ECLI:NL:GHARL:2013:9626

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
200.129.242-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Raab Karcher tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de betaling van een bedrag van € 7.353,25 door WHP B.V. aan Raab Karcher, dat voortkwam uit de levering van bouwmaterialen. Raab Karcher had in eerste aanleg een vordering ingesteld, die gedeeltelijk werd toegewezen, maar waarbij de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten afwees en de proceskosten compenseerde. Raab Karcher ging in hoger beroep, waarbij WHP niet verscheen en verstek werd verleend.

Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte de buitengerechtelijke incassokosten had afgewezen. De algemene voorwaarden tussen de partijen bepaalden dat de schuldenaar verantwoordelijk is voor deze kosten bij te late betaling. Het hof wees de gevorderde incassokosten van € 1.190,37 toe, evenals de wettelijke handelsrente over het verschuldigde bedrag. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde WHP tot betaling van het volledige bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

De proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep werden volledig ten laste van WHP gelegd, aangezien deze partij in het ongelijk werd gesteld. Het hof stelde de proceskosten in eerste aanleg vast op € 524,71 aan verschotten en € 500,- aan salaris van de advocaat, en in hoger beroep op € 759,71 aan verschotten en € 894,- aan salaris van de advocaat. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en WHP werd in de kosten van het geding veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.129.242/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 363790 / CV EXPL 13-217)
arrest van de eerste kamer van 17 december 2013
in de zaak van
Saint Gobain Distribution The Netherlands B.V.,
h.o.d.n. Raab Karcher Bouwstoffen,
gevestigd te Tilburg,
appellante,
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
Raab Karcher,
advocaat: mr. J.W. Hilhorst, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
WHP B.V.,
gevestigd te Buinerveen, gemeente Borger-Odoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
WHP,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 24 april 2013 door de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Emmen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 12 juni 2012 is door Raab Karcher hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis met dagvaarding van WHP tegen de zitting van 2 juli 2013.
2.2
WHP is in hoger beroep niet verschenen en tegen haar is verstek verleend.
2.3
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"(…) het vonnis van (...) 24 april 2013 te vernietigen, en opnieuw rechtdoende WHP te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag ad € 7.353,25 te vermeerderen met verdere rente en proceskosten e.e.a. conform de inleidende dagvaarding; alsmede WHP te veroordelen in de kosten van de procedures in beide instanties."
2.4
Ten slotte heeft Raab Karcher de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Het hof ziet aanleiding om de feiten zelfstandig vast te stellen. Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist alsmede op grond van de in zoverre onbestreden inhoud van de overgelegde producties, staat het volgende vast.
3.2
Raab Karcher heeft in de maanden mei, juni, juli en augustus 2012 bouwmaterialen geleverd aan WHP voor een bedrag van totaal € 7.935,79. Op de nota's is een betalingstermijn vermeld van één maand.
3.3
Op de transacties tussen partijen zijn de Algemene HIBIN verkoop- en leveringsvoorwaarden bouw- en afbouwmaterialen (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing, waarvan art. 7 - voor zover hier relevant - luidt als volgt:
"Artikel 7. Betaling
1. De betaling van de koopprijs inclusief BTW geschiedt binnen een door de ondernemer vastgestelde vervaltermijn. Betaling dient te geschieden effectief in de overeengekomen valuta en zonder verrekening, korting en/of opschorting.
2. (...)
3. Indien ondernemer, dan wel een derde namens ondernemer, overgaat tot het inschakelen van derden voor de (gerechtelijke) invordering dan zijn alle daaraan verbonden kosten voor rekening van koper met een minimum van 15% van het gevorderde bedrag en voorts met een minimum van € 500,00 te vermeerderen met BTW.
4. Indien de koper niet tijdig betaalt worden alle betalingsverplichtingen van de koper ongeacht of ondernemer ter zake reeds heeft gefactureerd terstond opeisbaar en vanaf de vervaldag rentedragend tegen de wettelijke rente.
5. Betalingen door of vanwege de koper strekken achtereenvolgens ter voldoening van de door de koper verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten, de gerechtelijke kosten, de door de koper verschuldigde kosten, de door de koper verschuldigde renten en daarna in volgorde van ouderdom de openstaande hoofdsommen ongeacht andersluidende aanwijzing van de koper."
3.4
Toen betaling door WHP ook na aanmaning uitbleef, heeft Raab Karcher het bedrijf Bouwmaterialen Incasso B.V. te Amsterdam (hierna: BMI) ingeschakeld. Op 7 september 2012 heeft BMI een eerste aanmaning verstuurd aan WHP. Na (e-mail)correspondentie en telefonische contacten tussen WHP en BMI heeft WHP deelbetalingen verricht tot een bedrag van (totaal) € 2.043,57.
3.5
Vervolgens heeft Raab Karcher bij inleidende dagvaarding van 16 januari 2013 gevorderd dat WHP bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld:
"(...) om aan eiseres (...) te betalen de somma ad € 7.353,25 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 2 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding;
indien gedaagde niet tijdig voldoet aan de veroordeling verzoekt eiseres Uw Rechtbank gedaagde tevens te veroordelen tot betaling van de nakosten conform het salaris gemachtigde voor zover deze reeds van tevoren te berekenen zijn:
- € 131,00 voor nasalaris advocaat;
- te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris advocaat indien gedaagde niet binnen 7 dagen na aanschrijven van het vonnis aan de vordering voldoet en betekening van het vonnis nodig blijkt;
- te vermeerderen met € 125,00 (50% van 1 punt van het salaris gemachtigde) indien tot daadwerkelijke executie van het vonnis overgegaan dient te worden;"
3.6
Voormeld bedrag van € 7.353,25 is als volgt gespecificeerd:
- hoofdsom € 7.935,79
- wettelijke handelsrente tot 2 januari 2013 - 270,66
- wettelijke handelsrente tot vanaf 2 januari 2013 - p.m.
- incassokosten
- 1.190,37
totaal € 9.396,82
voldaan
- 2.043,57
totaal verschuldigd € 7.353,25
3.7
WHP heeft verweer gevoerd en een reconventionele vordering ingesteld waarbij zij € 3.121,88 van Raab Karcher vordert ten titel van gemaakte kosten conform het incassotarief.
3.8
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in conventie beslist dat WHP aan Raab Karcher dient te betalen € 5.892,22, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 december 2012 tot de dag van volledige betaling. In zoverre is het vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meerdere van de vordering in conventie is afgewezen. De reconventionele vordering van WHP is afgewezen.
3.9
In zijn slotoverweging heeft de kantonrechter aangegeven de proceskosten te zullen compenseren en dat de nakosten en de "mogelijke toekomstige kosten" zullen worden afgewezen, maar ten aanzien van de proceskosten en de overige kosten is in het dictum van het aangevallen vonnis niets bepaald.

4.De beoordeling in hoger beroep

4.1
Met
grief Ien de daarop gegeven toelichting klaagt Raab Karcher erover dat de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten heeft afgewezen.
Grief IIstelt aan de orde dat de kantonrechter ten onrechte de proceskosten heeft gecompenseerd.
4.2
Vast staat dat WHP de diverse facturen van Raab Karcher niet tijdig heeft voldaan. Raab Karcher heeft er terecht op gewezen dat WHP onder die omstandigheden op grond van art. 7 lid 3 van de algemene voorwaarden gehouden is tot betaling van de incassokosten. De gevorderde incassokosten overtreffen niet het bedrag dat BMI voor haar werkzaamheden bij Raab Karcher in rekening heeft gebracht en zijn naar het oordeel van het hof niet onredelijk hoog, zodat er geen aanleiding is voor matiging op de voet van art. 242 lid 1 Rv. De gevorderde incassokosten van € 1.190,37 komen derhalve voor toewijzing in aanmerking, zodat grief I slaagt.
4.3
Het verweer van WHP tegen de hoofdsom is door de kantonrechter naar 's hofs oordeel terecht verworpen, zodat de juistheid van het gevorderde bedrag (€ 270,66) aan tot 2 januari 2013 verschenen wettelijke handelsrente niet in geschil is. In de vordering van Raab Karcher in hoger beroep leest het hof een verholen grief tegen de door de kantonrechter - in afwijking van de inleidende dagvaarding - gehanteerde ingangsdatum van de wettelijke handelsrente. Aangezien op dit punt door WHP geen verweer is gevoerd, zal het hof de wettelijke handelsrente toewijzen zoals gevorderd. Omdat Raab Karcher niet heeft gespecificeerd over welk bedrag de wettelijke handelsrente met ingang van 2 januari 2013 dient te worden berekend, zal het hof hiervoor uitgaan van de hoofdsom (€ 7.935,79) minus de door WHP gedane betalingen (€ 2.043,57).
4.4
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Raab Karcher vrijwel integraal kan worden toegewezen. De reconventionele vordering van WHP is afgewezen, waartegen niet is gegriefd. Uit één en ander vloeit naar 's hofs oordeel voort dat WHP als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten dient te worden veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. In zoverre slaagt ook grief II. De gevorderde nakosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen. De kantonrechter heeft met juistheid overwogen dat het gevorderde bedrag van € 125,00 indien tot daadwerkelijke executie dient te worden overgegaan, als voorbarig dient te worden afgewezen.
4.5
De slotsom luidt dat de grieven grotendeels slagen. Voor alle duidelijkheid zal het hof het bestreden vonnis geheel vernietigen. De vordering van Raab Karcher zal conform bovenstaande overwegingen worden toegewezen.
4.6
WHP zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg, zowel in conventie als in reconventie. In conventie zullen de proceskosten worden vastgesteld op € 524,71 aan verschotten en op € 500,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (2 punten à € 250,-). In reconventie zullen de proceskosten worden vastgesteld op nihil, aangezien niet van kosten terzake is gebleken.
4.7
WHP zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskosten zullen worden vastgesteld op € 759,71 aan verschotten en op € 894,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (1 punt in tarief I). Het gevorderde nasalaris zal worden meegenomen bij de proceskostenveroordeling in het appel.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 24 april 2013,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt WHP tot betaling aan Raab Karcher van € 7.353,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.892,22 met ingang van 2 januari 2013 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt WHP in de proceskosten van het geding in eerste aanleg in conventie en stelt deze kosten aan de zijde van Raab Karcher vast op:
- € 524,71 aan verschotten,
- € 500,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
veroordeelt WHP in de proceskosten van het geding in hoger beroep en stelt deze kosten aan de zijde van Raab Karcher vast op:
- € 759,71 aan verschotten,
- € 632,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
- € 131,- voor nasalaris van de advocaat,
- € 68,00 voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen veertien dagen na
aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. J.H. Kuiper en mr. L. Groefsema, en is uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 17 december 2013 in bijzijn van de griffier.