ECLI:NL:GHARL:2013:9749

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
200.136.145
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling vernietigd na herstel van informatieplicht door appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Gelderland had op 18 oktober 2013 de schuldsaneringsregeling van de appellant beëindigd, omdat hij niet had voldaan aan zijn informatieplicht. De appellant, die zijn baan had verloren en in financiële problemen verkeerde, had verzuimd tijdig relevante informatie te verstrekken aan zijn bewindvoerder. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellant, hoewel hij gedurende een beperkte periode niet aan zijn verplichtingen voldeed, inmiddels de benodigde informatie had verstrekt en maatregelen had getroffen, zoals het inschakelen van een budgetcoach en het aanvragen van budgetbeheer. Het hof oordeelde dat de verzuimen van de appellant niet voldoende zwaarwegend waren om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en besloot dat de schuldsaneringsregeling van de appellant voortgezet moest worden. Het hof benadrukte dat het succes van de schuldsaneringsregeling afhankelijk is van de bereidheid van de appellant om zich aan alle verplichtingen te houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.136.145
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 06/13/49)
arrest van de eerste civiele kamer van 19 december 2013
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M. Vriezekolk.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Zutphen, van 30 januari 2013 is ten aanzien van appellant (hierna te noemen: [appellant]) de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. [de RC] en tot bewindvoerder [de bewindvoerder].
1.2
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 oktober 2013 is, op voordracht van de rechter-commissaris, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 25 oktober 2013 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 18 oktober 2013 en heeft hij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, te bepalen dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing blijft, eventueel onder voorbehoud van (een aantal) voorwaarden.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, de brief met bijlagen van 15 november 2013 van de bewindvoerder en de brieven met bijlage(n) van
21 november 2013 en 27 november 2013 van mr. Vriezekolk.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 december 2013, waarbij
[appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Vriezekolk. Voorts is namens de bewindvoerder verschenen [kantoorgenoot].

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
[appellant], geboren op 31 augustus 1987, was werkzaam in loondienst. Begin 2012 is hij zijn baan kwijtgeraakt. [appellant] had in die tijd een woning in eigendom. Volgens de ter zitting in hoger beroep door [appellant] gegeven verklaring heeft hij begin 2012 zijn woning te koop gezet voor een vraagprijs van € 172.000,-. Daarna heeft [appellant] met de hypotheekgever (de bank) een betalingsregeling getroffen en werd de bank door middel van een onherroepelijke volmacht bevoegd de woning onderhands te verkopen. In november 2012 is [appellant] naar een huurwoning in Zutphen verhuisd. De voormalige woning van [appellant] is uiteindelijk verkocht voor een bedrag van € 90.000,-.
is sinds 24 juli 2013 op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam bij Flexschilder.nl B.V. op basis van een contract voor één jaar. Indien [appellant] de door zijn huidige werkgever betaalde opleiding succesvol weet af te ronden, bestaat de mogelijkheid dat hij in aanmerking komt voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
wordt bijgestaan door een budgetcoach. Er loopt een aanvraag voor budgetbeheer, waarop volgens [appellant] zal worden beslist nadat het hof in deze zaak arrest heeft gewezen.
3.2
De rechtbank heeft de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds beëindigd op grond van het hierna volgende.
heeft gedurende een langere periode niet voldaan aan de informatieplicht. Hij heeft niet tijdig de benodigde stukken overgelegd en heeft verzwegen dat hij zijn auto heeft verkocht. Voorts heeft [appellant] de vergoeding voor de auto niet afgedragen en is hij zonder overleg met de bewindvoerder op vakantie gegaan, aldus de rechtbank.
Niet aannemelijk is geworden - nog steeds volgens de rechtbank - dat [appellant] toestemming heeft gekregen van de makelaar om de keuken uit de woning te slopen en dat [appellant] geen afval heeft achtergelaten in de woning. Door het wegnemen en slopen van zaken uit de woning en het achterlaten van afval in de woning is die woning voor een lager bedrag verkocht dan wanneer de woning netjes achtergelaten zou zijn. Hiermee heeft [appellant] zijn schuldeisers benadeeld, aldus de rechtbank.
3.3
Het hof is van oordeel dat [appellant] - die dat met een beroep op familieomstandig-heden (ziekte en overlijden van naaste familieleden) ook heeft erkend - over een beperkte periode (zomer 2013) gedurende de schuldsaneringsregeling zijn informatieverplichting jegens de bewindvoerder niet naar behoren is nagekomen. Zo heeft [appellant] de bewind-voerder niet altijd uit eigen beweging op de hoogte gesteld van voor een goed verloop van de schuldsaneringsregeling relevante zaken door het overleggen van bankafschriften en loon-specificaties. Naar ter zitting in hoger beroep is komen vast te staan heeft [appellant] deze gegevens, zij het aan de late kant, inmiddels wel aan de bewindvoerder verstrekt.
3.4
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt (zowel in het intakegesprek met de bewindvoerder kort na de toelating tot de schuldsaneringsregeling als in een email van [appellant] aan de bewindvoerder van 8 februari 2013) dat hij de bewindvoerder op de hoogte heeft gesteld van zijn in augustus 2013 geplande vakantie.
Ten aanzien van het door de rechtbank aan [appellant] gemaakte verwijt dat hij de verkoop van zijn auto (een Opel Astra) zou hebben verzwegen overweegt het hof als volgt.
Namens de bewindvoerder is ter zitting verklaard dat met [appellant] is afgesproken dat hij de auto voor een bedrag tussen € 200,- en € 350,- zou verkopen. [appellant] heeft de auto naar eigen zeggen in mei 2013 voor € 200,- verkocht. In een door [appellant] in hoger beroep overgelegde email aan de bewindvoerder van 2 augustus 2013 wordt aangegeven dat [appellant] de auto voor € 200,- heeft verkocht en dat hij na terugkeer van vakantie (op
16 augustus 2013) dat bedrag aan de bewindvoerder ten behoeve van de boedelrekening zou overmaken. Het hof is van oordeel dat hiermee voldoende is komen vast te staan dat [appellant] de bewindvoerder wél, zij het aan de late kant, in kennis heeft gesteld van de verkoop van de auto en dat de waarde daarvan (€ 200,-) op de boedelrekening is gestort ([appellant] heeft ter zitting verklaard dat dit is gebeurd, maar kon daar ter plekke geen bewijs van bijbrengen), dan wel nog zal worden gestort.
3.5
Het hof is gezien de hiervoor aangebrachte nuances, het feit dat het verzuim ter zake van de nakoming van de informatieplicht teruggaat op een beperkte periode, en de maatregelen die [appellant] inmiddels heeft getroffen (de begeleiding van een budgetcoach en het aanvragen van budgetbeheer) van oordeel dat de door [appellant] begane verzuimen op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien onvoldoende zwaarwegend zijn om die regeling thans tussentijds te beëindigen.
3.6
Ook de gang van zaken met betrekking tot de waardedaling van de voormalige woning van [appellant] acht het hof onvoldoende om daaraan de verstrekkende sanctie van een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling te verbinden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het weliswaar voor de hand ligt dat de koopwoning van [appellant] meer had opgeleverd indien de keuken en het laminaat in die woning waren gebleven en [appellant] ervoor had gezorgd dat de woning er toonbaar had uitgezien, maar dat rechtvaardigt, mede gelet op de huidige situatie op de woningmarkt, niet het verschil in opbrengst waarvan de bewindvoerder (en in haar voetspoor kennelijk ook de rechtbank) is uitgegaan. Het hof acht onvoldoende duidelijk geworden of de waardedaling van de woning in hoofdzaak moet worden toegeschreven aan de beweerde handelingen (of nalaten van) [appellant] of aan het belang van de bank om zo spoedig mogelijk een executieverkoop van de woning te laten plaatsvinden en de keuze van de bank om van [appellant] te verlangen dat hij de woning zou verlaten (wat doorgaans tot een lagere opbrengst leidt dan in het geval de woning vanuit bewoonde staat door de eigenaar zelf verkocht wordt).
3.7
Het hoger beroep slaagt derhalve. Het hof wijst [appellant] er met nadruk op dat het succesvol doorlopen van zijn schuldsaneringsregeling met name afhankelijk zal zijn van zijn bereidheid zich voortaan te houden aan alle uit die regeling voortvloeiende verplichtingen. Ten aanzien van de nakoming van de informatieplicht gaat het hof er vanuit dat [appellant] lering trekt uit het verleden en dat hij de bewindvoerder voortaan tijdig en correct van alle relevante omstandigheden en gegevens op de hoogte zal houden en dat hij zich ook overigens strikt aan alle andere aan de schuldsaneringsregeling verbonden verplichtingen zal houden.
3.8 Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als hierna te melden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 oktober 2013 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] wordt voortgezet.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, C.G. ter Veer en S.M. Evers, en is op
19 december 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.