Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant sub 1],
[appellante sub 2],
[appellante sub 3],
[appellante sub 4],
1.[geïntimeerde sub 1],
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een pachtovereenkomst. De appellanten, bestaande uit vier personen, vorderden ontbinding van de pachtovereenkomst met de geïntimeerden, die sinds 1978 een perceel grond in gebruik hadden voor hun landbouwbedrijf. De appellanten stelden dat de geïntimeerden zonder toestemming van de verpachter onderverpacht hadden aan een derde partij, wat in strijd is met artikel 7:355 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof oordeelde dat de tekortkoming van de geïntimeerden, door het perceel zonder toestemming onder te verpachten, de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde. Het hof benadrukte dat de ernst van de gevolgen van de ontbinding voor de geïntimeerden niet voldoende was onderbouwd, en dat de appellanten recht hadden op ontruiming van het perceel. De appellanten vorderden ook een dwangsom voor elke dag dat de geïntimeerden in gebreke bleven met de ontruiming. Het hof heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de kosten van het geding aan de zijde van de geïntimeerden verhaald. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de geïntimeerden onmiddellijk moeten voldoen aan de ontruimingsbevelen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.