Uitspraak
de moeder,
[geïntimeerde],
de vader,
Bureau Jeugdzorg Flevoland,
BJZ.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van hun ouders. De moeder, appellante, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader, geïntimeerde, zich hiertegen verzet. De ouders zijn in een ernstig echtscheidingsconflict verwikkeld, wat ook invloed heeft op de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een onderzoek uitgevoerd en geadviseerd dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader dient te blijven, gezien de huidige woonomstandigheden van de ouders en de noodzaak van continuïteit in de leefomgeving van de kinderen.
De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank van 30 mei 2012 aangevochten, waarin was bepaald dat de kinderen bij de vader zouden verblijven. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, die concludeerde dat de opvoedsituatie bij beide ouders geschikt is, maar dat co-ouderschap niet meer uitvoerbaar is door de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in strijd met de afspraken is verhuisd, wat heeft geleid tot een wijziging in de zorgregeling. De moeder heeft haar verzoek in hoger beroep aangevuld, maar het hof heeft geoordeeld dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is. De moeder's verzoek om wijziging van de hoofdverblijfplaats is afgewezen, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.