ECLI:NL:GHARL:2013:9126

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
P13-0314
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de terbeschikkingstelling en mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2013, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in Koeweit in 1979 en verblijvende in een kliniek, heeft zijn beroep ingesteld met het verzoek om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te onderzoeken. Tijdens de zitting op 19 september 2013 heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Lochs, zijn standpunt toegelicht. De advocaat-generaal, mr. M.J.M. van der Mark, heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank, waarbij hij opmerkte dat het op dat moment te vroeg was voor een voorwaardelijke beëindiging.

Het hof heeft de situatie van de terbeschikkinggestelde beoordeeld en vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn, waaronder een recente overplaatsing naar een andere kliniek en het succesvol doorlopen van onbegeleide verloven. Desondanks heeft het hof het advies van de kliniek in overweging genomen, dat het recidiverisico bij onmiddellijke beëindiging als hoog inschat. Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzakelijkheid voor een voorwaardelijke beëindiging niet is aangetoond en dat het verzoek daartoe prematuur is.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de overweging dat voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapport beschikbaar moet zijn en dat de mogelijkheid van een overgang naar de GGZ in het kader van de Wet BOPZ moet worden onderzocht. Het hof heeft ook opgemerkt dat, indien een opname op grond van een rechterlijke machtiging krachtens de BOPZ geïndiceerd blijkt te zijn, het wellicht niet nodig is om een nieuwe vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling in te dienen, conform artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

TBS P13/0314
Beslissing d.d. 10 oktober 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te Koeweit op [1979],
verblijvende bij [kliniek] te [plaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2013, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 24 juni 2013;
  • de aanvullende informatie van FPC [kliniek] van 10 september 2013, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over het eerste en tweede kwartaal van 2013;
  • de ter zitting van het hof van 19 september 2013 door de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr M. Lochs, aan het hof overgelegde pleitnotities.
Het hof heeft ter zitting van 19 september 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr M. Lochs, advocaat te Amsterdam, en de
advocaat-generaal mr M.J.M van der Mark.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Sinds de beslissing van de rechtbank is de situatie van de terbeschikkinggestelde in zoverre veranderd dat hij sinds afgelopen vrijdag is overgeplaatst naar de [kliniek]. Ook heeft hij op andere punten vorderingen gemaakt. Hij is zich actief blijven inzetten en hij heeft langer durende onbegeleide verloven naar het centrum van Rotterdam die naar behoren verlopen. Daarom dringt zich de vraag op of een verlenging van de verpleging van overheidswege is geboden. Weliswaar wordt in het advies van de kliniek het recidiverisico bij onmiddellijke beëindiging als hoog ingeschat, maar het risico op gewelddadig gedrag wordt bij toezicht en ondersteuning zowel op korte als op lange termijn aanvaardbaar geacht. Het traject bij de [kliniek] kan zonder bezwaar worden gerealiseerd bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Verder heeft de raadsman erop gewezen dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in gevolge het nieuwe artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering pas kan worden beëindigd nadat die verpleging gedurende een jaar voorwaardelijk is beëindigd. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben daarom primair verzocht om de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege door de reclassering te laten onderzoeken. Subsidiair hebben zij gevraagd om de beslissing van de rechtbank te bevestigen met een aanvullende overweging dat er voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapport gereed dient te zijn.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Onder verwijzing naar de informatie van de kliniek en het verhandelde ter zitting heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. De advocaat-generaal acht het op dit moment te vroeg voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het oordeel van het hof
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Het hof acht een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel thans prematuur.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Het hof acht het - bij voortduring van de positieve ontwikkelingen die thans gaande zijn - wenselijk dat tijdig voor de volgende verlengingszitting een maatregelrapport met het oog op een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege beschikbaar zal zijn en dat tevens –als alternatief - de mogelijkheid wordt onderzocht van een overgang van de terbeschikkingstelling naar de GGZ in het kader van de Wet BOPZ. Het hof merkt op dat in geval een opname van de terbeschikkinggestelde op grond van een rechterlijke machtiging krachtens de BOPZ blijkt te zijn geïndiceerd, ware te overwegen in verband met het bepaalde in artikel 509t, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering een nieuwe vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling achterwege te laten.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 18 juni 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr P.R. Wery en mr J.W. Rijkers als raadsheren,
en dr. W. van Kordelaar en dr. W.J. Canton als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 10 oktober 2013 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.