ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2349
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voeging in civiele procedure
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2013, is een verzoek tot voeging ex artikel 222 Rv afgewezen. De zaak betreft een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap werd vastgesteld. De appellant had op 2 juli 2007 een dagvaarding ingediend om de verdeling op zijn wijze vast te stellen. De rechtbank had op 20 april 2011 een vonnis gewezen, waartegen [appellant] in hoger beroep ging. Tevens was er een kort geding aanhangig onder zaaknummer 200.101.399/01, waarin [geïntimeerde] vorderingen in reconventie had ingesteld. De appellant verzocht om voeging van deze zaken, maar het hof oordeelde dat de verzoeken niet tijdig waren gedaan en dat de voeging niet in het belang van de proceseconomie was. Het hof overwoog dat de onderhavige zaak en het kort geding al in een vergevorderd stadium verkeerden, wat een onaanvaardbare vertraging zou kunnen veroorzaken. De incidentele vordering tot voeging werd afgewezen, en de kosten van het incident werden gereserveerd voor de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor voortprocederen op 12 maart 2013.