ECLI:NL:GHARL:2013:9792

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
20 december 2013
Zaaknummer
TBS P13/0408
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in terbeschikkingstelling zaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2013, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar werd verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren op de Nederlandse Antillen, had beroep ingesteld tegen deze verlenging. Tijdens de zitting op 14 november 2013 werd de terbeschikkinggestelde bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Peters, en de advocaat-generaal, mr. E.J. Julsing-Nijenhuis. De terbeschikkinggestelde had eerder een kort geding aangespannen om bij het huwelijk van zijn dochter aanwezig te zijn, maar de kliniek had in hun rapport geen informatie opgenomen over de gang van zaken rondom dit kort geding.

De raadsman stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege de onvolledige informatie van de kliniek. Het hof oordeelde echter dat er geen bewijs was dat de kliniek moedwillig informatie had achtergehouden. De enkele omstandigheid dat de raadsman informatie had verstrekt die niet door de kliniek was aangedragen, was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van een ernstige inbreuk op de procesorde. Het hof concludeerde dat de terbeschikkinggestelde voldoende was voorgelicht om te oordelen over het beroep.

Het hof wees het verzoek van de raadsman om de reclassering te laten onderzoeken naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging af, omdat de noodzaak hiertoe niet was aangetoond. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij de terbeschikkingstelling werd verlengd, en benadrukte dat de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de samenleving zorgvuldig moet worden overwogen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

TBS P13/0408
Beslissing d.d. 28 november 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
verblijvende in [kliniek].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2013, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 18 september 2013;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 31 oktober 2013, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van week 47 van 2012 tot en met week 21 van 2013;
- de faxbrief van de raadsman van 14 november 2013 met bijlagen die betrekking hebben op het door de terbeschikkinggestelde ten behoeve van het verkrijgen van incidenteel landelijk verlof aangespannen kort geding:
- de door de raadsman ter zitting overgelegde pleitnota.
Het hof heeft ter zitting van 14 november 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.G. Peters, advocaat te Amsterdam, en de
advocaat-generaal mr. E.J. Julsing-Nijenhuis.
Tevens is de terbeschikkinggestelde bijgestaan door mevrouw M.Wibbens, tolk Nederlandse gebarentaal en door mevrouw A.M. van der Garde, relaytolk. Hetgeen ter zitting is gesproken of voorgelezen is door de tolken vertaald.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft een kort geding aangespannen om hem in staat te stellen bij het huwelijk van zijn dochter aanwezig te zijn. De gang van zaken met betrekking tot dit kort geding en tot de aanvragen en afwijzingen van verloven eerder dit jaar heeft de kliniek niet in het rapport van 31 oktober 2013 opgenomen. Hiermee is het rapport gedateerd, achterhaald, onjuist en onvolledig. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman het hof verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de reclassering de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te laten onderzoeken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
In het begin van dit jaar heeft het hof beslist dat de terbeschikkingstelling, gelet op de nog verwachte behandelduur van de terbeschikkinggestelde, met twee jaar zou moeten worden verlengd. Om een vinger aan de pols te houden heeft het hof echter de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. De rechtbank heeft vervolgens de terbeschikkingstelling weer met één jaar verlengd omdat een eventuele voorwaardelijke beëindiging nog te weinig structuur biedt. Nu de terbeschikkinggestelde meer vrijheden heeft, blijkt dat hij hier moeilijk mee om kan gaan en dat hij zich dominant gaat opstellen. Uit het rapport volgt dat er nog een jaar nodig is om de terbeschikkinggestelde hierin te begeleiden. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Een situatie waarin van de zijde van de kliniek welbewust ten nadele van de terbeschikkinggestelde onjuiste en/of onvolledige informatie wordt verstrekt zal op zichzelf genomen bezwaarlijk anders kunnen worden aangemerkt dan als een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Van een dergelijke situatie is echter niet gebleken. De enkele omstandigheid dat de door de raadsman ter terechtzitting verstrekte informatie - welke naar het oordeel van het hof voor de beoordeling van het beroep overigens niet van doorslaggevend belang kan worden geacht -, niet door de kliniek zelf onder de aandacht van het hof is gebracht, kan niet leiden tot de gevolgtrekking dat de kliniek deze informatie moedwillig en ten nadele van de terbeschikkinggestelde heeft achtergehouden.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, leiden de gestelde onvolledigheid en/of onjuistheid van de door de kliniek verstrekte inlichtingen er niet toe dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces. Het hof merkt in dit verband op dat raadsman in de door hem gesignaleerde onvolkomenheden heeft kunnen voorzien door alsnog de ontbrekende informatie aan het hof te verstrekken.
Het hof ziet om deze redenen geen aanleiding om het openbaar ministerie niet-ontvankelijkheid te verklaren.
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het door de reclassering doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel thans prematuur, gezien het belang van een gefaseerde uitbreiding van de vrijheden van de terbeschikkinggestelde en de stappen die nog moeten worden gezet in zijn resocialisatie-traject. Het hof acht het - gelet op de voortgang die in het resocialisatietraject wordt geboekt - echter gewenst dat de reclassering vóór de eventuele volgende verlengingszitting rapporteert over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de samenleving zou kunnen geschieden.
Hieraan kan echter niet zonder meer de verwachting worden ontleend dat de verpleging van overheidswege of de maatregel van terbeschikkingstelling ook daadwerkelijk op korte termijn (voorwaardelijk) zal worden beëindigd.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr A.J. Smit en mr. J.W. Rijkers als raadsheren,
en drs. G. Mensing en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag als griffier,
en op 28 november 2013 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.