ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2350
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte en goed huurderschap in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2013, staat de ontbinding van een huurovereenkomst centraal. De appellante, die sinds 1989 een woning huurde van Stichting Lefier, werd door de kantonrechter in eerste aanleg veroordeeld tot ontruiming van de woning wegens ernstig tekortschieten in haar huurdersverplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat de woning en de tuin ernstig verwaarloosd waren, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst. De appellante, die de ontruiming betwistte, stelde dat haar manier van wonen geen wanprestatie opleverde en dat de situatie niet zo ernstig was als door Lefier werd gesteld.
Het hof heeft de grieven van de appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de omstandigheden in de woning, zoals beschreven in het proces-verbaal van descente, niet verenigbaar zijn met goed huurderschap. De woning was niet alleen volgestouwd met spullen, maar ook ernstig vervuild, wat gezondheidsrisico's met zich meebracht. Het hof oordeelde dat de appellante, ondanks haar langdurige huurperiode zonder problemen, onvoldoende had gedaan om de situatie te verbeteren en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was.
De slotsom was dat de grieven van de appellante faalden en dat de eerdere vonnissen van de kantonrechter werden bekrachtigd. De appellante werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van goed huurderschap en de verantwoordelijkheden van huurders om hun woning in goede staat te houden.