Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
(verder te noemen “[A]”), die geen ander inkomen heeft dan de algemene heffingskorting.
Het inkomen van de man bedraagt blijkens de salarisspecificaties van oktober 2012 tot en met december 2012 en februari 2013 tot en met april 2013 € 2.383,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag. Daarnaast ontvangt hij een eindejaarsuitkering van
€ 2.239,08 bruto (salarisstrook december 2012) en een belaste bijdrage in de ziektekosten van, volgens de salarisstroken over oktober 2012 tot en met december 2012, € 19,97 per maand en van € 13,33 per maand volgens de salarisstroken over februari 2013 tot en met april 2013.
- € 95,- aan overige eigenaarslasten;
Zij ontvangt een bijstandsuitkering.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
5.6 Het hof is van oordeel dat het beroep van de man op voormelde tenzij-regel in dit geval opgaat. Uit de in hoger beroep door de man overgelegde brief van de revalidatiearts
dr. A.H.M. Wolswijk van 25 maart 2013 en de brief van de verpleegkundig specialist GGZ,
M. Blijlevens van 15 april 2013, die door de vrouw niet zijn betwist, blijkt naar het oordeel van het hof voldoende dat [A] niet in staat is tot het verrichten van betaalde arbeid. Voorts is gebleken dat de Regionale Sociale Dienst te [woonplaats] de man bij brief van
totaal € 164,65 maand, verminderd met het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel premie ZVW van een echtpaar van € 93,- per maand en de zorgtoeslag van € 1.409,- per jaar.
6.De slotsom
7.Aanhechten draagkrachtberekeningen
8.De beslissing
C.J. Laurentius-Kooter, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer, en is op 19 december 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.