ECLI:NL:GHARL:2013:9193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
3 december 2013
Zaaknummer
200.133.246-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van straat- en contactverbod in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een straat- en contactverbod dat was opgelegd aan [appellant] ten behoeve van [geïntimeerde]. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en waarbij [geïntimeerde] zich benadeeld voelde door het gedrag van [appellant]. In eerste aanleg had de voorzieningenrechter in Groningen op 29 juli 2013 al een vonnis gewezen waarin de vorderingen van [geïntimeerde] werden toegewezen en die van [appellant] werden afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de appeldagvaarding, de conclusie van eis, de memorie van antwoord en het gehouden pleidooi. Tijdens het pleidooi zijn er aanvullende producties ingebracht door [geïntimeerde]. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] een camera had geplaatst die zicht gaf op de voordeur van [geïntimeerde], wat door [geïntimeerde] als een inbreuk op haar privacy werd ervaren. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. [appellant] werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de gevolgen van ongewenst gedrag in een civiele context.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.246/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/141977 / KG ZA 13-205)
arrest in (spoed) kort geding van de tweede kamer van 3 december 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. A. Wiersma, kantoorhoudend te Groningen, die ook heeft gepleit,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. F.B. Flooren, kantoorhoudend te Groningen, die ook heeft gepleit.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 29 juli 2013 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de voorzieningenrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de appeldagvaarding 23 augustus 2013 tevens houdende de grieven;
- de conclusie van eis;
- de memorie van antwoord met een productie;
- het gehouden pleidooi, ter gelegenheid waarvan [geïntimeerde] nog een drietal producties in het geding heeft gebracht en waarbij de advocaat van [appellant] heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
2.2
Na afloop van het pleidooi is arrest bepaald op basis van het pleitdossier.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"
bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en alle dagen en uren, het vonnis van de Voorzieningenrechter van 29 juli 2013 tussen partijen gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende in conventie de vorderingen van [appellant] als omschreven in de dagvaarding van 9 juli 2013 alsnog toe te wijzen en in reconventie de vorderingen van [geïntimeerde] af te wijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de koten van de procedure in eerste aanleg in conventie en reconventie, alsmede met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in appel".

3.De feiten

3.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en
met 2.6) van genoemd vonnis van 29 juli 2013 is geen grief ontwikkeld, met uitzondering van
grief 8, die gericht is tegen de vaststelling dat er een camera is gericht op de voordeur van [geïntimeerde].
3.2
Dienaangaande overweegt het hof als volgt. Ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft [geïntimeerde] aan de hand van de in het geding gebrachte foto's uiteengezet dat [appellant] één van de camera's heeft bevestigd aan de hoek van de boerderij en dat deze camera naar achteren is gericht zodat deze zicht geeft op de zijkant van de boerderij, waar zich ook de voordeur van [geïntimeerde] bevindt. Eén en ander is van de zijde van [appellant] vervolgens niet weersproken. In zoverre faalt grief 8.
3.3
Voor het overige is niet van bezwaren tegen de weergave van de vaststaande feiten gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, luiden:
3.4
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is [in 2000] het thans nog minderjarige kind [kind] geboren.
Partijen zijn in 2000 uit elkaar gegaan.
3.5
[appellant] is eigenaar van de woonboerderij gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats]. De woonruimtes gelegen in het voorste deel van de woonboerderij hebben als adres [adres 2]. Dit deel van de boerderij wordt door [appellant] verhuurd aan studenten. De achterkant van de boerderij heeft als adres [adres 3]. Dit deel van de boerderij bestaat uit een woonruimte en een schuur. Deze hebben één gezamenlijke voordeur, die zich aan de zijkant van de boerderij bevindt. [geïntimeerde] huurt vanaf 20 februari 2006 de woonruimte aan de [adres 3] te [woonplaats].
3.6
Op 23 januari 2013 heeft [geïntimeerde] aangifte gedaan van belaging en stalking door [appellant]. In verband met deze aangifte heeft [appellant] drie dagen in voorlopige hechtenis gezeten. De voorlopige hechtenis is op 30 januari 2013 geschorst. In het kader van deze schorsing heeft [appellant] een contact- en straatverbod opgelegd gekregen ten behoeve van [geïntimeerde].
3.7
[appellant] is recentelijk door de rechtbank in Groningen strafrechtelijk veroordeeld voor zijn gedrag jegens [geïntimeerde].
3.8
[geïntimeerde] heeft op advies van de politie de sloten vervangen van de deur die toegang geeft tot haar woning en de schuur.
3.9
[appellant] heeft 2 camera’s opgehangen aan de gevel van de boerderij.
Eén daarvan geeft zicht op de zijkant van de boerderij en daarmee op de voordeur van [geïntimeerde].

4.Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter.

4.1
[appellant] heeft - voor zover in dit hoger beroep nog van belang - gevorderd:
• [geïntimeerde] te gebieden zich uitsluitend te begeven in het deel van de tuin van de boerderij aan de [adres 1] te [woonplaats] dat grenst aan de woning die zij bewoont, een en ander conform de reeds aangebrachte erfafscheiding, onder last van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag dat een overtreding, alsmede onder last van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat een overtreding voortduurt met een minimum van € 1000,-;
• [geïntimeerde] te gebieden alle sleutels die toegang geven tot de boerderij aan de [adres 1] te [woonplaats] aan [appellant] te verstrekken binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te verkrijgen vonnis onder last van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [geïntimeerde] weigerachtig blijft om aan het gebod te voldoen;
• [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van het geding.
4.2
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en heeft harerzijds - kort samengevat - gevorderd:
te bepalen dat [appellant] een dwangsom verbeurt van € 1.000,- voor elke keer dat hij contact zoekt met [geïntimeerde] of zich begeeft binnen een straal van 500 meter op het terrein van de [adres 1], alsmede voor elke keer dat hij het gas en de elektriciteit van de woning van [geïntimeerde] afsluit of de toegang tot het woongedeelte en/of de parkeerplaatsen belemmert, alsmede te bepalen dat [appellant] binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zog draagt voor verwijdering van de door/namens hem geplaatste camera's op het erf van [adres 1] onder last van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
4.3
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen in die zin dat hij [appellant] heeft verboden om gedurende 12 maanden na betekening van het vonnis zich te begeven binnen een straal van 500 meter van het terrein van de [adres 1] alsmede om gedurende die periode contact op te nemen met [geïntimeerde] onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,-. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat [appellant] een dwangsom van € 1.000,- verbeurt wanneer hij het gas of de elektriciteit van de woning van [geïntimeerde] afsluit of de toegang tot het woongedeelte en/of de parkeerplaatsen belemmert, in beide gevallen tot een maximum van
€ 20.000,-. Voorts heeft de voorzieningenrechter [appellant] veroordeeld om binnen 14 dagen zorg te dragen voor de verwijdering van de camera die is gericht is op de voordeur van [geïntimeerde], onder last van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt, eveneens tot een maximum van € 20.000,-. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter [appellant] in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie veroordeeld.

5.De bespreking van de grieven

5.1
De grieven, die zijn gericht tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellant] en tegen de toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerde], lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
5.2
Het hof leest in de toelichting op de grieven geen andere standpunten dan die [appellant] tijdens de procedure in eerste aanleg heeft ingenomen en die door de voorzieningenrechter gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter en maakt dat tot het zijne, met dien verstande dat het hof het in rechtsoverweging 5.6 van het vonnis genoemde bedrag aan griffierecht van € 237,- verbeterd leest als € 274,- nu dat het op grond van de Wet griffierecht in burgerlijke zaken verschuldigde griffierecht was en eerstgenoemd bedrag derhalve berust op een kennelijke schrijffout.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat [geïntimeerde] weliswaar incidenteel gebruik maakt van de tuin voor het huis, maar dit doet met goedvinden van de huurders van het voorhuis, die volgens [appellant] de feitelijke huurders van die voortuin zijn. Voor eventuele nadere bewijsvoering op dit punt is in dit kort geding geen plaats. Mede in het licht van het vaststaande feit dat [appellant] inmiddels strafrechtelijk is veroordeeld voor zijn gedrag jegens [geïntimeerde], ziet het hof ook geen aanleiding thans anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan.
5.3
Het hof voegt aan het vorenstaande nog toe dat [appellant] het spoedeisend belang bij zijn vorderingen in hoger beroep bovendien niet voldoende heeft onderbouwd.
Slotsom
5.4
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak voor zover gevallen aan de zijde van [geïntimeerde] wat het geliquideerde salaris voor de advocaat betreft begroot op € 1.896,-
(3 punten, tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 29 juli 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak voor zover gevallen aan de zijde van [geïntimeerde] op € 299,- aan verschotten en op € 1.896,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. L. Janse en mr. F.J. Streppel en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 december 2013.