Artikel 17
1. De inschrijving wordt door het bestuur doorgehaald bij verlies van de hoedanigheid van advocaat.
2. Voorts kan het bestuur de inschrijving doorhalen:
a. …
b. indien naar zijn oordeel genoegzaam is gebleken dat de rechtsbijstandverlening door de advocaat niet voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van doelmatigheid of zorgvuldigheid;
…
4.13. Artikel 17 lid 2 aanhef en onder b. Wrb schept voor de Raad de bevoegdheid om de inschrijving van deelnemers aan het Bopz-piket ongedaan te maken, onder meer indien blijkt dat de door hen geleverde rechtshulp niet aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen voldoet. Hieruit vloeit naar het oordeel van het hof voort dat de Raad in beginsel bevoegd is om de kwaliteit van de in het kader van het Bopz-piket (dus op basis van toevoeging) verleende rechtshulp te beoordelen. De Raad heeft met gebruikmaking van deze bevoegdheid gekozen voor een beoordeling in de vorm van het Peer Reviewsysteem. Los van het feit dat de rechter deze keuze slechts marginaal mag toetsen, hebben de Piketadvocaten verzuimd om toe te lichten dat het Peer Reviewsysteem een ondeugdelijk instrument is om de kwaliteit te meten en dat de keuze daarvoor geldverspilling oplevert, en te zeer ten koste gaat van het budget voor de rechtshulp. Het hof kan bij gebreke van een nadere onderbouwing niet (voorshands) inzien dat de Raad in redelijkheid niet heeft kunnen kiezen voor het Peer Reviewsysteem als methode van beoordeling van de kwaliteit van de door de Piketadvocaten geleverde rechtshulp. Het geven van een nadere onderbouwing van de stelling over geldverspilling had temeer van de Piketadvocaten mogen worden verwacht, nu de Raad onweersproken heeft aangevoerd dat het Peer Reviewsysteem met een bedrag van € 120.000 op een begroting van € 450 miljoen zal drukken.
4.14. De Piketadvocaten hebben opgeworpen dat het Peer Reviewsysteem de onafhankelijkheid aantast, die in een democratische rechtsstaat toekomt aan de advocatuur. Deze stelling stuit af op het feit dat artikel 17 Wrb is toegesneden op het stellen van eisen aan de kwaliteit van de gefinancierde rechtshulp. Deze wetgeving is niet in strijd met een hogere rechtsnorm, zodat er voor de door de Piketadvocaten aangevallen bemoeienis van de Raad een wettelijke basis bestaat. Dit betekent dat het invoeren van een beoordelingssysteem slechts door bijkomende omstandigheden onrechtmatig jegens de Piketadvocaten kan zijn.
4.15. De Piketadvocaten hebben aangevoerd dat de door hen gestelde onrechtmatig¬heid erin is gelegen dat de Raad van hen verlangt om geheimhoudingsplichten te schenden (die van henzelf en het van het medische zorgverleners afgeleide beroepsgeheim) en dat het Peer Reviewsysteem strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) zal opleveren. Voor een beoordeling van deze stelling zijn onder meer de volgende (wets)bepalingen van belang:
Artikel 6 lid 1 van de op 27 november 1992 door het College van Afgevaar¬digden vastgestelde Gedragsregels 1992 (hierna: de Gedragsregels):
De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen.
Artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG):
Een ieder is verplicht geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen.
Artikel 7:457 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW):
Onverminderd het in artikel 448 lid 3, tweede volzin, bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht.
Artikel 272 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 1 van de Wbp:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
b. verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens;
c. bestand: elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen;
d. …
Artikel 9 van de Wbp:
1. Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.
2. Bij de beoordeling of een verwerking onverenigbaar is als bedoeld in het eerste lid, houdt de verantwoordelijke in elk geval rekening met:
a. de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen;
b. de aard van de betreffende gegevens;
c. de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene;
d. de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en
e. de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende waarborgen.
3. Verdere verwerking van de gegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden, wordt niet als onverenigbaar beschouwd, indien de verantwoordelijke de nodige voorzieningen heeft getroffen ten einde te verzekeren dat de verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden.
4. De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat.
Artikel 16 van de Wbp:
De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. Hetzelfde geldt voor strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag.
4.16. Niet weersproken is (en het ligt voor de hand) dat de dossiers van de Bopz-piketzaken, waarvan van de Piketadvocaten kopieën worden verlangd, gegevens bevatten die worden beschermd door het beroepsgeheim van artikel 6 Gedragsregels. Voorts ligt het voor de hand dat daarin tevens gegevens liggen over de medische toestand van de cliënt, afkomstig van een arts of andere beoefenaar van een medisch beroep, waarvoor derhalve in beginsel een (afgeleid) medisch beroepsgeheim geldt. Schending van de desbetreffende geheimhoudingsplichten kwalificeert in beginsel als het misdrijf van artikel 272 Sr.
4.17. Uit de in artikel 1 onder a. en onder c. Wbp gegeven definities blijkt dat de cliëntendossiers, die de Raad wil laten inzien door de Peers, telkens aangemerkt moeten worden als onderdeel van een bestand in de zin van de Wbp. In elk van die dossiers bevindt zich namelijk een geheel van gegevens betreffende een geïdentifi¬ceerde of, na volledige anonimisering: identificeerbare natuurlijke persoon (de cliënt), zodat het daarbij om “persoonsgegevens” gaat. Het dossier maakt op zijn beurt deel uit van de verzameling van cliëntdossiers, die de betrokken advocaat heeft aangelegd en die in praktijk als één geheel wordt beschouwd en die, zoals de Raad ook niet heeft betwist, plegen te zijn gestructureerd en volgens bepaalde criteria toegankelijk zijn. Naar het oordeel van het hof is de Wbp daarom van toepassing op de door de Raad voorziene toezending van (geanonimiseerde) cliëntendossiers aan de secretaris van de CPR en aan de Peers.
4.18. Artikel 15 Wrb bevat onder b., c. en d. een legitimatie voor de bemoeienis van de Raad met (de beoordeling van) de deskundigheid van de Bopz-piketadvoca¬ten, hun kantoororganisatie en verslaglegging, zodat de Raad bevoegd is om het Peer Reviewsysteem in te voeren, maar artikel 15 is evenmin als enige andere bepaling van de Wrb voldoende concreet en specifiek toegesneden op het maken van de in het kader van het Peer Reviewsysteem voorziene inbreuk op het beroepsgeheim van de advocaat, namelijk in de vorm van terbeschikkingstelling van volledige cliëntdos¬siers, en evenmin op het maken van inbreuk op een (afgeleid) medisch beroeps¬geheim.
4.19. Het hof is voorts van oordeel dat de door de Raad voorziene Peer Review¬procedure, waarin is voorzien in de afgifte en doorzending van kopiedossiers, valt onder de definitie van verwerking van persoonsgegevens, gegeven in artikel 1 onder b. Wbp. De dossiers worden namelijk opgevraagd, geraadpleegd en door middel van doorzending aan de secretaris van de CPR en voorts aan de Peers verstrekt, zodat het daarbij in ieder geval gaat om een of meer vormen van terbeschikkingstelling van de cliënt/patiëntgegevens. Met artikel 9 lid 4 Wbp wordt voorgeschreven deze afgifte, ook indien sprake is van een in de Wbp bedoelde situatie, achterwege te laten voor zover daardoor een geheimhoudingsplicht wordt geschonden. Een dergelijke schending is in dit geval aan de orde, maar ook zonder dat zou vertsrekking op grond van de Wbp niet toegestaan zijn. Uit artikel 16 van dezelfde wet blijkt namelijk dat de verwerking van medische gegevens is verboden, behoudens het bepaalde in Hoofdstuk 1, paragraaf 2 van de Wbp. De Wbp maakt weliswaar uitzonderingen op het verbod van artikel 16, bijvoorbeeld in de artikelen 21 en 23 Wbp, maar er is niet gebleken dat er in dit geval aan de voor het maken van die uitzonderingen vereiste voorwaarden is voldaan. Met name valt uit de beschrijving van het Peer Review¬systeem niet op te maken dat in het kader daarvan uitsluitend dossiers zullen worden opgevraagd van cliënten/patiënten, die daarvoor uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven. Evenmin is gebleken dat er in het kader van dat beoordelingssysteem is voldaan aan het noodzakelijkheidscriterium, dat voor een groot aantal andere wettelijke uitzonderingen op het verbod van artikel 16 Wbp geldt.
4.20. De Raad heeft aangevoerd dat er geen sprake is van schending van geheim¬houdingsplichten nu uitsluitend de secretaris van de CPR en de Peer van de door de Piketadvocaten te verstrekken gegevens kennis nemen en zowel die secretaris als die Peer beroepshalve tot geheimhouding verplicht zijn. Voorts heeft de Raad zich erop beroepen dat de dossiers worden geanonimiseerd en dat de kopieën daarvan met hun voorleggers binnen korte tijd worden vernietigd.
4.21. Het feit dat de secretaris en de Peer eveneens verplicht zijn tot geheimhou¬ding neemt niet weg dat door de toezending aan hen van de kopiedossiers waarin (medische en andere) persoonsgegevens zijn opgenomen, de kring van personen die van die gegevens kennis dragen groter wordt, zodat het daarbij gaat om verspreiding van de gegevens. Hetzelfde geldt voor het feit dat de dossiers binnen korte tijd moeten worden vernietigd: de persoonsgegevens zijn dan reeds verspreid.
4.22. In welke mate de dossiers in het kader van het Peer Reviewsysteem worden geanonimiseerd, is niet duidelijk gemaakt. Dit is van belang voor de beoordeling van de vordering, doordat de geheimhoudingsverplichtingen niet door iedere vorm van anonimiseren worden opgeheven. Enkel verwijdering daaruit van de naam- adres- en woonplaatsgegevens is niet voldoende. Mede blijkens een uitspraak van het College bescherming persoonsgegevens van 30 juni 2003 (Kluwer Burgerzaken 2003, nr 21) moet het anonimiseren tot gevolg hebben dat uit de verstrekte gegevens niet of nauwelijks achterhaald kan worden wie de cliënt is. Bij “nauwelijks” heeft het genoemde College gedacht aan gevallen waarin een computer pas na vele dagen aan de hand van de verstrekte gegevens de identiteit van de betrokkene kan vaststellen. Dit betekent dat uit de cliëntendossiers van de Piketadvocaten bijvoorbeeld ook alle gegevens over de opname in het ziekenhuis (tijd en plaats), de vermoede diagnose en sociale verbanden van de cliënt onleesbaar moeten worden gemaakt. Dat de dossiers zo vergaand anoniem kunnen worden gemaakt, is gesteld noch gebleken. Dit maakt het voorshands niet aannemelijk dat het anonimiseren van de dossiers de onrecht¬matigheid van het uit handen geven daarvan wegneemt.
4.23. Op grond van het vorenstaande moet voorshands geconcludeerd worden dat de Raad in het kader van het Peer Reviewsysteem van de Piketadvocaten verlangt om geheimhoudingsplichten te schenden en dat dit onrechtmatig is. Het gevorderde verbod kan echter slechts tussen de Piketadvocaten en de Raad gelden, aangezien anderen dan partijen in de procedure aan de uitspraak geen rechten kunnen ontlenen. Dit leidt tot gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
5. Slotsom
5.1. De grief, gericht tegen de uitspraak in het bestreden vonnis, dat de Piket¬advocaten niet-ontvankelijk zijn in hun oorspronkelijke vorderingen, slaagt, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. De oorspronkelijke vordering blijkt gegrond, met dien verstande dat de te treffen voorziening moet worden beperkt in die zin dat uitsluitend de in de procedure opgetreden Piketadvocaten daaraan rechtstreeks rechten kunnen ontlenen.
5.2. Nu de Raad grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de kosten van de beide instanties. Aan de zijde van de Piketadvocaten gaat het daarbij in de eerste aanleg om € 83,17 aan explootkosten, € 267 aan griffierecht en € 816 aan salaris van de advocaat (in totaal € 1.166,17) en in hoger beroep om € 76,17 aan explootkosten (de kosten van het herstelexploot blijven buiten beschou¬wing), € 291 aan griffierecht en € 2.682 (3 punten van tarief II) aan salaris van de advocaat (in totaal € 3.049,17).
6. De beslissing