Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
"Alsdan te concluderen dat het uw Gerechtshof moge behagen om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het op 12 maart 2013 door de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, kamer voor kantonzaken, locatie Assen, onder zaak-/rolnummer 355356/ CV EXPL 12-4960 tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen;
opnieuw rechtdoende de vorderingen van geïntimeerden als eisers in eerste aanleg alsnog af te wijzen, althans subsidiair - in geval de vorderingen van geïntimeerden als eisers in eerste aanleg wel zouden worden toegewezen - geïntimeerden te veroordelen tot voldoening aan appellante van een bedrag ad € 5.658,00 ter zake de verhuis- en inrichtingskosten, danwel enig ander bedrag als dat Uw Gerechtshof in goede justitie moge bepalen;
geïntimeerden te veroordelen in de kosten van beide instanties".
3.De beoordelingNieuwe producties
Vaststaande feiten
In 2008 hebben [geïntimeerden] een aantal deuren vervangen en het gehele rieten dak van het voormalig koetshuis vernieuwd.
Naar aanleiding van een door [Adviesbureau] op 28 oktober 2008 uitgebracht rapport naar de onderhoudssituatie van de woning, hebben [geïntimeerden] in 2009 muurafdekkers en waterkeringen aangebracht en loden aansluitingen bij de schoorsteen ingevoegd.
"CONCLUSIE:
De algemene conclusie op grond van het bouwkundig onderzoek is als volgt: Het pand verkeert op een aantal onderdelen - reeds langere tijd - in een slechte bouwkundige staat. De sanitaire voorzieningen voldoen op onderdelen niet aan de te stellen eisen. van buiten komend vocht en vochtdoorslag is/zijn op meerdere plaatsen in de woning aanwezig. Dit is mede een gevolg van het ontbreken van lood en een te hoge hemelwaterafvoer. Een gevaarlijke situatie is de hal, waar vocht en elektra samen komen. Tevens is hier asbesthoudend materiaal aanwezig. De riolering tussen woning en openbaar riool werkt niet en moet worden hersteld.
(…)
ALGEMENE BEVINDINGEN:
Uit de bouwkundige inspectie blijkt dat vele van de hiervoor genoemde bouwkundige gebreken aan de woning niet van recente datum zijn. Een aantal is/moet reeds jaren aanwezig zijn. Het woongenot dat de woning heeft te bieden wordt daarmee aanzienlijk en ten onrechte gereduceerd. De geconstateerde lekkages hebben een negatief gevolg op het woongenot. (…) De woning is slechts gedeeltelijk geïsoleerd. uit het oogpunt van woongenot dient tenminste de woonkamer in zijn geheel van isolerende beglazing te worden voorzien. (…)"
"BuitenzijdeDe beschadigingen in het metsel- en voegwerk is vooral in de terrasmuren aanwezig (…)
Door het ontbreken van een dakbestrating zijn bij het betreden van het dakvlak de soldeernaden van de koperen platen kwetsbaar. Kleine beschadigingen van deze soldeernaden kunnen leiden tot lekkages. De platte daken waren tijdens de inspectie vervuild. Ook stond er een laag water (ongeveer 20 mm) op het dak. De afvoeren waren niet zichtbaar vanwege de aanwezige vervuiling.
Het saus- en schilderwerk is een onderhoudszaak dat met enige regelmaat uitgevoerd dient te worden. Gezien de opmerkingen in deze rapportage is deze onderhoudsbeurt nu noodzakelijk echter met inachtneming van hetgeen in de aanbevelingen is verwoord. In de meerjaren onderhoudsbegroting staan de diverse uitvoeringsdata genoemd. De reserveringen hiervoor zijn in de afgeleide liquiditeitsbegroting genoemd, zie bijlage 01 en 02.
(…)
BinnenzijdeDe balklaag in de woonkamer, ter plaatse van de uitbouw, is doorgebogen ofwel door houtrot, ten gevolge van lekkages, of door een te lichte bouwconstructie. De lekkage waarvan sporen zichtbaar zijn boven de kozijnen en ter plaatse van het rookkanaal in de woonkamer is voornamelijk te wijten aan de niet waterdichte halfsteense metselwerkconstructie.
De vochtdoorslag op de ongeïsoleerde halfsteens muren en de door lekkages aangetaste houten plafonds, de schimmelvorming op het stukadoorswerk en het ontbreken van goede en/of geen ventilatie en het ontbreken van isolatievoorzieningen, maakt de woning onbewoonbaar.
Eisen onbewoonbaarverklaring- De woning voldoet niet aan de minimale wooneisen zoals benoemd in het
Bouwbesluit 2003.
- De isolatiewaarden van de uitwendige scheidingsconstructies (buitenwanden, begane
grondvloer en dak) voldoen niet aan R>2,5 K.W., volgens de NEN 1068.
- De geluidswering uitwendige scheidingsconstructies voldoet niet aan de minimale
20 dB, NEN 5077.
- De draagconstructie van de verdiepingsvloer voldoet niet aan de 30 minuten
brandwerendheid, volgens NEN 6701.
- De elektra aansluitingen voldoen niet aan NEN 101.
- De luchtverversing voldoet niet aan de eisen gesteld in de NEN 1087.
De zeer ernstige gebreken, genoemd en gewaardeerd in de 3 categorieën in de handboeken van de huurcommissie, onderstrepen de zeer slechte staat van de woning."
De aanbevelingen uit het rapport van BCAdvice luiden als volgt:
"Ten gevolge van de bouwconstructie, zoals de ongeïsoleerde betonvloer, halfsteens buitenmuren, ongeïsoleerde platte daken, geringe hoogtes van bouwlagen en de slechte ventilatie, is renovatie noodzakelijk. De huidige bouwconstructie is geen uitgangspunt om aan de geldende bouwvoorschriften te voldoen.
Om vochtproblemen uit te sluiten en warmteverlies te beperken en de vereiste regelgeving in acht te nemen dient rekening te worden gehouden met het geheel of gedeeltelijk slopen en opnieuw opbouwen van de woning. Het is hierbij noodzakelijk om de betonvloer te verwijderen, de fundering aan te passen en een geïsoleerde betonvloer aan te brengen. (isolatie op de bestaande vloer is vanwege de geringe hoogte geen alternatief)
Tegelijkertijd kan dan een CV-installatie met warmte voorziening worden aangebracht. Hiervoor is een kostenraming opgesteld die als uitgangspunt kan dienen voor de renovatie van de woning, zie bijlage 03."
De als bijlage 03 bij het rapport gevoegde kostenraming sluit op een bedrag van
€ 114.059,16 (inclusief BTW).
Procedure in eerste aanleg
Bespreking van de grieven
grief I, waarmee zij opkomt tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter.
grief II, die de weergave door de kantonrechter van het verweer van [appellante] betreft, heeft [appellante] geen belang. Het hof zal in het kader van de bespreking van de volgende grieven alsnog ingaan op het verweer van [appellante], voor zover in hoger beroep gehandhaafd.
Het hof stelt vast dat de huuropbrengsten thans € 626,16 per jaar bedragen. [geïntimeerden] hebben, onbestreden door [appellante], aangevoerd dat bij een huurprijs overeenkomstig de maximale huurprijsgrens de huuropbrengsten € 1.218,72 per jaar bedragen.
Niet ter discussie staat dat de door [geïntimeerden] verschuldigde eigenaarslasten betreffende het voormalig koetshuis (afgezien van de hypotheekrente) ongeveer € 600,- per jaar bedragen. Bij de bepaling van de exploitatiekosten dient te worden uitgegaan van de werkelijke lasten en niet van lasten die [geïntimeerden] verschuldigd zouden zijn op basis van de aankoopwaarde van de woning in 1988, zoals [appellante], met een voor het hof onbegrijpelijke redenering, ingang wil doen vinden.
Uit het voorgaande volgt dat de huuropbrengst nauwelijks voldoende is om de vaste eigenaarslasten (afgezien van de hypotheekrente) uit te voldoen. Naast deze eigenaarslasten dienen [geïntimeerden] onderhoudskosten te voldoen. Uit het door [appellante] overgelegde rapport van Bouw Coördinatie Noord volgt dat de kosten om het achterstallig onderhoud te verrichten € 20.800,- bedragen. [geïntimeerden] hebben, niet bestreden door [appellante], uiteengezet dat zij in de jaren 2006 tot en met 2012 voor ongeveer € 15.000,- aan onderhoudskosten aan de woning hebben gehad. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de ten laste van [geïntimeerden] komende onderhoudskosten minimaal € 2.000,-, maar waarschijnlijk aanzienlijk meer, per jaar bedragen.
Wanneer geen rekening wordt gehouden met eventuele hypotheeklasten en wordt uitgegaan van een minimaal bedrag aan onderhoud zijn de exploitatiekosten ruim vier maal zo hoog als de huidige huuropbrengsten en twee maal zo hoog als de maximale huuropbrengsten. Naar het oordeel van het hof is om die reden sprake van een structurele wanverhouding tussen exploitatiekosten en huuropbrengsten. Dat is zeker het geval wanneer in aanmerking wordt genomen dat bij deze vergelijking nog geen rekening is gehouden met hypotheeklasten (waarover partijen van mening verschillen) en/of het fictief rendement op een woning met een WOZ-waarde van € 120.000,-.
BCAdvice een voldoende deugdelijke grondslag vormt voor de door de kantonrechter gevolgde stelling van [geïntimeerden] dat dit het geval is. Naar het oordeel van het hof kan het antwoord op deze vraag in het midden blijven. Ook indien renovatie van het voormalig koetshuis niet technisch noodzakelijk is, staat vast dat op korte termijn een aanzienlijk bedrag dient te worden geïnvesteerd om het bewoonbaar te houden. Volgens de eigen stellingen van [appellante] betreft het een bedrag van ruim € 20.000,-. Met deze investering zijn de structurele beperkingen van het voormalig koetshuis voor het gebruik als woonruimte nog niet verholpen; het blijft een oude, gebrekkig geïsoleerde woning die op tal van onderdelen niet aan de eisen van deze tijd voldoet en waarvan - zoals volgt uit hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 3.10 is uiteengezet - de exploitatie hoogst onvoordelig is. Het hof acht aannemelijk dat ook indien de volgens [appellante] noodzakelijke werkzaamheden worden verricht op de middellange termijn (na enkele jaren) alsnog ingrijpende (en kostbare) maatregelen zullen moeten worden getroffen om de bewoonbaarheid van het voormalig koetshuis te waarborgen. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat het voormalig koetshuis na de door hen voorgestane renovatie gebruikt kan worden voor de recreatieve verhuur. Zij hebben in dat verband gewezen op de ligging van het voormalig koetshuis naast een camping op de Hondsrug en aangegeven dat verwacht mag worden dat bij recreatieve verhuur huuropbrengsten van € 250,- voor een weekend en € 350,- voor een midweek gerealiseerd kunnen worden. [appellante] heeft deze stelling van [geïntimeerden] niet gemotiveerd weersproken, zodat het hof van de juistheid daarvan zal uitgaan.
grief IX, voor zover de grief zich keert tegen het opleggen van een dwangsom, nu uit de toelichting op de grief blijkt dat [appellante] alleen opkomt tegen de dwangsomveroordeling omdat zij van mening is dat de vorderingen tot beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde ten onrechte zijn toegewezen.
4.De beslissingHet gerechtshof:bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de proceskostenveroordeling;vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige,en in zoverre opnieuw rechtdoende:beëindigt de huurovereenkomst tussen partijen per 1 december 2013 voor het geval [appellante] het gehuurde inmiddels heeft ontruimd en per 1 april 2014 voor het geval [appellante] het gehuurde nog niet heeft ontruimd;veroordeelt [appellante] om voor het geval zij de door haar gehuurde woning nog niet heeft ontruimd deze woning met de daarin aanwezige goederen en personen uiterlijk
- € 131,00 voor nasalaris van de advocaat
- € 68,00 voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen veertien dagen na