Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
3.2 Bij beschikking van 23 april 1997 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage de moeder ontheven van het ouderlijk gezag over [verzoekster] en de Stichting Jeugdzorg Den Haag/Zuid-Holland Noord, werkstichting Jeugdbescherming en -reclassering Den Haag benoemd tot voogdes over [verzoekster].
4.De motivering van de beslissing
Indien een zodanig onmiddellijk en ernstig gevaar dreigt dat een verhoor van de jeugdige niet kan worden afgewacht, betekent dit naar het oordeel van het hof ook dat in die situatie toevoeging van een raadsman aan de minderjarige, om deze bij te staan bij het verhoor, evenmin kan worden afgewacht. Gelet op de ingrijpendheid en de aard van deze maatregel dienen verhoor van de minderjarige en toevoeging van een raadsman bij de eerst mogelijke gelegenheid plaats te vinden en in elk geval binnen twee weken nadat de beschikking is gegeven op straffe van verval daarvan.
Reeds op grond van het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat plaatsing in een gesloten setting voor [verzoekster] juist noodzakelijk is om haar de zorg te kunnen bieden die zij nodig heeft en om te voorkomen dat zij zich zal onttrekken aan die hulpverlening of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Grief 2 faalt daarmee.