ECLI:NL:GHARL:2013:9105

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
200.133.807-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschapsconflict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, die het gevolg is van een conflict tussen de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 4 juli 2013 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van de kinderen was verlengd. De vader verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en BJZ niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, of deze op te heffen.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders, die in 2011 zijn gescheiden, samen twee minderjarige kinderen hebben. De rechtbank had eerder de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. De Raad concludeerde dat ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk was, wat door de rechtbank is bekrachtigd. De vader betoogde dat de problemen tussen de ouders niet voldoende grond boden voor de maatregel, terwijl BJZ en de moeder de bestreden beschikking wilden handhaven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2013 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat er geen overeenstemming is over belangrijke zaken zoals een ouderschapsplan. Het hof oordeelde dat de ernstige bedreiging van de geestelijke belangen van de kinderen voortkomt uit de voortdurende strijd tussen de ouders, wat leidt tot loyaliteitsproblemen bij de kinderen. Het hof concludeerde dat hulp voor de kinderen noodzakelijk is en dat de ondertoezichtstelling moet worden voortgezet om de schade voor de kinderen te beperken.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd tot 7 juli 2014. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de geestelijke en zedelijke belangen van de kinderen in het kader van de ouderschapsconflicten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.807/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel
C/08/138786/ JE RK 13-788)
beschikking van de familiekamer van 28 november 2013
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. Ph.J.N. Aarnoudse, kantoorhoudend te Deventer,
tegen
Bureau Jeugdzorg Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verder te noemen: BJZ,
verweerster in hoger beroep.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 4 juli 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 13 september 2013, is de vader in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 4 juli 2013 (hierna: de bestreden beschikking). De vader verzoekt het hof, zakelijk weergegeven, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende BJZ niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de hierna genoemde minderjarigen dan wel de ondertoezichtstelling van de minderjarigen op te heffen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht, kosten rechtens.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 10 oktober 2013, heeft BJZ het verzoek van de vader bestreden en geconcludeerd tot verwerping ervan.
2.3
De moeder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
2.4
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken waaronder:
- de brief met bijlagen van mr. Aarnoudse van 19 september 2013, ingekomen op 20
september 2013;
- het journaalbericht van mr. Aarnoudse van 20 september 2013, ingekomen op 23
september 2013;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 23 september 2013, ingekomen
op 24 september 2013;
- het journaalbericht van mr. Aarnoudse van 23 september 2013 met bijlagen, ingekomen op
24 september 2013.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op maandag 4 november 2013 plaatsgevonden. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Aarnoudse, namens BJZ de heer G. Nitrauw en mw. Kramer en voorts is de moeder verschenen. Door mr. Aarnoudse zijn pleitaantekeningen overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn [in 2011] gescheiden.
3.2
De vader en de moeder hebben samen twee thans nog minderjarige kinderen waarover zij gezamenlijk het gezag uitoefenen, te weten[minderjarige 1], geboren [in 2004] en [minderjarige 2], geboren[in 2007].
3.3
In het kader van de echtscheidingsprocedure heeft de rechtbank de raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar en advies uit te brengen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de invulling van de zorgregeling. De rechtbank heeft daarbij tevens verzocht te onderzoeken of al dan niet een kinderbeschermingsmaatregel is geïndiceerd.
3.4
In zijn rapport van bevindingen van 12 mei 2011 heeft de raad geconcludeerd en geadviseerd om het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen en een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen elke twee weken van donderdag 09.00 uur tot dinsdag 09.00 uur bij de moeder verblijven. Tevens heeft de raad daarbij geconcludeerd dat ondertoezichtstelling van de kinderen is geïndiceerd.
3.5
Bij de echtscheidingsbeschikking van 3 november 2011, die op 14 november 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, heeft de rechtbank overeenkomstig het advies van de raad beslist over het hoofdverblijf en de zorgregeling, welke beschikking in hoger beroep door dit hof - toen nog hof Leeuwarden genaamd - bij beschikking van 24 april 2012 is bekrachtigd.
3.6
Op 16 mei 2011 heeft de raad, naar aanleiding van de bevindingen uit het raadsonderzoek, een verzoekschrift ingediend bij de kinderrechter tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden.
3.7
Bij beschikking van de kinderrechter van 7 juli 2011 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van BJZ, welke maatregel bij de hier bestreden beschikking laatstelijk is verlengd tot 7 juli 2014.
3.8
Het hoger beroep van de vader strekt tot betoog dat de aard en omvang van de problemen, voor zover aanwezig, onvoldoende grond bieden voor de maatregel. De vader heeft onder meer opgemerkt dat de communicatie tussen hem en de moeder naar behoren verloopt.
3.9
BJZ heeft het standpunt van de vader gemotiveerd bestreden in zijn verweerschrift.
3.1
De moeder is van mening dat de bestreden beschikking bekrachtigd moet worden.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Een minderjarige kan ingevolge artikel 1:254 lid 1 BW onder toezicht worden gesteld van de stichting indien hij zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen. Ingevolge artikel 1:256 lid 2 BW kan de duur van de ondertoezichtstelling telkens worden verlengd tot ten hoogste een jaar.
4.2
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof met de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor de maatregel zich nog voordoen.
4.3
De ernstige bedreiging van de geestelijke belangen van de kinderen wordt gevormd door de langdurige strijd tussen de ouders waardoor de kinderen klem zijn komen te zitten tussen de ouders. Dit heeft bij de kinderen tot ernstige loyaliteitsproblemen geleid. Een en ander blijkt uit de rapportages van BJZ en van de speltherapeut van [minderjarige 1]. De ouders zijn niet in staat om op een voor de kinderen positieve wijze met elkaar om te gaan en samen te werken om verdere ontwikkelingsschade bij de kinderen te voorkomen. De communicatie tussen de ouders beschouwt de man als positief echter de vrouw en BJZ zien deze als minimaal en niet goed. BJZ geeft aan dat in het begin van dit jaar na een voornemen van BJZ om de vader een aanwijzing te geven op dit punt bij de vader een verbetering waarneembaar was: deze verbetering was echter van korte duur.
4.4
Naast de slechte communicatie strijden partijen nog op vele punten. Zo is er nog steeds geen ouderschapsplan tot stand gekomen, is over de verdeling van de zorgtaken nog geen overeenstemming en worden de vakanties met de kinderen pas op het laatste moment geregeld waarbij de gezinsvoogd dit moet initiëren.
4.5
Hulp in vrijwillig kader acht het hof niet toereikend omdat de visie van de vader is dat de communicatie tussen de ouders voldoende verloopt waardoor hij naar het oordeel van het hof geen probleeminzicht heeft en omdat de kans groot is dat de moeder wanneer zij afhankelijk wordt van het initiatief van de vader nog verder op afstand wordt gezet van de kinderen. Er is nu al geen sprake van volwaardig ouderschap van de moeder nu de vader haar onvoldoende informeert over en betrekt bij de kinderen.
4.6
Ook is hulp voor de kinderen noodzakelijk in verband met hun loyaliteitsproblematiek. De vader heeft zich hierin afhoudend getoond waardoor bijvoorbeeld de speltherapie voor [minderjarige 1] erg laat is opgestart.
4.7
De ondertoezichtstelling heeft zich het afgelopen jaar voor een belangrijk deel gericht op verbetering van de relatie en communicatie tussen partijen. BJZ heeft aangegeven hierop veel te hebben ingezet maar dat de haalbaarheid hiervan thans als gering wordt ingeschat. De ondertoezichtstelling zal zich de komende tijd meer richten op de kinderen zelf en het beoordelen hoe de schade voor de kinderen als gevolg van de strijd tussen de ouders beperkt kan worden.
4.8
Gelet op het bovenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 4 juli 2013 waarvan beroep;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door J.G. Idsardi, I.A. Vermeulen en D.J. Buijs en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 november 2013 in bijzijn van de griffier.