In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, die het gevolg is van een conflict tussen de ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 4 juli 2013 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van de kinderen was verlengd. De vader verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en BJZ niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, of deze op te heffen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders, die in 2011 zijn gescheiden, samen twee minderjarige kinderen hebben. De rechtbank had eerder de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. De Raad concludeerde dat ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk was, wat door de rechtbank is bekrachtigd. De vader betoogde dat de problemen tussen de ouders niet voldoende grond boden voor de maatregel, terwijl BJZ en de moeder de bestreden beschikking wilden handhaven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2013 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat er geen overeenstemming is over belangrijke zaken zoals een ouderschapsplan. Het hof oordeelde dat de ernstige bedreiging van de geestelijke belangen van de kinderen voortkomt uit de voortdurende strijd tussen de ouders, wat leidt tot loyaliteitsproblemen bij de kinderen. Het hof concludeerde dat hulp voor de kinderen noodzakelijk is en dat de ondertoezichtstelling moet worden voortgezet om de schade voor de kinderen te beperken.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen is verlengd tot 7 juli 2014. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de geestelijke en zedelijke belangen van de kinderen in het kader van de ouderschapsconflicten.