ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0335

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.106.942
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdige opzegging van een verzuimverzekering en de redelijkheid en billijkheid van het beroep op de opzegtermijn

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal of RadioAccess B.V. gehouden is om verzekeringspremies voor een verzuimverzekering aan Interpolis te betalen, of dat zij niet verplicht is omdat zij de verzekering tijdig heeft opgezegd. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat RadioAccess niet tijdig had opgezegd, en had hen veroordeeld tot betaling van de verschuldigde premies, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. RadioAccess heeft in hoger beroep zes grieven ingediend, waarbij zij zich vooral richtte tegen het oordeel van de kantonrechter over de tijdigheid van de opzegging.

RadioAccess betwist dat de opzegging te laat is ontvangen door Interpolis. Zij stelt dat de opzeggingsbrief op 28 oktober 2010 is verzonden en dat deze mogelijk op 30 november 2010 door Interpolis is ontvangen, wat zou betekenen dat de opzegging tijdig was. Het hof oordeelt echter dat de opzegging op 1 december 2010 is ontvangen, wat te laat is om tegen 1 januari 2011 op te zeggen. De grieven van RadioAccess falen, omdat zij geen bewijs heeft geleverd dat de brief eerder is ontvangen.

Daarnaast heeft RadioAccess aangevoerd dat het beroep van Interpolis op de opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, gezien de korte overschrijding van de termijn en het feit dat Interpolis geen nadeel heeft ondervonden. Het hof oordeelt dat, hoewel de overschrijding gering is, RadioAccess had moeten zorgen dat de opzegging tijdig werd ontvangen. De omstandigheden die RadioAccess aanvoert zijn onvoldoende om het beroep van Interpolis op de opzegtermijn onaanvaardbaar te achten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt RadioAccess in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.106.942
(zaaknummer rechtbank 784068)
arrest van de eerste kamer van 22 januari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RadioAccess B.V.,
gevestigd te Waardenburg (gemeente Neerijnen),
appellante,
hierna: RadioAccess,
advocaat: mr. M. Stegeman,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V. h.o.d.n. Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
hierna: Interpolis,
advocaat: mr. K. Klaasen.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 7 maart 2012 dat de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel) tussen RadioAccess als gedaagde en Interpolis als eiseres heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 10 mei 2012,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem.
3. De vaststaande feiten
Het hof gaat uit van de feiten die de kantonrechter in het vonnis van 7 maart 2012 onder 2.1 tot en met 2.11 heeft vastgesteld.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 In deze zaak staat de vraag centraal of RadioAccess gehouden is de verzekeringspremies inzake een verzuimverzekering (hierna: de verzekering) tot 19 mei 2011 aan Interpolis te betalen of dat RadioAccess hiertoe niet verplicht is omdat zij de verzekering tijdig tegen 1 januari 2011 heeft opgezegd. De kantonrechter heeft, samengevat, geoordeeld dat RadioAccess niet tijdig - te weten vóór 1 december 2010 - heeft opgezegd en heeft RadioAccess veroordeeld in betaling aan Interpolis van de gevorderde nog verschuldigde premies, vermeerderd met wettelijke rente en heeft tevens RadioAccess veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en gedeeltelijk in de proceskosten. RadioAccess heeft in hoger beroep zes grieven gericht tegen het vonnis van 7 maart 2012. In hoger beroep betwist RadioAccess de vordering van Interpolis nog slechts op twee gronden.
4.2 RadioAccess keert zich met de grieven 1 en 2 tegen het oordeel van de kantonrechter dat de opzegging tegen 1 januari 2011 niet tijdig is geweest en dat de opzegging een dag te laat is ontvangen. Hiertoe voert RadioAccess aan dat het onwaarschijnlijk is dat haar opzeggingsbrief van 28 oktober 2010 eerst op 1 december 2010 door Interpolis is ontvangen. Volgens RadioAccess zijn er twee scenario's denkbaar. In het eerste scenario is de brief bij het legen van de postbus op 30 november 2010 door Interpolis ontvangen, is er geen sprake van enige termijnoverschrijding en heeft zij dus tijdig opgezegd. In het tweede scenario zal de brief op 1 december 2010 uiterlijk voor 7.30 uur in de postbus zijn achtergelaten, omdat op dat tijdstip de postbussen worden geleegd door de gebruikers daarvan. Dit betekent dat geen sprake is van een overschrijding van één dag (24 uur), maar van hooguit 7,5 uur, aldus RadioAccess. Interpolis voert verweer.
4.3 Het hof oordeelt als volgt. Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring die persoon moet hebben bereikt om haar werking te hebben. De bewijslast hiervan rust op degene die zich op de gevolgen van de verklaring beroept. Niet nodig is dat de ontvanger daadwerkelijk van de verklaring heeft kennisgenomen.
Interpolis heeft gesteld dat uit het dagstempel blijkt dat zij de brief (overgelegd als productie 2 bij conclusie van repliek) eerst op 1 december 2010 heeft ontvangen. RadioAccess heeft ook in hoger beroep geen nadere feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat ondanks het dagstempel van 1 december 2010 Interpolis de brief eerder heeft ontvangen. Hetgeen RadioAccess heeft aangevoerd berust slechts op veronderstellingen, die op geen enkele wijze nader zijn onderbouwd. Het antwoord op de vraag of RadioAccess toegelaten moet worden tot bewijslevering kan in het midden worden gelaten, nu zij in hoger beroep geen bewijsaanbod heeft gedaan. Op grond van het voorgaande staat daarmee vast dat de opzegging Interpolis op 1 december 2010 heeft bereikt, hetgeen te laat is om tegen 1 januari 2011 te kunnen opzeggen. Of de niet tijdigheid een periode van 7,5 uur of 24 uur beslaat maakt voor de vaststelling dat de opzegging niet tijdig is gedaan geen verschil. Dit kan mogelijk anders zijn bij de beoordeling of het beroep van Interpolis op de niet tijdige opzegging in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De grieven 1 en 2 falen.
4.4 De grieven 3 en 4 zijn gericht tegen de afwijzing van de rechtbank van het beroep van RadioAccess op, het hof begrijpt, de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. In hoger beroep heeft RadioAccess aangevoerd dat de volgende omstandigheden maken dat het beroep van Interpolis op de overeengekomen opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is:
- de - onder verwijzing naar jurisprudentie - relatief korte overschrijding (7,5 tot maximaal 24 uur) van de opzegtermijn;
- de lange periode (drie jaar) waarmee RadioAccess weer aan een kostbare verzekering zou zijn verbonden;
- dat er geen sprake is dat Interpolis enig nadeel heeft ondervonden van de niet tijdige opzegging.
Interpolis stelt dat zij wel is benadeeld omdat zij reeds kosten had gemaakt in het kader van de verlenging van de verzekering doordat zij op 26 oktober 2010 een nieuwe polis had opgemaakt en aan RadioAccess had verzonden (overgelegd als productie 3 bij conclusie van repliek). Bovendien mocht zij er op 1 december 2010 vanuit gaan dat de verzekering zou worden verlengd voor een periode van drie jaar en mocht zij dus rekening houden met de omzet die deze verlenging voor haar zou meebrengen. Voorts stelt Interpolis dat de jurisprudentie die door RadioAccess is aangehaald over opzegsituaties gaan waarvan het feitencomplex niet vergelijkbaar is met de onderhavige situatie, omdat er telkens meer omstandigheden een rol speelden dan louter een overschrijding van de opzegtermijn en in twee van de drie door RadioAccess aangehaalde zaken het ging om een relatie tussen een bedrijf en een consument, hetgeen hier niet het geval is.
4.5 Het hof oordeelt als volgt. De vraag of het beroep van Interpolis op naleving van de in de polis opgenomen termijn voor opzegging van de verzekering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dient beoordeeld te worden met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Toepassing van deze in artikel 6:248 lid 2 BW neergelegde beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid bij de uitoefening van contractuele rechten dient volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad met terughoudendheid te geschieden.
Juist is dat RadioAccess de opzegtermijn slechts met een geringe termijn van maximaal 24 uur heeft overschreden. Dit neemt niet weg dat het op de weg van RadioAccess had gelegen om deze tussen twee professionele partijen overeengekomen opzegtermijn na te leven. Juist bij een opzegging van verzekering, waarvan in de polis duidelijk stond vermeld dat de verzekering automatisch zou worden verlengd voor telkens 36 maanden en een opzegtermijn van één maand gold, had RadioAccess er belang bij om te zorgen dat zij het bewijs zou kunnen leveren dat haar opzegging Interpolis tijdig had bereikt, door bijvoorbeeld de opzegging per aangetekende post te verzenden. Waarom RadioAccess dit niet heeft gedaan, heeft zij niet toegelicht.
In de door RadioAccess aangehaalde jurisprudentie - wat daarvan ook zij - speelden naast de overschrijding van de opzegtermijn telkens ook andere relevante bijkomende omstandigheden een rol die in samenhang gezien met een geringe overschrijding aanleiding gaven voor toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW. In het onderhavige geval heeft RadioAccess nog gewezen op de omstandigheid dat Interpolis geen nadeel heeft geleden door de niet tijdige opzegging. Die enkele omstandigheid is evenwel onvoldoende om het beroep van Interpolis op de overeengekomen opzegtermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten.
Het hof is van oordeel dat de door RadioAccess aangevoerde omstandigheden, ook in onderling samenhang bezien, niet kunnen leiden tot een geslaagd beroep op artikel 6:248 lid 2 BW. Andere feiten en omstandigheden heeft RadioAccess niet gesteld en zijn ook niet gebleken. De grieven 3 en 4 falen.
4.6 Grief 5 richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de verzekering per 19 mei 2011 is beëindigd en RadioAccess tot die datum premie is verschuldigd. In de toelichting van deze grief voert RadioAccess aan dat op grond van hetgeen zij heeft aangevoerd in de grieven 1 tot en met 4 deze conclusie onjuist is en de vordering van Interpolis daarom ten onrechte is toegewezen. Uit het falen van de grieven 1 tot en met 4 volgt dat ook grief 5 moet falen.
4.7 In de toelichting op grief 6 voert RadioAccess aan dat zij ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld, omdat de vordering van Interpolis alsnog moet worden afgewezen. Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen, zodat het oordeel van de rechtbank in stand blijft. Het hof stelt vast dat RadioAccess weliswaar verwijst naar r.o. 4.14 waarin de rechtbank RadioAccess heeft veroordeeld in de gevorderde buitengerechtelijke kosten van Interpolis, maar dat zij niet heeft toegelicht waarom deze veroordeling niet in stand kan blijven. Ook grief 6 faalt.
5. Slotsom
5.1 De grief falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2 Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof RadioAccess in de kosten van het hoger beroep veroordelen, alsook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Interpolis zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 666
- salaris advocaat € 632 (1 punt x tarief I)
Totaal € 1.298
5.3 Het hof zal ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Tiel van 7 maart 2012;
- veroordeelt RadioAccess in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Interpolis vastgesteld op € 666 voor verschotten en op € 632 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en -voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
- veroordeelt RadioAccess in de nakosten, begroot op € 131, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68 in geval RadioAccess niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
- verklaart dit arrest (voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft) uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.M. Croes, Ch.E. Bethlem en F.J.P. Lock en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2013.