Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie na de echtscheiding van de vrouw en de man, die op 24 april 2013 is ontbonden. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de man verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun vier kinderen. De rechtbank Oost-Nederland had eerder de bijdrage afgewezen, omdat de man niet in staat zou zijn om te betalen. De vrouw is in hoger beroep gegaan, waarbij zij twee grieven heeft ingediend. De eerste grief betreft de draagkracht van de man, terwijl de tweede grief betrekking heeft op het bewijsaanbod van de vrouw dat door de rechtbank was afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2013 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Het hof heeft vastgesteld dat de man een ZW-uitkering ontvangt en dat zijn netto besteedbaar inkomen € 1.339,- per maand bedraagt. De vrouw heeft een inkomen van € 933,34 bruto per maand en ontvangt huurinkomsten. Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 282,53 per kind per maand, rekening houdend met het kindgebonden budget dat de vrouw ontvangt. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat hij in staat is om een hogere bijdrage te betalen.
Na beoordeling van de financiële situatie van de man en de vrouw, heeft het hof geoordeeld dat de man in staat is om een bijdrage van € 99,- per maand per kind te betalen, met ingang van 24 april 2013. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de man veroordeeld tot betaling van deze bijdrage. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.