ECLI:NL:GHARL:2013:9748

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
200.136.067
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-naleving van informatieverplichtingen en ontstaan van nieuwe schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellante tussentijds was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat de appellante, die in financiële problemen verkeerde, niet had voldaan aan haar informatieverplichting door een nieuwe schuld van € 48.315,63 bij de gemeente Almelo te laten ontstaan. Deze schuld was het gevolg van een onherroepelijk terugvorderingsbesluit van de gemeente, omdat de appellante ten onrechte had genoten van bijstandsuitkeringen in verband met niet-gemelde samenwoning met een andere persoon, de heer [belanghebbende].

De appellante had in hoger beroep verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling voort te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2013 heeft de appellante verklaard dat zij de heer [belanghebbende] in haar woning had verzorgd, maar dat er geen sprake was van samenwoning. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante niet had voldaan aan haar verplichtingen om de bewindvoerder te informeren over de situatie, wat heeft geleid tot de nieuwe schuld. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante niet had aangetoond dat zij de informatieplicht niet had geschonden en dat de nieuwe schuld haar kan worden verweten.

Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat de appellante niet had voldaan aan de informatieverplichtingen en een bovenmatige nieuwe schuld had laten ontstaan. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende gronden waren om de schuldsaneringsregeling voort te zetten, en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.136.067
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 08/10/419 R)
arrest van de eerste civiele kamer van 19 december 2013
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. E.D. Breuning ten Cate.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 30 november 2010 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: [appellante]) de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. [de RC] en tot bewindvoerder [de bewindvoerder].
1.2
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 22 oktober 2013 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 25 oktober 2013 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 22 oktober 2013 en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en (het hof begrijpt:) te bepalen dat de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden voortgezet, kosten rechtens.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, alsmede van de brief van 1 november 2013 van [de beschermingsbewindvoerder], beschermingsbewindvoerder, de brief met bijlagen van 18 november 2013 van de schuldsaneringsbewindvoerder en de brief met bijlagen van 19 november 2013 van mr. Breuning ten Cate.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 december 2013, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van haar dochter. Voorts is de schuldsaneringsbewindvoerder verschenen. De beschermingsbewindvoerder is niet verschenen, maar heeft haar reactie verwoord in de onder 2.2 genoemde brief van 1 november 2013.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Bij beschikking van 13 maart 2012 heeft de kantonrechter in de rechtbank Almelo het beschermingsbewind over de goederen van [appellante] ingesteld. Daarbij is het Beschermingsbewind Oost Nederland B.V. (hierna: Bon) benoemd tot bewindvoerder.
3.2
De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd, omdat [appellante] een nieuwe schuld heeft laten ontstaan bij de gemeente Almelo van in totaal € 48.315,63 en omdat zij voorts niet heeft voldaan aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inlichtingenplicht.
3.3
[appellante] kan zich met de beslissing van de rechtbank niet verenigen. Zij stelt dat
zij de heer [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende]) in de periode van 3 november 2012 tot aan diens overlijden op 24 april 2013 in haar woning heeft laten verblijven zodat zij hem gedurende zijn ziekte kon verzorgen. Zij heeft in het verleden getracht met [belanghebbende] een relatie op te bouwen, hetgeen als gevolg van zijn criminele activiteiten, detentie en wispelturig gedrag niet is gelukt. Uit naastenliefde heeft zij hem in de eerdergenoemde periode dat hij ernstig ziek was, min of meer onder zijn dwang, in haar huis laten wonen en hem aldaar verzorgd. Er was geen sprake van samenwoning, omdat zij elkaar immers niet hebben verzorgd. Van die periode heeft zij geen financieel voordeel gehad, omdat het inkomen van [belanghebbende] werd gebruikt voor zijn verzorging, medische kosten en zijn cocaïneverslaving. Omdat het volgens haar duidelijk was dat het hier ging om verzorging en niet om samenwoning, heeft zij zich niet gerealiseerd dat zij dit moest melden bij de bewindvoerder en bij de gemeente, noch dat dit zou leiden tot een terugvordering door de gemeente Almelo van aan haar verstrekte uitkering over de genoemde periode. Zij is van mening dat zij de informatieplicht niet heeft geschonden. Naar aanleiding van het terugvorderingsbesluit heeft zij aan de gemeente Almelo een brief geschreven, in welke brief zij haar bezwaar tegen genoemde terugvordering heeft willen verwoorden. De gemeente heeft die brief echter niet als bezwaarschrift beschouwd. Mr. Breuning ten Cate heeft namens haar bij de gemeente een verzoek ingediend om de genoemde brief van [appellante] alsnog als een bezwaarschrift tegen genoemd terugvorderingsbesluit te beschouwen. [appellante] wil graag de wettelijke schuldsaneringsregeling voortzetten
3.4
Het hof oordeelt als volgt. De gemeente Almelo heeft bij terugvorderingsbesluit van 4 juli 2013 besloten een bedrag van € 48.315,63 van [appellante] terug te vorderen in verband met door haar ten onrechte ontvangen bijstand over de periodes:
  • 8 april 2008 tot 8 augustus 2008;
  • 5 januari 2010 tot 7 januari 2010;
  • 13 april 2010 tot 15 mei 2012 en
  • 28 mei 2012 tot 25 april 2013.
De gemeente vordert genoemd bedrag ter zake van ten onrechte aan [appellante] verstrekte uitkering van haar terug omdat gebleken is dat zij in genoemde periodes met [belanghebbende] een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd. De poging van mr. Breuning ten Cate om de brief die [appellante] naar aanleiding van het terugvorderingsbesluit aan de gemeente heeft gezonden alsnog te laten beschouwen als een bezwaarschrift tegen het besluit is – zo heeft mr. Breuning ten Cate bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard – niet succesvol gebleken. Tegen het terugvorderingsbesluit zijn verder geen rechtsmiddelen aangewend. Het hof dient derhalve uit te gaan van een onherroepelijk terugvorderingsbesluit van de gemeente, op grond van welk besluit een nieuwe schuld van [appellante] is ontstaan van in totaal € 48.315,63. Het ontstaan van deze – bovenmatige – schuld dient [appellante] te worden verweten.
3.5
Het hof is voorts van oordeel dat [appellante] dient te worden verweten dat zij de
schuldsaneringsbewindvoerder niet heeft ingelicht over het feit dat [belanghebbende] bij haar verbleef. De stelling van [appellante] dat zij niet de noodzaak zag om dit te melden omdat iedereen in Almelo op de hoogte was van die situatie, kan haar niet baten. De schuldsaneringsbewindvoerder heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij van die situatie niet op de hoogte was. Uitgangspunt van de wettelijke schuldsaneringsregeling is dat een schuldenaar de bewindvoerder gevraagd én ongevraagd alle informatie dient te verstrekken waarvan deze weet of behoort te begrijpen dat dit van belang is voor een doeltreffende uitvoering van die regeling. [appellante] heeft naar het oordeel van het hof niet voldaan aan deze uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieverplichting.
3.6
De schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] dient naar het oordeel van
het hof te worden beëindigd, aangezien [appellante] niet heeft voldaan aan de uit die regeling voortvloeiende informatieverplichting en zij bovendien tijdens die regeling een bovenmatige nieuwe schuld heeft laten ontstaan. Het door de beschermingsbewindvoerder in de brief van 1 november 2013 verwoorde betoog tot voortzetting van de schuldsaneringsregeling kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.7
De in hoger beroep aangevoerde gronden treffen geen doel. Van overige omstandigheden op grond waarvan de schuldsaneringsregeling toch zou moeten voortduren is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 22 oktober 2013.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, C.G. ter Veer en S.M. Evers, en is op 19 december 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.