ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0230
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.D.S.L. Bosch
- I.A. Vermeulen
- D. van Emden
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewind en de rol van de onderbewindgestelde in het civiele recht
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2013, staat de opheffing van een bewind over de goederen van de onderbewindgestelde centraal. De appellant, geboren in 1972 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.P. Groot, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Assen om een bewind in te stellen, wat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant door zijn weigerachtige en agressieve houding het functioneren van de bewindvoerder belemmerde. In hoger beroep verzocht de appellant om de eerdere beschikking te vernietigen en opnieuw een bewind in te stellen.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, als gevolg van zijn geestelijke toestand, niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Dit voldoet aan de vereisten van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat de houding van de appellant, die het uitvoeren van het bewind bemoeilijkt, geen wettelijke grond biedt voor opheffing van het bewind. De vrees voor een herhaling van deze houding is ook geen reden om het verzoek af te wijzen, vooral omdat de voorgestelde bewindvoerder, de Groningse Kredietbank, bekend is met de problematiek van de appellant en bereid is om de taak op zich te nemen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de gemeente Groningen, via de Gemeentelijke Kredietbank, benoemd tot bewindvoerder over de goederen van de appellant. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de onderbewindgestelde en de rol van de bewindvoerder in het civiele recht.