Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Noord/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vraag of uitgaven voor de aanpassing van de woning, specifiek de bouw van een garage, in aanmerking kunnen worden genomen als uitgaven voor andere hulpmiddelen volgens artikel 6.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het ontbreken van een voorafgaande medische indicatie voor de woningaanpassing de aftrek in de weg staat. De belanghebbende, [X], heeft in zijn aangifte voor het jaar 2007 een bedrag van € 41.966 opgevoerd als buitengewone uitgaven, waarvan € 35.926 betrekking heeft op de bouw van de garage. De Inspecteur heeft deze uitgaven niet geaccepteerd, omdat er pas achteraf een verklaring van een medisch deskundige is afgegeven die de noodzaak van de aanpassing bevestigt. De Rechtbank heeft in eerste aanleg de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting van het Hof is vastgesteld dat de belanghebbende en zijn echtgenote, [A], een eigen woning bezitten en dat [A] lijdt aan een progressieve spierziekte, waardoor zij volledig rolstoelafhankelijk is. De bouw van de garage was noodzakelijk om de toegang tot de auto te vergemakkelijken. Het Hof oordeelt dat, hoewel er geen voorafgaande medische indicatie was, de achteraf vastgestelde noodzaak voor de aanpassing voldoende is om de aftrek te rechtvaardigen. Het Hof concludeert dat de regeling van artikel 6.17 van de Wet IB zo moet worden uitgelegd dat de aftrek niet geweigerd kan worden enkel omdat de medische indicatie niet voorafgaand aan de aanpassing is vastgesteld. Het hoger beroep van de Inspecteur wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.