de man na ommekomst van deze maand de woning niet onder deze voorwaarden wenst te verkrijgen, de vrouw te machtigen tot het te gelde maken van voornoemde woning, met dien verstande dat de vrouw zich zal dienen te houden aan de volgende voorwaarden:
- de koop dient te worden gesloten onder gebruikelijke voorwaarden en bedingen;
- de verkoopprijs dient te liggen tussen de € 165.000,- en € 195.000,- (kosten koper);
- de verkoopkosten gaan de gebruikelijke makelaarscourtage niet te boven;
- het transport zal plaatsvinden ten overstaan van de notaris die door de potentiële kopers wordt aangewezen;
- althans onder voorwaarde en de termijnen die het hof juist acht;
IV. de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de levering van de op bovenstaande condities verkochte woning aan [adres] [woonplaats] en te bepalen dat, indien de man door de door de koper aangewezen notaris uitgenodigd wordt en niet op de aangegeven datum en tijdstip op diens kantoor verschijnt, de vrouw gerechtigd is de door het hof te wijzen beschikking in de plaats te stellen van de wilsbeschikking van de man in de notariële akte waarbij de woning wordt geleverd, alsmede te bepalen dat de aldus opgemaakte akte rechtsgeldig in de daartoe bestemde openbare registers kan worden ingeschreven, dan wel een vertegenwoordiger casu quo onafhankelijk persoon te benoemen die de door de man te verrichten rechtshandeling tot levering van de onroerende zaak, staande en gelegen aan [adres] [woonplaats], namens hem en op zijn kosten dient te verrichten, en
V. de kosten tussen partijen te compenseren.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2012, heeft de man het verzoek in het voorwaardelijk incidenteel beroep bestreden en verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar voorwaardelijk incidenteel appel, althans haar dit te ontzeggen, kosten rechtens.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder brieven met bijlagen van 4 juli 2012, 6 juli 2012 en 7 december 2012 van mr. Bentum en een brief van 29 november 2012 met bijlagen van mr. Henkelman.
Ter zitting van 19 december 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man en zijn advocaat en de vrouw en haar advocaat.
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. De man en de vrouw zijn [in 2008] in de gemeente [gemeente] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen. Uit dit huwelijk is [kind] geboren. Bij beschikking van de rechtbank van 29 november 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het huwelijk is op 7 februari 2012 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Partijen zijn van rechtswege gezamenlijk met het gezag over [kind] belast en [kind] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2. De vrouw heeft de rechtbank bij inleidend verzoek van 15 juni 2011, binnengekomen op de griffie van de rechtbank op 16 juni 2011, verzocht, voor zover ten deze van belang, om te bepalen dat de man dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] met een bedrag van € 705,- per maand, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Voorts heeft de vrouw verzocht de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen vast te stellen. De man heeft verweer gevoerd.
3. Bij (tussen)beschikkingen van 4 oktober 2011 en 29 november 2011 heeft de rechtbank de beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder “Het geding in eerste aanleg”. Het beroep van de man richt zich tegen deze beslissing.
De behoefte van [kind]
4. De rechtbank heeft in eerste aanleg de behoefte van [kind] onbepaald gelaten. Nu beide partijen onvoldoende gegevens in het geding hebben gebracht om de behoefte van [kind] te kunnen berekenen aan de hand van het gezamenlijke inkomen van partijen ten tijde van het uiteengaan, zal het hof in redelijkheid aansluiting zoeken bij de in eerste aanleg aan de man opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] ad € 500,- per maand. Aldus stelt het hof de minimale behoefte van [kind] vast op dit bedrag.
De geschilpunten
5. De geschilpunten tussen partijen betreffen:
? De echtelijke woning;
? De draagkracht van de man, en wel op de volgende punten;
? het inkomen van de man;
? de woonlasten van de man;
? het verplichte eigen risico ten behoeve van de zorgverzekering;
? de aflossing van schulden.
De overwegingen
De echtelijke woning
6. Na de beschikking van de rechtbank hebben partijen tijdens een kortgedingzitting bij de rechtbank Groningen op 2 oktober 2012 overeenstemming bereikt over de verkoop van de echtelijke woning. De woning is inmiddels verkocht en de levering van de woning stond voor 21 december 2012 gepland. De man heeft ter zitting verklaard dat hij de hypotheekkosten en de premies voor de levensverzekeringen tot de datum van de levering van de woning zal blijven voldoen. Gelet op het vorenstaande zal het hof bepalen dat de echtelijke woning van partijen voor gezamenlijke rekening zal worden verkocht.
Het inkomen van de man
7. De man heeft in zijn verweerschrift gesteld dat bij de berekening van zijn draagkracht uit moet worden gegaan van een inkomen van (afgerond) € 31.741,- per jaar. Dit bedrag is gelijk aan de winst van zijn onderneming in 2011. Ter zitting van het hof heeft de man dit standpunt niet gehandhaafd en heeft hij gesteld dat zijn winst in 2012 beduidend lager zal uitvallen. De man heeft ter zitting in hoger beroep aangeboden hiervan bewijs te leveren door middel van het aanleveren van nadere financiële stukken. Het hof passeert dit door de man ter zitting in hoger beroep gedane bewijsaanbod als tardief. Het hof is van oordeel dat het op de weg van de man had gelegen om tijdig de noodzakelijke bescheiden over te leggen. Het hof zal in de draagkrachtberekening van de man als inkomsten van de man dan ook uitgaan van de winst van zijn onderneming in 2011.
8. Het hof verwerpt de stelling van de vrouw dat de man, indien hij uit zijn bedrijf geen draagkracht kan genereren, zijn activiteiten moet beëindigen en een baan in loondienst moet zoeken. Gelet op de huidige economische situatie acht het hof niet aannemelijk dat de man in staat zal zijn binnen afzienbare tijd een beter betalende baan te vinden. Nu het hof uitgaat van een inkomen van de man van
€ 31.741,- gaat het hof ervan uit dat de man zijn verdiencapaciteit ten volle benut.
De woonlasten van de man
9. De vrouw stelt dat de man samenwoont en dat zijn woonlasten derhalve moeten worden gedeeld. De man heeft dit betwist. Nu de vrouw haar stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd zal het hof haar stelling passeren en de woonlasten van de man niet delen.
Het verplichte eigen risico ten behoeve van de zorgverzekering
10. Ter zitting heeft de man zijn grief ten aanzien van het verplichte eigen risico ten behoeve van de zorgverzekering ingetrokken zodat het hof deze grief onbesproken zal laten.
De aflossing van schulden
11. De man heeft gesteld dat er in zijn draagkrachtberekening rekening moet worden gehouden met een drietal huwelijkse schulden. De vrouw betwist dit.
12. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken concludeert het hof dat de door de man opgevoerde schuld aan Primeline ziet op de aanschaf van de Opel. Nu de man bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap naast deze schuld ook de Opel toegedeeld heeft gekregen zal het hof bij de berekening van zijn draagkracht geen rekening houden met deze schuld.
Het hof zal eveneens geen rekening houden met de door de man gestelde schuld aan [betrokkene]. Het hof is van oordeel dat de man deze schuld en de door de man te betalen aflossingen op deze schuld onvoldoende heeft onderbouwd.
De door de man gestelde vorderingen van de belastingdienst en de schuld ZVW heeft hij naar het oordeel van het hof eveneens onvoldoende onderbouwd. Onduidelijk is uit welke periode deze vorderingen dateren en welk bedrag de man hierop moet aflossen. Het hof zal dan ook met deze schuld geen rekening houden.
13. Na verkoop van de echtelijke woning zullen partijen geconfronteerd worden met een restschuld. Het hof gaat ervan uit dat de man de helft van de restschuld voor zijn rekening neemt en daar een bedrag van € 419,- per maand, zijnde de helft van het bedrag dat de man voor 1 januari 2013 aan aflossing en rente betaalde, op aflost. In de draagkrachtberekening is deze aflossing opgenomen onder post 123, hypotheekrente. Op grond van artikel 3:120a van de Wet op de Inkomstenbelasting, zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2013, is de restschuld nog gedurende een periode van tien jaar na het tijdstip van vervreemding van een eigen woning aftrekbaar. Omdat de woning geen eigendom meer is van de man, houdt het hof geen rekening met het eigen woningforfait, de premie hypotheekaflossing/premie levensverzekering en het forfait overige woonlasten.
De woonlasten van de man
14. Nu de echtelijke woning is verkocht en aan een derde zal worden geleverd zal de man andere woonruimte moeten zoeken. Er zijn door de man geen stukken in het geding gebracht waaruit het hof de huidige woonlasten van de man kan afleiden.
Nu hij geen stukken in het geding heeft gebracht waaruit zijn huidige woonlasten blijken, zal het hof voor de periode na 1 januari 2013 naast de in de bijstandnorm voor een alleenstaande begrepen gemiddelde basishuur van € 219,- (tarief januari 2013) geen rekening houden met woonlasten van de man.
De draagkracht van de man tot 1 januari 2013
15. Het hof heeft een draagkrachtberekening van de man opgesteld en daarbij gelet op het voorgaande en de overige niet-betwiste bedragen. Uit de door het hof opgestelde, en aangehechte, draagkrachtberekening blijkt dat de man in de periode tot 1 januari 2013 een draagkracht van € 425,- per maand had om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] te voldoen. De man is derhalve, gelet op het vorenstaande en in aanmerking nemende het fiscale voordeel, in staat een bijdrage van € 457,- per maand te voldoen.
De draagkracht van de man na 1 januari 2013
16. Het hof heeft voor de periode vanaf 1 januari 2013 eveneens een draagkrachtberekening van de man opgesteld en daarbij gelet op het voorgaande en de overige niet-betwiste bedragen. Uit de door het hof opgestelde, en aangehechte, draagkrachtberekening blijkt dat de man vanaf
1 januari 2013 een draagkracht van € 525,- per maand heeft om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] te voldoen. Vanaf
1 januari 2013 is de man derhalve in staat om het door de rechtbank opgelegde bedrag ad € 500,- per maand te voldoen.
Slotsom
17. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de toedeling van de echtelijke woning aan de man en de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende in zaaknummer: 200.108.189:
bepaalt dat de echtelijke woning van partijen voor gezamenlijke rekening zal worden verkocht;
en in zoverre opnieuw beslissende in zaaknummer: 200.108.188:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige [kind], geboren [in 2008] met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op € 457,- per maand en per 1 januari 2013 op € 500,- per maand;
bepaalt dat deze bijdrage, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te worden voldaan;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, voorzitter,
G. Jonkman en G.K. Schipmölder, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 februari 2013 in bijzijn van de griffier.