In deze zaak gaat het om het ambtshalve ontslag van [verzoekster 2] als bewindvoerder van [verzoekster 1] en de benoeming van A.A.H. Roest als nieuwe bewindvoerder. De beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 17 januari 2013, waarin [verzoekster 2] als bewindvoerder werd ontslagen, is door [verzoekster 1] en [verzoekster 2] bestreden in hoger beroep. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld op 17 september 2013, waarbij beide verzoeksters in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaat, terwijl Roest niet verscheen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoekster 1] is geboren in 1978 en is onder bewind gesteld bij beschikking van 12 september 2011, waarbij [verzoekster 2] als bewindvoerder werd benoemd. De rechtbank heeft [verzoekster 2] ambtshalve ontslagen omdat zij niet opgeroepen zittingen was verschenen en er geen deugdelijke boedelbeschrijving was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster 2] verklaard dat zij niet alle oproepen had ontvangen en dat zij door persoonlijke omstandigheden niet aanwezig kon zijn.
Het hof heeft overwogen dat [verzoekster 2] een deugdelijke verklaring heeft gegeven voor haar afwezigheid en dat er geen reden is voor ontslag. Bovendien hebben [verzoekster 1] en [verzoekster 2] aangegeven geen vertrouwen te hebben in Roest, die zijn functie niet heeft kunnen uitoefenen. Het hof concludeert dat [verzoekster 2] feitelijk de functie van bewindvoerder is blijven uitoefenen en dat zij bereid is deze taak voort te zetten. Op basis van deze overwegingen heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de eerdere benoeming van [verzoekster 2] als bewindvoerder bevestigd.