ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2345
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voeging in kort geding met betrekking tot ontbonden huwelijksgoederengemeenschap
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2013, is een verzoek tot voeging in kort geding afgewezen. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen die in algehele gemeenschap van goederen gehuwd zijn geweest. De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder op 20 april 2011 een vonnis gewezen waarin de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap werd vastgesteld. De geïntimeerde heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, dat bij het hof aanhangig is onder zaaknummer 200.101.466/01. De geïntimeerde verzocht om voeging van deze zaak met het onderhavige kort geding, dat betrekking heeft op de executie van het eerdere vonnis.
Het hof overweegt dat de incidentele vordering tot voeging tijdig is gedaan, maar dat de voeging niet aangewezen is. Het hof wijst erop dat het kort geding zich in een vergevorderd stadium bevindt, en dat een voeging met de bodemzaak zou leiden tot onaanvaardbare vertraging. Het hof benadrukt dat de procesvoering in beide zaken al op elkaar is afgestemd, wat tegemoetkomt aan de belangen van de partijen. De beslissing over de proceskosten van het incident wordt gereserveerd voor de einduitspraak in de hoofdzaak.
De uitspraak van het hof is van belang voor de procesvoering in kort geding en de toepassing van artikel 222 Rv, dat de mogelijkheid biedt om verknochte zaken te voegen. De afwijzing van de voeging benadrukt de noodzaak om de voortgang van de procedure te waarborgen, vooral in situaties waarin de betrokken zaken al administratief zijn gevoegd.