Uitspraak
[appellant],
1.Famvo B.V.,
Famvo,
Gevo,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Op 11 december 2012 is de procedure tegen Gevo, die failliet is gegaan, geschorst op de voet van artikel 29 Fw.
het vonnis waarvan beroep zal vernietigen voor zover daarin is geoordeeld dat de vordering van [appellant] is afgewezen en opnieuw rechtdoende Famvo uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
1. een bedrag van € 28.520,25 (zegge: achtentwintigduizendvijfhonderdentwintig euro, 25 cent) voor hoofdsom;
2. vermeerderd met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 2 februari 2011, zijnde de datum van uitbrengen van de dagvaarding van eerste aanleg, tot aan de dag van algehele voldoening;
3. de kosten van het conservatoir beslag, groot € 1.551,88 (zegge: éénduizend-vijfhonderdéénenvijftig euro 88 cent) met de daarover verschuldigde B.T.W.;
3.De feiten
"voor het uitvoeren van metselwerken t.b.v. het bouwen van een bedrijfspand i.o.v. Famvo BV te Emmen."
"Famvo BV t.a.v. [architect]"voor het verrichten van bouwwerkzaamheden ten behoeve van stel- en metselwerk buiten- en binnenzijde van een kantorengebouw aan de Jacob le Mairestraat 329 te Emmen (hierna: het pand) voor een bedrag van € 41.500,- exclusief btw. Deze prijsopgave is zijdens [appellant] ondertekend door [appellant] en namens Famvo of Gevo als opdrachtgever. Op deze prijsopgave staat links bovenaan met de hand bijgeschreven:
"Gevo B.V.".
"metselwerk buitenzijde". Daarbij stelt [architect] voor het werk te laten keuren door een adviseur van de Raad voor Arbitrage voor Bouwbedrijven met voorwaarde
"bindend advies"en beroept hij zich op opschorting van de betaling
"gelet op de omvang van het niet geaccepteerde werk".
"(…) De eisen uit tabel 2 met betrekking tot de dikte/breedte van de voegen en het verloop van de lintvoegen zijn alleen haalbaar indien maatvaste stenen worden, hetgeen niet geldt voor de nu toegepaste handvormstenen die enigszins krom zijn. (…) Uit het feit dat hier stenen zijn toegepast waarop de categorieën R1 en T2 van toepassing zijn, kan worden afgeleid dat hier geen sprake is van stenen voor precisiemetselwerk endienen onregelmatigheden in de voegbreedte ook te worden geaccepteerd.In de tabel is tevens aangegeven datde maximale onvlakheid over een lengte van 1 m maximaal 3 mm mag bedragen. Op de plaatsen waar het metselwerk met een rei van 1 m werd beoordeeld werdaan dit criterium voldaan.Aande voegdiepteworden in de 'Uitvoeringsrichtlijn verlijmen van gevelstenen, Baksteen en bouwblokken en -stenen van beton'geen eisen gesteld. In hoofdstuk 6 'Eisen te stellen aan het voegen' is aangegeven 'lijmconstructies worden niet gevoegd, dus zijn er in dit hoofdstuk geen eisen opgenomen'. Deze zinsnede kan ook van toepassing worden verklaard op het hier toegepaste metselwerk dat het uiterlijk van lijmwerk/dunbed metselwerk heeft.In de 'URL voegwerk 2009' worden wel eisen gesteld aan de voegdiepte. Indien geen voegdiepte is overeengekomen wordt bij deze beoordelingsmethode eerst de voegdiepte gemeten bij een referentie vlak, bijvoorbeeld een goedgekeurde proefmuur. (…) De individuele metingen worden vergeleken met de referentiewaarde. De tolerantie is +/- 1 mm voor een voegdiepte van maximaal 4 mm. Daarboven is de tolerantie +/- 25%. De voegdiepte is goed als minimaal 75% van de individuele metingen aan de criteria voldoen. (…) Uit tabel 3 blijkt dat er 10 afwijkingen zijn, terwijl er volgens de URL Voegwerk 2009 bij dit aantal meetseries maximaal 7-8 afwijkingen zouden mogen zijn.De voegen vertonen dus een wat grotere afwijking dan bij nagevoegd metselwerk het geval zou mogen zijn, maar deze criteria zijn op het hier toegepaste metselwerk dus niet van toepassing.Plaatselijk ligt de metselmortel zeer ver naar voren.Bij de opdrachtverlening is aangegeven 'het metselwerk dient te worden uitgevoerd als het nieuwe kantoorpand [bouwmaterialen b.v.] te Hardenberg'. Doordat deze informatie pas na de inspectie bekend werd, kon het metselwerk van dat pand niet worden geïnspecteerd. Indien bij dat pand dergelijke voegen niet voorkomen,dan is het redelijk dat het metselwerk dergelijke onvolkomenheden verhelpt door de voegen dieper uit te nemen door middel van slijpen/hakken.Het metselwerk vertoontplaatselijk smet alsmede kleurverschil in de voegen ten gevolge van kalkuitbloei.De smet dient door de metselaar te worden verwijderd.Dat kan door middel van reinigen met een zuur middel op basis van sulfaminezuur (HB 11 o.g.).Als daarbij ook de steigerslag met lichter voegwerk wordt meegenomen, krijgt het metselwerk als geheel een aanzienlijk beter uiterlijk.Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het gerealiseerde metselwerk op basis van de geldende Uitvoeringsrichtlijnengrotendeels voldoet aan de redelijkerwijs te stellen eisen. Het metselwerkdient wel te worden gereinigd in verband smet de aanwezige smet.Indien het metselwerk van 'het nieuwe kantoorpand [bouwmaterialen b.v.] te Hardenberg' er aanmerkelijk beter uitziet dan het hier gerealiseerde metselwerk, kan van de metselaar worden verlangd dat het metselwerk wordt aangepast, zodat het daar gerealiseerde niveau van afwerking ook hier wordt bereikt."
- Na het op 13 juni 2012 gewezen vonnis heeft Famvo de overeenkomst bij brief van 21 juni 2012 ontbonden op grond van beweerdelijk verzuim aan de zijde van [appellant].
- Bij dagvaarding van 15 november 2012 is [appellant] gedagvaard door zijn onderaannemer [aannemersbedrijf], waarin deze betaling vordert van de (onder)aanneemsom.
- Uit de stukken in laatstbedoelde procedure is gebleken dat [aannemersbedrijf] mogelijk wel op de hoogte is gesteld van een referentiepand.
- Tijdens de onderhavige procedure is [appellant] gebleken dat niet Famvo de eigenaar was van het te vervaardigen werk, maar een derde partij, te weten Werkenderwijs Reïntegratie B.V. te Emmen.
Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven in de zaak tussen [appellant] en Famvo
Is Famvo contractspartij?
grief 5, die het geschil in volle omvang aan het hof voorlegt, een grief besloten tegen het oordeel van de rechtbank dat in het midden kan blijven wie de contractspartij van [appellant] is. Nu de procedure als gevolg van het faillissement van Gevo slechts ten aanzien van Famvo doorloopt, komt het aan het hof geraden voor om eerst een beslissing te geven op dit punt.
Het hof is van oordeel dat [appellant] in casu redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat Famvo zijn contractspartij was. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Bij zijn brief van 2 juli 2010 heeft [architect] aan [aannemersbedrijf] verzocht een offerte uit te brengen voor het uitvoeren van metselwerken ten behoeve van het bouwen van een bedrijfspand
i.o.v. Famvo BVte Emmen. Weliswaar is deze brief niet gericht aan [appellant] zelf, maar [appellant] heeft ter comparitie in eerste aanleg onweersproken gesteld dat deze brief bij hem terecht is gekomen, dat [aannemersbedrijf] zijn vaste persoon is voor het metselwerk en dat [appellant] altijd, zoals ook in het onderhavige geval, de hoofdaannemer is en [aannemersbedrijf] de onderaannemer. Hiermee strookt dat [appellant] op 18 augustus 2010 onder meer ter zake van de metselwerkzaamheden een prijsopgave heeft gedaan aan
"Famvo BV t.a.v. [architect]". Volgens [appellant] is tussen hem en Famvo afgesproken dat de facturering zou geschieden aan Gevo.
Tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft mr. Sluyter namens Famvo/Gevo erkend dat in de opdrachtbevestiging Famvo staat vermeld, maar heeft zij gesteld dat mondeling is besproken dat Gevo opdrachtgever is. Ter onderbouwing van deze stelling beroept zij zich op het feit dat op de prijsopgave links bovenaan met de hand is bijgeschreven:
"Gevo B.V."Deze omstandigheid levert naar het oordeel van het hof onvoldoende aanknopingspunten op voor de juistheid van de stelling van Famvo dat niet zij, maar Gevo als de contracterende wederpartij van [appellant] moet worden beschouwd. Deze van de zijde van Famvo aangevoerde omstandigheid kan immers evenzeer wijzen op de juistheid van de stelling van [appellant] dat Famvo en hij hebben afgesproken dat de facturering aan Gevo zou geschieden. Nu Famvo in hoger beroep geen (tegen)bewijs heeft aangeboden, houdt het hof voor juist dat de opdracht door Famvo is verstrekt, zoals [appellant] heeft aangevoerd.
Met betrekking tot de bij akte d.d. 28 september 2011 overgelegde foto's
Met betrekking tot de al dan niet deugdelijkheid van het geleverde werk
grieven 2 en 3komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat het door hem geleverde werk niet deugdelijk is.
Geldt het werk als (stilzwijgend) aanvaard?
1) Nu het werk namens Gevo geweigerd is, geldt het als stilzwijgend aanvaard door Famvo, de "werkelijke" opdrachtgever.
2) Gevo/Famvo heeft niet "onder aanwijzing van de gebreken" geweigerd. De enkele omstandigheid dat [architect] bij brief van 16 november 2010 namens Gevo heeft gemeld dat het werk niet is geaccepteerd wat betreft het onderdeel "metselwerk buitenzijde" is volgens [appellant] onvoldoende.
Hieraan verbindt [appellant] de conclusie dat Famvo geen beroep meer kan doen op de gebreken in het metselwerk, nu Famvo deze gebreken redelijkerwijs tijdens de oplevering had moeten ontdekken.
De omstandigheid dat [architect] het werk namens Gevo geweigerd heeft, brengt niet mee dat [appellant] redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat Famvo het werk (stilzwijgend) heeft aanvaard. Voor [appellant] was het immers duidelijk dat [architect] optrad namens de opdrachtgever. Dat onduidelijk was wie de opdrachtgever was - Famvo of Gevo - doet daaraan niet af.
Voorts is het hof van oordeel dat aan [appellant] voldoende duidelijk is gemaakt dat het werk is geweigerd wat betreft het "metselwerk buitenzijde". Zoals [appellant] zelf heeft gesteld, heeft de eigenaar van het pand tijdens de tweede oplevering aangegeven dat hij drie vlakken zag in het metselwerk en dat het niet het plaatje was dat hij voorheen voor ogen had (inleidende dagvaarding onder 6). De omstandigheid dat ten tijde van de weigering van het werk een nadere aanduiding van de gebreken aan het metselwerk ontbrak, brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat het Famvo geacht moet worden het werk stilzwijgend te hebben aanvaard.
Is sprake van een tekortkoming van [appellant] jegens Famvo?
Op wie rust de bewijslast ter zake van de gestelde gebreken in het werk?
Is sprake van een referentiepand?
Welke gebreken vertoont het metselwerk en komen deze voor rekening van [appellant]?Onregelmatige verwerking van de stenen/onregelmatige voegbreedtes
Volgens het in opdracht van Famvo/Gevo uitgebrachte rapport [gevelconsultancy] dient Famvo de onregelmatige voegbreedtes te accepteren, gelet op het type steen waarmee gewerkt is. [appellant] heeft onweersproken gesteld dat Famvo/Gevo de stenen heeft uitgekozen en aan [appellant] ter beschikking heeft gesteld. Famvo heeft niet dan wel onvoldoende onderbouwd dat bij het referentiepand - anders dan bij het onderhavige pand - geen sprake is van het koud tegen elkaar werken van stenen (in plaats van het aanbrengen van stootvoegen van minimaal 3 mm), terwijl zij op dit punt evenmin een gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan.
Verschillen in de voegdiepte, kleurverschil tussen de voegen en specieresten (smet)
.).
Op basis van het rapport [gevelconsultancy] acht het hof voorts voldoende aannemelijk dat sprake is van kleurverschil in de voegen ten gevolge van kalkuitbloei. Nu volgens het rapport [gevelconsultancy] het metselwerk als geheel een aanzienlijk beter uiterlijk krijgt als bij het reinigen met een dergelijk zuur middel ook de steigerslag met lichter voegwerk wordt meegenomen, is het hof van oordeel dat [appellant] hiertoe krachtens de overeenkomst verplicht is.
Op basis van het rapport [gevelconsultancy] acht het hof voldoende aannemelijk dat het metselmortel plaatselijk zeer ver naar voren ligten dat het redelijk is dat [appellant]/[aannemersbedrijf] deze onvolkomenheden verhelpt door de voegen dieper uit te nemen door middel van slijpen/hakken.
Is opschorting door Famvo gerechtvaardigd?
Met betrekking tot de overige verweren van Famvo
- Het minderwerk is niet akkoord. Het voegwerk, omschreven onder metselwerken binnenzijde (brandmuur), is niet aangebracht. Het hiermee gemoeide bedrag ad € 520,- dient op de hoofdsom in mindering te worden gebracht.
- De kosten van het rapport [gevelconsultancy] dienen op de hoofdsom in mindering te worden gebracht, aangezien Gevo/Famvo deze kosten heeft moeten maken omdat [appellant] ten onrechte van mening was dat het metselwerk aan de overeengekomen kwaliteitseisen voldeed.
- Er is geen btw over de hoofdsom verschuldigd, aangezien Gevo/Famvo de hoofdaannemer en [appellant] de onderaannemer is, waarbij de btw-verleggingsregeling van toepassing is.
De gevorderde beslagkosten
De gevorderde wettelijke handelsrente
De beslissing
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Assen van 13 juni 2012 voor zover gewezen tussen [appellant] en Famvo en doet opnieuw recht;