ECLI:NL:GHARL:2013:8253

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
1 november 2013
Zaaknummer
200.120.240
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing curatele en ontslag curator in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van de curatele van betrokkene, die onder curatele was gesteld wegens verkwisting. Betrokkene, geboren in 1950, had eerder verzocht om de curatele op te heffen, maar dit verzoek was door de kantonrechter afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij betrokkene in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat, en de curator vertegenwoordigd werd door medewerkers van het bewindvoerderskantoor.

Het hof heeft vastgesteld dat de oorzaken die tot de curatele hebben geleid, nog steeds aanwezig zijn. Betrokkene heeft ernstige problemen op het gebied van psychiatrie, verslaving en lichamelijke ziekten, en is niet in staat haar financiën adequaat te beheren. Ondanks haar verzoek om opheffing van de curatele, heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de situatie van betrokkene is verbeterd. De eerste twee grieven van betrokkene zijn dan ook afgewezen.

Daarnaast heeft betrokkene een derde grief ingediend, waarin zij verzocht om een andere curator aan te stellen. Het hof heeft erkend dat er sprake is van een ernstig verstoorde verstandhouding tussen betrokkene en de huidige curator, die niet op goede wijze het curatorschap heeft uitgeoefend. Het hof heeft daarom besloten om het verzoek van betrokkene tot ontslag van de curator toe te wijzen en een onafhankelijke derde persoon als nieuwe curator te benoemen. Betrokkene krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over de benoeming van de nieuwe curator en om een bereidverklaring van deze curator in te dienen. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.120.240
(zaaknummer rechtbank Utrecht 820862)
beschikking van de familiekamer van 31 oktober 2013
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.V. Scheffer te Utrecht.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk,
verder te noemen: de dochter,
niet verschenen,
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: de zoon,
niet verschenen,
en
T.L.W.M. Litjens,werkzaam bij bewindvoerderskantoor Kroezen,
kantoorhoudende te Vortum-Mullem, gemeente Boxmeer,
verder te noemen: de curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector Familie en Toezicht, locatie Utrecht) van 18 oktober 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 15 januari 2013;
- een brief van mr. Scheffer van 10 april 2013, ingekomen op dezelfde datum.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 juni 2013 plaatsgevonden. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de curator zijn verschenen J.W. Giesbergen en E.I. van Santen, beiden medewerkers van bewindvoerderskantoor Kroezen.
De dochter en de zoon zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling zijn ingekomen een journaalbericht van mr. Scheffer van 13 augustus 2013 met bijlage en een journaalbericht van mr. Scheffer van 19 augustus 2013 met bijlagen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Betrokkene is geboren op [geboortedatum] 1950. Zij is de moeder van de dochter en de zoon.
3.2
Bij beschikking van 21 november 2011 heeft de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector Familie en Toezicht, locatie Utrecht) betrokkene onder curatele gesteld wegens verkwisting en tot curator benoemd T.L.W.M. Litjens, werkzaam ten kantore van Bewindvoerderskantoor Kroezen, gevestigd te Vortum-Mullem.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 18 juni 2012, heeft betrokkene verzocht de curatele op te heffen.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de afwijzing van het verzoek van de vrouw tot opheffing van de curatele over haar.
4.2
De vrouw is met drie grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van 18 oktober 2012. De eerste twee grieven zien er op dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de oorzaken die tot de curatele aanleiding hebben gegeven, thans nog steeds aanwezig zijn en dat het verzoek van betrokkene ten onrechte niet is toegewezen. De derde (voorwaardelijke) grief ziet er op dat de rechtbank heeft nagelaten een oordeel te geven op het voorwaardelijke verzoek van de vrouw om een andere curator aan te stellen.
4.3
Het hof zal de eerste twee grieven gezamenlijk beoordelen. Indien deze grieven mochten falen komt het hof toe aan de beoordeling van de derde grief.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 aanhef en sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor de gestoorde, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen of, ingevolge sub b, wegens verkwisting of, ingevolge sub c, wegens gewoonte van drankmisbruik, waardoor hij zijn belangen niet behoorlijk waarneemt, in het openbaar herhaaldelijk aanstoot geeft of zijn eigen veiligheid of die van anderen in gevaar brengt. Op grond van artikel 1:389 lid 1 BW eindigt de curatele wanneer bij in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat de oorzaken die tot de curatele hebben aanleiding gegeven, niet meer aanwezig zijn.
5.2
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de oorzaken die tot de curatele aanleiding hebben gegeven, thans niet meer aanwezig zijn. Gebleken is dat betrokkene in 2011 onder curatele is gesteld omdat sprake was van verkwisting. Betrokkene heeft ernstige problemen op het gebied van psychiatrie, verslaving en lichamelijke ziekten en problemen. Volgens de curator is er tot op heden nog steeds sprake van dat betrokkene niet gedegen haar financiën kan beheren. Een extra stressfactor is haar ernstig zieke dochter in Engeland die zij zo vaak mogelijk wil bezoeken, terwijl ze niet inziet dat de reizen naar Engeland ook betaald moeten worden. Daarnaast zijn er ook nog steeds schulden. Voorts is gebleken dat nog steeds nauw contact bestaat met diverse hulpverleners van betrokkene, zoals met Altrecht, de huisarts en de apotheek, om de optimale zorg voor betrokkene nu en in de toekomst te kunnen garanderen. Betrokkene heeft naar het oordeel van het hof, tegenover deze stellingen van de curator, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zonder een ondercuratelestelling thans geen sprake meer zal zijn van financiële problemen door verkwisting. De eerste twee grieven falen derhalve.
In haar derde grief verzoekt betrokkene subsidiair, indien het hof de curatele in stand laat, een andere curator te benoemen.
5.3
Op grond van artikel 1:385 lid 1 aanhef en onder d BW kan een curator te allen tijde wegens gewichtige redenen op eigen verzoek, op verzoek van de uit hoofde van verkwisting of gewoonte van drankmisbruik onder curatele gestelde, op verzoek van het openbaar ministerie of ambtshalve door de kantonrechter worden ontslagen.
5.4
Het hof overweegt het volgende. Ter mondelinge behandeling is namens de curator erkend dat het bewindvoerderskantoor waaraan hij is verbonden van een falend systeem voor het betalingsverkeer gebruik maakt en dat dit falend systeem ervoor heeft gezorgd dat het leefgeld van betrokkene meerdere malen niet tijdig is betaald. Dit heeft ertoe geleid dat betrokkene, naar zij voldoende gemotiveerd ter zitting heeft verklaard, onvoldoende geld tot haar beschikking had om in haar primaire levensbehoeften te kunnen voorzien. Mede daardoor is de communicatie tussen de curator en betrokkene ernstig verstoord geraakt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat voldoende gebleken is dat de huidige curator niet op goede wijze het curatorschap heeft uitgeoefend en dat dientengevolge sprake is van een ernstig verstoorde verstandhouding tussen de curator en betrokkene. Nu aldus sprake is van een gewichtige reden voor ontslag van de curator, zal het hof het subsidiaire verzoek van betrokkene toewijzen en een andere curator benoemen.
5.5
Op grond van 1:383 lid 2 BW volgt de rechter bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 2 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerd partner dan wel een andere levensgezel tot curator benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur één van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot curator benoemd.
5.6 In de onder 2.3 genoemde brieven heeft mr. Scheffer namens betrokkene verzocht om bij instandhouding van de curatele niet (meer) haar zus mevrouw[A] als nieuwe curator te benoemen, maar een geheel andere curator.
Het hof zal dan ook een onafhankelijke derde persoon als curator benoemen en betrokkene in de gelegenheid stellen zich vóór 1 december 2013 uit te laten over een nieuw te benoemen curator en een bereidverklaring van deze nieuw te benoemen curator als bedoeld in
artikel 1:385 BW juncto 1:280 aanhef en onder b BW in het geding te brengen.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
stelt betrokkene in de gelegenheid zich vóór 1 december 2013 uit te laten over een nieuw te benoemen curator alsmede om vóór 1 december 2013 een bereidverklaring als bedoeld in artikel 1:385 BW jo 1: 280 aanhef en onder b BW in het geding te brengen als hiervoor onder 5.6 omschreven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. van der Beek, C.J. Laurentius-Kooter en P.M.M. Mostermans, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 31 oktober 2013 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.