Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
eiser in het incident,
advocaat: mr. C.J. van Dijk,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.Het geding in eerste aanleg
16 januari 2013 dat de rechtbank Oost-Nederland, team kanton en handelsrecht, zittings-plaats Arnhem, heeft gewezen tussen [appellant ] als eiser en Promocean c.s. als gedaagden.
2.Het geding in hoger beroep
10 september 2013.
4.De motivering van de beslissing in het incident
LJN:ZC2640). Bij beslissing van de rolraadsheer op het verzoek tot herziening van de rolbeschikking tot akte niet-dienen is reeds gemotiveerd beslist dat en waarom aan de op 11 september 2012 gegeven beslissing wordt vastgehouden. [appellant ] heeft bij gelegenheid van de pleidooien erkend dat de rolraadsheer en het hof een en ondeelbaar zijn (vergelijk artikel 1.2 aanhef en sub a Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven). Het hof kan niet als een interne appelinstantie van de beslissingen van de rolraadsheer worden beschouwd. Tegen de achtergrond dat tegen de rolbeslissing cassatieberoep open staat althans zal staan, acht het hof het bij de huidige stand van zaken vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat het hof terug zal komen op de verleende akte niet-dienen. Daartoe zijn onvoldoende gronden aangevoerd en gebleken, die het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de voornoemde beslissing zou zijn gebonden. Naar het oordeel van het hof bestaat er evenmin aanleiding terug te komen op deze beslissing bij toepassing van de rechtspraak na 2008 ter zake van de leer van de bindende eindbeslissing in het algemeen (onder meer HR 25 april 2008, NJ 2008, 553). Niet gebleken is dat de eerdere beslissing berustte op een ondeugdelijke grondslag, in die zin dat sprake zou zijn van een onjuiste feitelijke of juridische grondslag.
De verplichting van partijen tegenover elkaar om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen (art. 20 lid 2 Rv) en de goede procesorde brengen mee dat op de roldatum waartegen partijperemtoirstelling en aanzegging van akte van niet-dienen voor memorie van grieven heeft plaatsgevonden, van grieven behoort te worden gediend. Dat is niet anders indien op die roldatum voeging wegens verknochtheid van zaken wordt gevorderd, ook al wordt op een dergelijke vordering vaak beslist voordat in de hoofdzaak wordt beslist. De hoofdzaak wordt door die vordering niet geschorst, zodat een partijperemtoirstelling of een aanzegging van akte van niet-dienen daardoor niet vervalt.
De rolraadsheer heeft dan ook met juistheid beslist dat het recht van Saldal c.s. was vervallen om de memorie van grieven te nemen. Het onderdeel is daarom ongegrond. (…) Het voorgaande brengt mee dat Saldal c.s. geen belang hebben bij de klacht van onderdeel 2 tegen het oordeel van het hof dat zij geen belang hebben bij de vordering tot voeging."