Uitspraak
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
de vrouw,
[geïntimeerde],
de man,
de bijzondere curator;
BJZ.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 november 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning en omgangsregeling van een kind. De man, die eerder de juridische vader was van het kind, had zijn erkenning laten vernietigen door de rechtbank Noord-Nederland. Het hof oordeelde dat, hoewel de man niet de biologische vader is, hij in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, zoals bedoeld in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat ook iemand die niet de biologische of juridische ouder is, een verzoek kan indienen voor een omgangsregeling als er sprake is van 'family life' in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het hof heeft echter geconcludeerd dat het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling niet in het belang van het kind is. Uit rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg bleek dat omgang met de man schadelijk zou zijn voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de psychische gesteldheid van de vrouw, de moeder van het kind, in overweging genomen, evenals de hechtingsproblematiek van het kind. De vrouw was emotioneel instabiel en de omgang met de man had een negatieve invloed op het kind.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen. Tevens is de informatieregeling die de rechtbank had vastgesteld, vernietigd, omdat de vrouw niet langer verplicht was de man op de hoogte te houden van belangrijke zaken met betrekking tot het kind. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de stabiliteit en emotionele veiligheid van het kind, wat leidde tot de conclusie dat omgang met de man niet verantwoord was.