Uitspraak
[appellant],
de man,
[geïntimeerde],
de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep inzake de vaststelling van kinderalimentatie en partneralimentatie na een echtscheiding. De man, appellant in het principaal appel, had in eerste aanleg een lagere alimentatie voor de minderjarige dochter en de ex-vrouw toegewezen gekregen dan hij had verzocht. De rechtbank had de kinderalimentatie vastgesteld op € 224,- per maand en de partneralimentatie op € 72,- per maand, beide met ingang van 21 juni 2012. De man verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de alimentatiebedragen te verlagen, terwijl de vrouw in incidenteel beroep verzocht om een verhoging van de partneralimentatie naar € 400,- per maand.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van de man, die recent een erfenis had ontvangen. De man ontving een bijstandsuitkering en had een aanzienlijk vermogen verkregen door de erfenis, wat zijn draagkracht beïnvloedde. Het hof oordeelde dat de man, ondanks zijn vermogen, geen ruimte had voor een hogere partneralimentatie, maar dat hij wel in staat was om een bijdrage van € 197,- per maand te betalen voor de kinderalimentatie. De vrouw had geen recht op partneralimentatie, omdat de man geen draagkracht had om deze te betalen.
De uitspraak van het hof leidde tot de vernietiging van de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de kinderalimentatie werd vastgesteld op € 197,- per maand met terugwerkende kracht tot 21 juni 2012. De vrouw werd niet gehouden tot terugbetaling van eerder ontvangen partneralimentatie, omdat deze al in haar bijstandsuitkering was verrekend. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van alimentatiezaken, vooral wanneer er sprake is van veranderingen in de financiële situatie van de betrokken partijen.