ECLI:NL:GHARL:2013:7985

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
CR 200.114.172-01 15-10-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf van kinderen na verhuizing naar Suriname zonder toestemming van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van drie minderjarige kinderen. De moeder had de kinderen zonder toestemming van de vader meegenomen naar Suriname, waar zij inmiddels geworteld zijn. De vader had in eerste aanleg verzocht om teruggeleiding van de kinderen naar Nederland, maar het hof oordeelde dat de kinderen, gezien hun jonge leeftijd en de tijd die zij in Suriname hebben doorgebracht, inmiddels in dat land zijn geworteld. Het hof benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat een terugkeer naar Nederland een traumatische ervaring voor hen zou zijn. De moeder had in juni 2011 de kinderen meegenomen, wat het hof als onjuist gedrag van haar kant beschouwde, maar de huidige situatie van de kinderen in Suriname woog zwaarder. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder blijft. Tevens werd de moeder verplicht om de vader intensief te betrekken bij beslissingen die de kinderen aangaan, en het hof moedigde aan tot het onderhouden van contact tussen de vader en de kinderen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

Beschikking d.d. 15 oktober 2013
Zaaknummer 200.114.172
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
appellante,
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat thans mr. V.G.J. van Veenendaal-Stolk, kantoorhoudende te Almere, voorheen mr. R.A.I. van Vliet, kantoorhoudende te Almere,
tegen

[de vader],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. E.M. Annema, kantoorhoudende te Almere.
De inhoud van de tussenbeschikking van 5 maart 2013 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking van 5 maart 2013 is er op 15 april 2013 een brief van mr. Montessori, zijnde een kantoorgenoot van mr. Annema, binnengekomen waarin zij namens de man aangeeft dat het crossborder mediationtraject door de mediators is geannuleerd omdat de situatie op basis van de intakegesprekken onvoldoende mediabel is gebleken.
Bij fax van 31 mei 2013 heeft mr. Van Veenendaal-Stolk, namens de vrouw, bevestigd dat de crossborder mediation is mislukt.
Het hof heeft partijen vervolgens bij brief van 23 juli 2013 verzocht zich uit te laten omtrent de volgende vragen:
- de bevoegdheid van de Nederlandse rechter;
- de uitkomst van het verzoek van de vader tot teruggeleiding van de kinderen
naar Nederland aan de Centrale autoriteit Internationale Kinderontvoering;
- de reden dat het partijen niet gelukt is om tot een onderlinge oplossing te komen;
- de uitkomst van de door de moeder gestarte voogdijzaak in Suriname;
- de visie van de vader op het Skype-contact tussen hem en de kinderen.
Bij journaalbericht van 26 augustus 2013 heeft mr. Van Veenendaal een brief in het geding gebracht waarin zij de visie van de moeder op de bovenstaande punten weergeeft.
Bij journaalbericht van 26 augustus 2013 heeft mr. Annema een brief in het geding gebracht waarin zij de visie van de vader geeft op de bovenstaande punten.
Op 3 september 2013 is nog een brief met bijlagen van mr. Van Veenendaal bij de griffie van het hof binnengekomen.

De rechtsmacht van het hof

1.
Op grond van artikel 8 Verordening (EG) nr. 2201/2003, van 27 november 2003, betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis), zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt bevoegd. Als onweersproken staat vast dat de kinderen ten tijde van het indienen van het verzoekschrift in eerste aanleg, te weten op 9 juni 2011, hun gewone verblijfplaats in [plaats] (Nederland) hadden. De rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, was dan ook bevoegd in eerste aanleg over de onderhavige zaak haar oordeel te geven. Nu in dit geval het zogenaamde perpetuatio fori-beginsel geldt, doet een latere wijziging van omstandigheden welke de bevoegdheid bepalen geen afbreuk meer aan deze bevoegdheid.
2.
In het algemeen is voor de bevoegdheid van de rechter het tijdstip waarop in eerste aanleg een procedure wordt gestart beslissend en is daarmee dan ook tevens de bevoegdheid van de rechter in hoger beroep komen vast te staan. Het hof is van oordeel dat in dit geval niet van dit beginsel behoort te worden afgeweken, nu het hof zich in staat acht een oordeel te vormen over de in het geding zijnde belangen van de minderjarigen, alhoewel hun gewone verblijfplaats inmiddels niet langer in Nederland is gelegen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat zij, als Nederlands appelcollege, bevoegd is van het geschil kennis te nemen.

De overwegingen van het hof

3.
De moeder is in juni 2011 - zonder toestemming van de vader - met de kinderen vertrokken naar Suriname. Zoals in de beschikking van 5 maart 2013 reeds is overwogen is het hof van oordeel dat de moeder door haar plotselinge vertrek met de kinderen naar Suriname en door de kinderen het contact met hun vader te onthouden niet in het belang van de kinderen heeft gehandeld. De moeder heeft daarnaast geen enkele rekening gehouden met de gevoelens en de belangen van de vader, hetgeen het hof haar aanrekent. Door haar plotselinge vertrek met de kinderen naar Suriname heeft ze de kinderen en de vader van de ene op de andere dag (grotendeels) het onderlinge contact ontzegd.
4.
Het hof benadrukt dat zij de gedragingen van de moeder in het verleden onjuist acht. Bij de beoordeling van dit geschil dient het hof de belangen van de kinderen echter voorop te stellen. De kinderen verblijven inmiddels al ruim twee jaar in Suriname. Op het moment dat de moeder met de kinderen naar Suriname vertrok was [kind 1] bijna drie jaar oud en waren [kind 2] en [kind 3] bijna één jaar oud. Zij zijn thans vijf en drie jaar oud. Zij wonen al geruime tijd in Suriname en weten - gelet op hun jonge leeftijd - zelf niet beter dan dat hun leven zich in aldaar afspeelt. Met name [kind 2] en [kind 3] zullen geen herinneringen aan hun verblijf in Nederland hebben. De kinderen gaan naar school dan wel de crèche in Suriname en hebben veel contact met familieleden van de moeder. Het hof is dan ook van oordeel dat de kinderen inmiddels geworteld zijn in Suriname. Het hof betrekt hier voorts bij dat de vader voor het vertrek weliswaar twee wekelijks omgang met de kinderen had, maar dat met name [kind 2] en [kind 3] dit niet meer zullen weten gelet op hun jonge leeftijd. [kind 1] heeft wellicht wel herinneringen aan de omgang met de vader, maar ook deze zullen - gelet op haar leeftijd bij haar vertrek uit Nederland -beperkt zijn. Een verhuizing nu (terug) naar Nederland, wonen bij de vader en een scheiding van moeder zal een traumatische ervaring voor de kinderen opleveren hetgeen geenszins in hun belang is te achten, zodat het hof het verzoek van de moeder zal toewijzen en de beschikking van de rechtbank zal vernietigen, hoezeer het hof zich ook realiseert dat dit door de vader als zeer onrechtvaardig zal worden ervaren.
5.
Het hof betreurt het zeer dat partijen niet in staat zijn gebleken om hun persoonlijke belangen opzij te zetten in het belang van de kinderen en dat de crossborder mediation is mislukt. Het hof wijst partijen erop dat zij door vernietiging van de beschikking van de rechtbank gezamenlijk het gezag over de kinderen zullen houden. De moeder is derhalve verplicht de vader intensief te betrekken bij beslissingen die de kinderen aangaan. De vader en de moeder moeten in staat worden geacht samen afspraken te maken over de wijze van communiceren met elkaar. Het hof gaat er dan ook van uit dat als de ouders deze afspraken hebben gemaakt de moeder de vader in de toekomst in het kader van de gezamenlijke gezagsuitoefening zal consulteren en dat de vader, na consultatie, in redelijkheid zijn medewerking zal verlenen bij het nemen van belangrijke beslissingen betreffende de kinderen.
6.
Voorts gaat het hof ervan uit dat de moeder zich zal (blijven) inzetten om het contact tussen de vader en de kinderen in stand te houden en waar mogelijk verder uit te breiden. Het hof juicht toe dat er inmiddels weer wekelijks (skype)contact tussen de kinderen en de vader is maar realiseert zich dat dit daadwerkelijke omgang met de kinderen niet kan vervangen.
Het hof is van oordeel dat de moeder zich dient te realiseren dat het volledig uitblijven van contact met hun vader de kinderen op termijn in hun ontwikkeling kan belemmeren.
Slotsom
7.
Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
bepaalt het hoofdverblijf van de minderjarigen [kind 1], geboren op
[geboortedatum te plaats], [kind 2], geboren op [geboortedatum te plaats], en [kind 3], geboren op [geboortedatum te plaats], bij de moeder;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. R. Feunekes en
mr. D. van Emden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 15 oktober 2013 in bijzijn van de griffier.