[getuige 1] heeft als getuige (onder meer) verklaard dat hij [appellant], toen deze hem na telefonisch contact een oriënterend bezoek bracht, heeft verteld dat hij zijn kunsthandel na zijn pensioen als liefhebberij dreef, vooral om de sociale contacten. Daarop is [appellant] met zijn vrouw gekomen. Zij keken telkens verbaasd als [getuige 1] de prijzen van de beelden meldde. Bij de grande buste van Giacometti, waarvoor [getuige 1]
€ 100.000,- vroeg, vertelde [appellant] dat hij op de Tefaf had gezien dat € 750.000,- werd gevraagd voor een kleiner beeld. Op diens vraag waarom de prijzen bij Toledo lager waren, heeft hij geantwoord dat dit kwam, omdat er geen papieren bij waren en hij niet kon garanderen dat het beeld echt was. Daarop gaf [appellant] aan dat dit geen probleem was, aldus [getuige 1]. Na de eerste aankoop is hij nog gebeld door de echtgenote van [appellant] met de mededeling dat zij enthousiast waren over de beelden en er nog met vrienden van museum Booijmans van Beuningen over hadden gesproken. Op een verzoek van [appellant] om op zoek te gaan naar grotere en aansprekender beelden, heeft [getuige 1] het beeld ‘l’age d’airain’ van Rodin aangeboden, dat hij thuis bij [getuige 3] met haar in een boek heeft opgezocht. Hij heeft haar toen verteld dat hij de echtheid niet kon garanderen en er geen papieren bij had. [appellant] kocht het ’s avonds ongezien over de telefoon, waarbij hij niet vroeg of het echt was.
Anders dan bij de Zadkine, waarop niets stond, stonden op de andere beelden een signatuur en gietersmerk. Met de woorden “gesigneerd” en “gietersmerk” heeft [getuige 1], volgens zijn verklaring, nooit de echtheid willen suggereren. [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij altijd heeft gezegd dat er geen papieren bij waren, geen provenances. Bij de Zadkine was het onderling met [appellant] “raden naar”, aldus deze getuige.
Volgens [getuige 1] heeft hij voor de onderhavige beelden nooit een garantie afgegeven en nooit de authenticiteit gegarandeerd en is er nooit door [appellant] om een garantie van echtheid gevraagd. Volgens [getuige 1] kon hij ook nooit een garantie afgeven, omdat hij de papieren niet had. Er is nooit gesproken over het verrichten van onderzoek aan de beelden. [appellant] heeft nooit onderzoek gedaan, is nooit langs geweest met een deskundige, heeft nooit gevraagd om foto’s en dergelijke. [appellant] heeft nooit voorwaarden gesteld aan de koop en zijn vrouw heeft nooit gevraagd of hij wel echte beelden verkocht. [appellant] is op 18 mei 2008 met [getuige 4] gekomen, die tijdens dit bezoek niets heeft gezegd. [getuige 1] heeft verklaard vaker bij de familie [appellant] te zijn thuisgeweest en daar tientallen bronzen, waaronder bronzen van Dalou en Lipschitz evenals oude meesters te hebben gezien.
[getuige 1] heeft verder verklaard dat hij de beelden in consignatie verhandelde. Daaraan heeft hij toegevoegd dat dat niet voor alle beelden gold, dat hij ook beelden uit zijn eigen collectie had. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de beelden waarover het in deze procedure gaat, in consignatie verkocht, dat hij ze betrok van verschillende relaties die hem wilden helpen en dat hij hen moest beloven dat hij hen nooit zou noemen. Verderop in zijn verklaring heeft [getuige 1] verklaard dat van alle beelden die hij aan [appellant] heeft verkocht, alleen de beelden waarover het in deze procedure gaat in consignatie zijn verkocht. Dat kwam omdat [appellant] hem had gevraagd om naar interessantere beelden op zoek te gaan, aldus [getuige 1]. “zodoende kwam ik via relaties aan deze beelden” aldus zijn verklaring. Vervolgens heeft [getuige 1] als getuige verklaard dat de enige beelden die hij in consignatie heeft verkocht, de vier beelden waren waarover het in deze procedure gaat. [getuige 1] heeft vervolgens verklaard dat hij die beelden alle heeft betrokken van één relatie, dat was een vastgoedhandelaar.