In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2013, gaat het om een hoger beroep inzake de benoeming van een mentor voor een meerderjarige met gevorderde dementie. De appellanten, die de huidige mentor willen laten ontslaan, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 december 2012 aangevochten. De rechtbank had destijds een mentorschap ingesteld, maar de appellanten zijn van mening dat dit niet in het belang van de rechthebbende is. Het hof heeft de zaak in zijn geheel ter beoordeling gekregen en heeft de mondelinge behandeling op 17 juni 2013 gehouden, waarbij alle partijen en belanghebbenden aanwezig waren.
Het hof overweegt dat de geestelijke toestand van de rechthebbende, [belanghebbende 1], zodanig is dat zij niet in staat is haar belangen zelf te behartigen. De wet vereist dat bij de benoeming van een mentor de voorkeur van de betrokkene wordt gevolgd, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. Het hof concludeert dat het belang van [belanghebbende 1] om in een vertrouwde omgeving te verblijven zwaarder weegt dan de onenigheden binnen de familie. De huidige verzorgster van [belanghebbende 1] wordt benoemd tot mentor, waarbij het hof de voorkeur van de rechthebbende respecteert.
De beslissing van het hof houdt in dat de huidige mentor wordt ontslagen en dat de verzorgster, [appellant 2], als nieuwe mentor wordt aangesteld. Het hof compenseert de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging in familiezaken, vooral wanneer het gaat om kwetsbare personen die niet in staat zijn om voor zichzelf op te komen.