ECLI:NL:GHARL:2013:9623

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
200.133.094-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de voeging van de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders in een geschil over executoriaal derdenbeslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een incident tot voeging, ingediend door de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG). De KBvG heeft verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van de geïntimeerde, Gerechtsdeurwaarders B.V., in een geschil dat voortvloeit uit een executoriaal derdenbeslag dat door de geïntimeerde is gelegd op de periodieke betalingen van het ouderdomspensioen dat de Sociale Verzekeringsbank (Svb) aan twee personen verschuldigd is. De rechtbank had eerder in eerste aanleg een verstekvonnis gewezen, waarbij Svb was veroordeeld tot betaling aan de geïntimeerde. Svb heeft echter verzet aangetekend tegen dit vonnis, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de uitkomst van de procedure van groot belang is voor alle gerechtsdeurwaarders die met vergelijkbare gevallen worden geconfronteerd. De KBvG heeft voldoende belang aangetoond bij de voeging, aangezien een ongunstige uitkomst voor de geïntimeerde ook de rechtspositie van de KBvG kan beïnvloeden. Het hof heeft de incidentele vordering van de KBvG dan ook toegewezen, waarbij de kosten van het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van de geïntimeerde en de KBvG, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de KBvG in de beroepsuitoefening van gerechtsdeurwaarders en de noodzaak om hen de mogelijkheid te bieden zich te voegen in relevante geschillen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.133.094/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland: 554108 CV EXPL 12-8208)
arrest van de eerste kamer van 17 december 2013 in het incident tot voeging, opgeworpen door:
de Koninklijke Beroepsorganisatie voor Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te Den Haag,
eiseres in het incident,
hierna:
KBvG,
advocaat: mr. J.D. van Vlastuin, kantoorhoudende te Veenendaal,
in de zaak van:
[geïntimeerde] Gerechtsdeurwaarders B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
appellante,
tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg eiseres,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.D. van Vlastuin, kantoorhoudende te Veenendaal,
tegen
de Sociale Verzekeringsbank,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde,
tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg gedaagde,
hierna:
Svb,
advocaat: mr. S.C. Krekel, kantoorhoudende te Leiden.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 28 juni 2012 van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (zaak-/rolnummer 543586 CV EXPL 12-4226) en het vonnis van 29 mei 2013 (met het in de aanhef van dit arrest genoemde zaaknummer) van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 27 augustus 2013 is door [geïntimeerde] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis van 29 mei 2013 met dagvaarding van Svb tegen de zitting van 10 september 2013.
2.2
In de appeldagvaarding wordt geconcludeerd:
"dat het Gerechtshof het op 29 mei 2013 door de Kantonrechter te Groningen gewezen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de oorspronkelijke (deanwel de later te wijzigen) vordering alsnog zal toewijzen en de geïntimeerde zal veroordelen om aan appellante tegen kwijting te betalen een bedrag van € 2.079,19, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 mei 2012 en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding, die van het hoger beroep daaronder begrepen."
2.3
Bij memorie houdende incidentele vordering tot voeging heeft KBvG gevorderd:
"(...) dat zij als procespartij zal worden toegelaten in de onderhavige procedure om zich te voegen aan de zijde van [geïntimeerde]."
2.4
Bij antwoordconclusie in het incident heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot toewijzing van de incidentele vordering van KBvG.
2.5
Svb heeft bij memorie van antwoord in het incident tot voeging geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
2.6
[geïntimeerde] en Svb hebben de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest in het incident. De door [geïntimeerde] overgelegde stukken zijn in strijd met art. 5.1 (in samenhang met art. 5.3) van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven beperkt tot de drie incidentele memories. Voor de overige gedingstukken heeft het hof zich verlaten op het dossier dat door Svb is overgelegd. In het procesdossier van Svb ontbreekt haar eigen memorie van antwoord in het incident tot voeging, waarvoor het hof heeft geput uit het dossier van [geïntimeerde].

3.Het geschil

3.1
Het gaat in deze zaak (samengevat) om het volgende. [geïntimeerde] heeft onder Svb executoriaal derdenbeslag gelegd op de periodieke betalingen van het ouderdomspensioen dat Svb aan [A] en [B], beide woonachtig te [woonplaats], verschuldigd is. Over de uitbetaling van het vakantiegeld van 2011 is een conflict ontstaan, waarna [geïntimeerde] Svb aansprakelijk heeft gesteld voor de gehele vordering die zij op [A] heeft.
3.2
Bij verstekvonnis van 28 juni 2012 is Svb veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 2.079,19, vermeerderd met rente en kosten.
3.3
Svb is van voormeld vonnis in verzet gekomen. In het bestreden vonnis van 29 mei 2013 is het verstekvonnis van 28 juni 2012 vernietigd en is [geïntimeerde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van Svb.

4.De beoordeling in het voegingsincident

4.1
Ingevolge art. 217 Rv kan ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. Op grond van art. 353 Rv is deze bepaling van overeenkomstige toepassing in hoger beroep.
4.2
KBvG heeft aangevoerd dat de uitkomst van de procedure (in de hoofdzaak) van groot belang is voor alle gerechtsdeurwaarders die met vergelijkbare gevallen worden geconfronteerd.
4.3
[geïntimeerde] en Svb hebben verzocht om het verzoek tot voeging te honoreren.
4.4
Voor het aannemen van belang als bedoeld in art. 217 Rv is voldoende dat een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij, aan wier zijde de derde zich voegt, de rechtspositie van de derde nadelig kan beïnvloeden. KBvG is een openbaar lichaam dat onder meer de taak heeft de goede beroepsuitoefening door gerechtsdeurwaarders te bevorderen. Op grond van hetgeen door partijen is aangevoerd, neemt het hof aan dat het oordeel in de onderhavige zaak van invloed kan zijn op de beroepsuitoefening door gerechtsdeurwaarders. KBvG heeft daarom een belang in vorenbedoelde zin. Het hof merkt wel op dat a prima vista dit belang alleen geldt de door de kantonrechter gegeven overweging ten overvloede. Slechts indien de door de kantonrechter gegeven motivering ter afwijzing van de vordering geen stand houdt, komt het hof toe aan een oordeel over deze overweging.
4.5
Gelet hierop kan de incidentele vordering worden toegewezen. Aangezien geen der partijen kan worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij, zullen de kosten van het incident worden gecompenseerd, in die zien dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.6
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om door te procederen.
De beslissing:
Het gerechtshof:
in het incident:
staat KBvG toe om zich in de hoofdzaak als partij te voegen aan de zijde van [geïntimeerde];
compenseert de kosten van het incident, zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van
28 januari 2014voor memorie van grieven aan de zijde van [geïntimeerde] en KBvG;
houdt verder iedere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. J.H. Kuiper en mr. L. Groefsema, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dinsdag 17 december 2013 in bijzijn van de griffier.