De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Tussen partijen staan, als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, de volgende feiten vast.
1.1. [appellant] heeft op 22 juli 1998 samen met [A] en [B] opgericht [vennootschap]. In de vennootschap hebben zij per die datum ingebracht hun voorheen in de vorm van een vennootschap onder firma gedreven onderneming [naam onderneming].
1.2. De oprichting van de vennootschap is beschreven in een notarieel verleden akte van oprichting van 22 juli 1998, waarin onder meer is opgenomen:
"B. OVEREENKOMST TOT STORTING
1. Wijze van storting:
Namens de vennootschap is met de oprichter overeengekomen dat de oprichter [toevoeging hof: onder oprichter wordt verstaan: [appellant], [A] en [B]] de door hem genomen aandelen zal volstorten door inbreng in de vennootschap van de gehele door hen voor eigen rekening onder de naam [naam onderneming] gedreven onderneming (…) welke inbreng derhalve omvat alle activa van deze onderneming onder de verplichting voor de vennootschap alle passiva van de onderneming voor haar rekening te nemen, zoals vermeld zijn op de hierna sub 3.a gemelde inbrengbalans, zulks onder de hierna sub 2, 3, 4 en 5 opgenomen bepalingen." (…)
3. Inbrengcontrole:
a. de oprichter zal een beschrijving opstellen, omvattende:
- de inbrengbalans, met daarop vermeld de in te brengen activa en passiva, en de daaraan toegekende waarde, (…)
4. Verrekeningen: (…)
b. "Indien uit de sub 3.a gemelde beschrijving blijkt dat het saldo van de activa en passiva hoger is dan het bedrag van de stortingsplicht, zal de oprichter voor het verschil in de boeken van de vennootschap worden gecrediteerd.
De oprichter heeft het recht om op de voet van artikel 45a van lid 4 juncto artikel 44f lid 1 onderdeel b en/of op de voet van 45a lid 5 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 ten laste van de creditering één of meer lijfrenten (hierna te noemen lijfrente) van de vennootschap te bedingen, welke lijfrente voldoet aan de vereisten van artikel 45 lid 1 onderdeel g van vorenbedoelde Wet.
Indien een nieuwe beschrijving als sub 3.b vereist is en het uit die beschrijving blijkende saldo van activa en passiva, verminderd met de verplichtingen uit hoofde van vorenbedoelde creditering of de daarvoor bedongen lijfrente:
- hoger is dan de stortingsplicht, zal geen verrekening plaatsvinden;
- lager is dan de stortingsplicht, zal vorenbedoelde creditering of de daarvoor bedongen lijfrente - zo mogelijk - tot het beloop van dat verschil worden verminderd.
Indien ook dan nog een verschil blijft bestaan, zal de oprichter uiterlijk het verschil in geld storten."
(…)
3. Inbrengcontrole:
a. de oprichter zal een beschrijving opstellen, omvattende:
- de inbrengbalans, met daarop vermeld de in te brengen activa en passiva, en de daaraan toegekende waarde, (…)