Uitspraak
de raad,
de ouders,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], door de Raad voor de Kinderbescherming Zwolle. De Raad had in eerste aanleg een verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, dat door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel op 19 april 2013 was afgewezen. De Raad stelde dat er zorgen waren over de sociaal-emotionele en fysieke ontwikkeling van de kinderen, en dat hulpverlening niet effectief was geweest. De ouders bestreden de noodzaak van ondertoezichtstelling en gaven aan dat zij sinds mei 2013 weer zelfstandig met de kinderen wonen en hun leven op orde proberen te krijgen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 oktober 2013 zijn de ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en de Raad werd vertegenwoordigd door de heer R. Ritmeijer. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat, hoewel er in het verleden zorgen waren, de situatie van de ouders en de kinderen inmiddels verbeterd was. De ouders hebben hun leven weer op de rails gekregen, en er zijn geen recente nieuwe zorgen geconstateerd. Het hof concludeerde dat de eerdere zorgen niet langer een ernstige bedreiging voor de kinderen vormden en dat de doelen uit het raadsrapport grotendeels waren behaald.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof de beschikking van de rechtbank Overijssel bekrachtigd, waarmee het verzoek tot ondertoezichtstelling werd afgewezen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de ontwikkeling van de kinderen in een stabiele omgeving en de positieve rol van de grootouders in hun leven.