ECLI:NL:GHARL:2013:8910

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
TBS P13-0385
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van terbeschikkingstelling en afwijzing verzoek tot voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2013. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met één jaar verlengd en het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege afgewezen. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1977 en verblijvende in een kliniek, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 31 oktober 2013 zijn de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, mr. F.P. Holthuis, gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. E.J. Julsing-Nijenhuis.

Het hof heeft de argumenten van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman overwogen, waarbij werd gesteld dat de terbeschikkingstelling te lang duurt in verhouding tot de ernst van het delict waarvoor hij is veroordeeld. De raadsman vroeg om een uitspraak over de implicaties van recente jurisprudentie met betrekking tot de ernst van het indexdelict, verkrachting door middel van een tongzoen. Het openbaar ministerie heeft echter betoogd dat er nog steeds sprake is van recidivegevaar en dat het onverantwoord is om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.

Het hof heeft geconcludeerd dat er geen termen zijn voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging en heeft het verzoek tot het horen van deskundigen afgewezen. Het hof heeft de proportionaliteit van de terbeschikkingstelling in overweging genomen, waarbij het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder gaat wegen naarmate de maatregel langer duurt. Desondanks heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de opmerking dat er gewerkt dient te worden aan een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in de toekomst. De terbeschikkinggestelde mag echter niet de verwachting hebben dat de verpleging na afloop van het jaar voorwaardelijk zal worden beëindigd.

Uitspraak

TBS P13/0385
Beslissing d.d. 14 november 2013
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
verblijvende in [kliniek] te [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2013, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar en afwijzing van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • de processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 4 september 2013;
  • het faxbericht van de raadsman van de terbeschikkinggestelde van 18 oktober 2013;
  • de aanvullende informatie van [kliniek] van 21 oktober 2013, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 23 maart 2013 tot en met 15 oktober 2013.
Het hof heeft ter zitting van 31 oktober 2013 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr F.P. Holthuis, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr E.J. Julsing-Nijenhuis.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkingstelling duurt te lang in het licht van hetgeen waarvoor de terbeschikkinggestelde is veroordeeld. De terbeschikkinggestelde is bereid zich te houden aan de door de reclassering gestelde voorwaarden. Hij is zelf niet gemotiveerd voor een ambulante behandeling, maar zal hier wel aan meewerken, omdat de kliniek dat wil.
De raadsman heeft het hof verzocht een uitspraak te doen omtrent de vraag wat de verandering in de jurisprudentie ten aanzien van de ernst van het indexdelict betekent voor de proportionaliteit in de onderhavige zaak.
Van een interne behandeling valt niet veel meer te verwachten. Het is een groot obstakel dat de verloftoetsingscommissie het verlof van de terbeschikkinggestelde heeft ingetrokken.
De raadsman heeft verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. In ieder geval dient er meer duidelijkheid te komen omtrent de richting die gevolgd moet worden in de behandeling van de terbeschikkinggestelde. De raadsman heeft voorwaardelijk verzocht tot het horen van de deskundigen [naam psycholoog], psycholoog en hoofd behandeling van [kliniek], en
[naam reclasseringswerker], reclasseringswerker bij GGZ IrisZorg, namelijk indien het hof zou overwegen de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Door de ontwikkelingen in de jurisprudentie ten aanzien van het feit waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd, te weten verkrachting door middel van een tongzoen, kan dit feit met terugwerkende kracht minder ernstig worden genoemd.
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een behoorlijke problematiek en er is nog immer sprake van recidivegevaar. Het is onverantwoord om op dit moment over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd de beslissing van de rechtbank te bevestigen.
Het oordeel van het hof
Afwijzing verzoek
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Het hof ziet, zoals blijkt uit hetgeen hierna wordt overwogen, thans geen termen voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het voorwaardelijke verzoek tot het horen van [naam psycholoog] en [naam reclasseringswerker] als deskundigen wordt afgewezen.
Proportionaliteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 22 mei 2007 en loopt dus thans meer dan zes jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delicten waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij naarmate de maatregel van de terbeschikkingstelling langer duurt het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen. Daarbij wordt opgemerkt dat de proportionaliteit in de onderhavige zaak bovendien zwaarder gaat wegen in het licht van de ontwikkelingen in de jurisprudentie met betrekking tot het zwaarste indexdelict, te weten verkrachting door middel van een tongzoen, nu dit feit thans anders, lichter wordt gekwalificeerd dan ten tijde van de oplegging van de terbeschikkingstelling het geval was.
Het hof is van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is, immers niet alleen het tijdsverloop - in relatie tot de ernst van het delict - moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Wel is het hof van oordeel dat de komende periode gewerkt dient te worden in de richting van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. In dat licht acht het hof het gewenst dat reeds vóór een eventueel volgende verlengingszitting door de reclassering een maatregelrapport op te laten maken omtrent de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, waarbij concrete voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de gewenste begeleiding van de terbeschikkinggestelde en zijn verblijfplaats.
Het hof merkt uitdrukkelijk op dat bij gelegenheid van die volgende verlengingsprocedure de situatie op basis van de dan beschikbare (aanvullende) informatie zal moeten worden beoordeeld. Aan de beslissing tot verlenging van de maatregel met één jaar mag de terbeschikkinggestelde op zichzelf dus niet de verwachting ontlenen dat de verpleging van overheidswege na afloop van dat jaar (voorwaardelijk) zal worden beëindigd, dan wel dat de terbeschikkingstelling dan wederom met slechts één jaar zal worden verlengd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het horen van [naam psycholoog] en [naam reclasseringswerker] als deskundigen.
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2013 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr A.W.M. Elders en mr M.A.F. Cools-Weebers als raadsheren,
en dr W. van Kordelaar en dr E.M.M. Mol als raden,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof als griffier,
en op 14 november 2013 in het openbaar uitgesproken.
Mr M.A.F. Cools-Weebers en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.