ECLI:NL:GHARL:2013:7963

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
200.126.297-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en de vraag naar de totstandkoming tussen gedetineerden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2013, staat de vraag centraal of er tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen. De appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter van 4 maart 2013 aangevochten, waarin de vordering van de geïntimeerde, die gedetineerd is, werd toegewezen. De geïntimeerde, eigenaar van een woonruimte, had gesteld dat hij via bemiddeling van een medegedetineerde een huurovereenkomst had gesloten met de appellant, die als bestuurder van de ontbonden vennootschap After Eight Real Estate B.V. fungeerde. Het hof oordeelt dat de feitelijke grondslag van de vordering van de geïntimeerde niet voldoende is komen vast te staan. De appellant betwist de totstandkoming van de huurovereenkomst en stelt dat hij enkel advies heeft gegeven aan de geïntimeerde over het verhuren van zijn woning. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor het bestaan van de huurovereenkomst en vernietigt het vonnis van de kantonrechter. De vordering van de geïntimeerde tot ontruiming van de woonruimte wordt afgewezen, en de geïntimeerde wordt veroordeeld in de kosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.126.297/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 573840 VV EXPL 13-11)
arrest in kort geding van de eerste kamer van 22 oktober 2013
in de zaak van
[appellant],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. R. Skála, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 4 maart 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 28 maart 2013,
- de memorie van grieven (met producties).
2.2
Vervolgens heeft [appellant] de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof op één dossier arrest bepaald. Het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter van 26 februari 2013 ontbreekt in dit dossier.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"
(…) het vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland (…) d.d. 4 maart 2013 (…) te vernietigen en opnieuw rechtdoende oorspronkelijk eiser alsnog niet ontvankelijk te verklaren, danwel de vordering van de oorspronkelijk eiser af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep."

3.De feiten

3.1
Het hof ziet aanleiding hierna de relevante feiten zelfstandig vast te stellen. Deze feiten komen op het volgende neer.
3.2
[geïntimeerde] is eigenaar van de woonruimte aan [adres] (hierna: de woonruimte).
3.3
[geïntimeerde] is sinds eind december 2011 gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in [plaats]. In de gevangenis is hij in contact gekomen met [X] (destijds ook gedetineerd), aan wie [geïntimeerde] heeft verteld dat hij door zijn detentie geen inkomen kan genereren om zijn hypotheeklasten te betalen en dat hij daarom zijn woning wel wilde verhuren. [X] heeft [geïntimeerde] gezegd dat hij wel een oplossing wist. Vervolgens is [geïntimeerde] in de gevangenis in contact gekomen met [appellant], die destijds eveneens gedetineerd was.
3.4
[appellant] was enig aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid After Eight Real Estate B.V. (hierna: After Eight). Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 22 november 2012 is deze vennootschap per 25 juni 2008 ontbonden.
3.5
Op enig moment is een huurovereenkomst opgemaakt waarin After Eight als huurder en [geïntimeerde] als verhuurder worden genoemd. Het betreft een overeenkomst voor bepaalde duur, namelijk van 1 juni 2012 tot 1 augustus 2013. Artikel 4.7 van de overeenkomst luidt:
"De huur dienst maandelijks overgemaakt te worden op het bij u bekende rekening nummer o.v.v. adres en maand. (100926797 ten name van florius onder vermelding van leningnummer 1291378)".Van deze huurovereenkomst is een exemplaar in het geding gebracht dat op 9 juni 2012 is geparagrafeerd en ondertekend door (enkel) [geïntimeerde] als verhuurder. Tevens is een ongedateerd exemplaar in het geding gebracht waarop enkel bij 'huurder' een handtekening staat.
3.6
[geïntimeerde] heeft een brief van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG), gedateerd 26 september 2012, ontvangen waarin onder meer het volgende wordt vermeld:
"Van uw geldgever ontvingen wij het bericht dat op deze hypotheek een dusdanige betalingsachterstand is ontstaan, dat zij voorbereidingen treft om uw woning per openbare veiling te verkopen."

4.De vordering en de beslissing daarop in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg bij wijze van voorlopige voorziening gevorderd dat:
1. After Eight en [appellant] worden veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de woonruimte met al het hunne en de hunnen te ontruimen en te verlaten en daarin niet weer te keren en onder afgifte van alle bij de woning behorende sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort ter algehele en vrije beschikking van verhuurder te stellen en ontruimd te houden, bij gebreke waarvan [geïntimeerde] op kosten van de huurder de woning door middel van een deurwaarder kan ontruimen, zo nodig geholpen door de sterke arm;
2. After Eight wordt veroordeeld tot betaling van de achterstallige huurpenningen vanaf 1 juni 2012 tot en met 15 december 2012 met betrekking tot het gehuurde ten bedrage van € 5.421,97;
3. After Eight wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het sub 2 genoemde bedrag ingaande de vervaldag van deze betalingen tot aan de dag der algehele voldoening;
4. After Eight te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2
[appellant] heeft verweer gevoerd.
4.3
De kantonrechter heeft bij het vonnis, waarvan beroep, na te hebben geoordeeld dat de vorderingen van [geïntimeerde] voor zover deze zijn gericht tegen After Eight niet kunnen slagen nu de desbetreffende vennootschap niet door [geïntimeerde] is gedagvaard, [appellant] veroordeeld om binnen 48 uur na betekening van het vonnis het gehuurde aan [adres] met al het zijne en de zijnen te ontruimen en te verlaten en daarin niet weer te keren en onder afgifte van alle bij de woning behorende sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort ter algehele en vrije beschikking van [geïntimeerde] te stellen en de woonruimte vervolgens ontruimd te houden. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding en heeft het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
[appellant] heeft in hoger beroep
acht grievenopgeworpen. De grieven strekken ertoe het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Het hof ziet daarin aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken. Voor zover in de grieven een klacht tegen de feitenvaststelling besloten ligt heeft [appellant], nu het hof in het vorenstaande de feiten zelfstandig heeft vastgesteld, bij een afzonderlijke bespreking daarvan geen belang.
Het spoedeisend belang
5.2
Het hof ziet zich in hoger beroep als rechter in kort geding gesteld voor de vraag of de in eerste aanleg toegewezen voorziening moet worden gehandhaafd. Daarbij dient het hof op basis van een afweging van de beide partijbelangen naar de toestand ten tijde van zijn arrest, te beoordelen of [geïntimeerde] als oorspronkelijk eiser (nog) volgende spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen. Het hof is van oordeel dat dat het geval is; voor zover het de ontruiming van de woonruimte betreft verlangt [geïntimeerde] bescherming tegen een inbreuk op zijn eigendoms- of verhuurdersrechten. Voor zover [appellant] heeft gesteld dat een spoedeisend belang aan de zijde van [geïntimeerde] ontbreekt nu hij eerst in februari 2013 is overgegaan tot dagvaarding van [appellant] terwijl de brief van NHG, waarin [geïntimeerde] op de betalingsachterstand van de hypotheek is gewezen, dateert van september 2012 overweegt het hof dat de ernst van de tekortkoming een ontruiming in kort geding dient te rechtvaardigen; de omvang van de opgebouwde betalingsachterstand (en dus tijdsverloop) speelt daarbij een rol. Daarbij was [geïntimeerde] ten tijde van de verzending van de brief van NHG in september 2012 gedetineerd, zodat niet vaststaat wanneer het bericht dat een betalingsachterstand was ontstaan op zijn hypothecaire lening hem bereikt heeft.
De (betwiste) huurovereenkomst
5.3
Het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of er tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gesteld dat via bemiddeling van [X] een overeenkomst is opgesteld. [X] zou daarbij, zo heeft [geïntimeerde] gesteld, zorgdragen voor het innen alsmede het doorgeleiden van de huurpenningen naar de verstrekker van de hypothecaire lening van [geïntimeerde]. [appellant] heeft erkend dat de huurovereenkomst vergelijkbaar is met het model dat hij gebruikte in de tijd dat zijn onderneming After Eight nog operationeel was, zodat volgens [geïntimeerde] aangenomen kan worden dat [appellant] dit contract heeft opgesteld. Voorts heeft [geïntimeerde] een ongedateerde tweede versie van de huurovereenkomst in het geding gebracht waarop bij 'huurder' een handtekening is geplaatst.
5.4
[appellant] betwist dat er een huurovereenkomst tussen [geïntimeerde] en hem en/of zijn voormalige onderneming After Eight tot stand is gekomen. Hij stelt dat [geïntimeerde] hem op enig moment om advies heeft gevraagd hoe hij zijn woning kon verhuren, waarop [appellant] hem een voorbeeld van een huurcontract heeft overhandigd zoals dit werd gebruikt door zijn voormalige onderneming. [appellant] stelt met de totstandkoming van de huurovereenkomst waarop [geïntimeerde] zich beroept, niets te maken te hebben. Bij inleidende dagvaarding heeft [geïntimeerde] slechts een exemplaar overgelegd van de huurovereenkomst die door hemzelf is geparafeerd en ondertekend. Pas in een later stadium heeft [geïntimeerde] een exemplaar overgelegd dat gedateerd noch geparafeerd is, waarop aan het eind een handtekening is geplaats bij "huurder(s)". [appellant] betwist echter dat deze handtekening van hem afkomstig is. De handtekening verschilt naar de mening van [appellant] op essentiële punten van de handtekening op zijn identiteitsbewijs, zodat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat dat deze handtekening zodanig lijkt op de handtekening onder het huurcontract, dat een gerede kans bestaat dat in een mogelijke bodemzaak zal worden geoordeeld dat [appellant] het contract heeft ondertekend.
5.5
Het hof overweegt als volgt. Gelet op het verweer van [appellant], alsmede op grond van de stukken, kan naar het oordeel van het hof voorshands niet van het bestaan van de gestelde huurovereenkomst worden uitgegaan. [geïntimeerde] heeft nagelaten te stellen hoe en onder welke omstandigheden de huurovereenkomst met [appellant] en/of After Eight is gesloten, doch heeft te dien aanzien volstaan met zijn stelling dat hij gedurende zijn detentie op enig moment met [appellant] in contact is gekomen daar hij zijn woning wenste te verhuren. Deze stelling van [geïntimeerde] valt evenwel te rijmen met de lezing van [appellant] dat hij [geïntimeerde], nadat deze hem advies had gevraagd over het verhuren van zijn woning, een voorbeeld van een huurovereenkomst heeft overhandigd. Dat [appellant] zelf de woning van [geïntimeerde] wilde huren is hiermee echter niet gezegd. De omstandigheid dat in de overeenkomst de reeds jaren eerder ontbonden onderneming (en niet [appellant] zelf) als partij is vermeld, onderschrijft veeleer de stelling van [appellant] dat hij [geïntimeerde] enkel heeft willen helpen door hem een oud voorbeeldcontract ter hand te stellen. Daarbij komt dat tussen partijen niet in geschil is dat [appellant] sinds 23 juni 2011 niet langer op enig adres in Nederland staat ingeschreven, terwijl de huurovereenkomst zag op de periode van 1 juni 2012 tot 1 augustus 2013.
Voorts verdraagt de stelling van [geïntimeerde] dat [X] zorg zou dragen voor het innen en het doorgeleiden van de hypotheekpenningen naar de verstrekker van de hypothecaire lening Florius zich niet met artikel 4.7 van de huurovereenkomst, waarin immers de verplichting van de huurder is opgenomen om de huurpenningen rechtstreeks naar Florius over te maken. [geïntimeerde] heeft (ook) hiervoor geen verklaring gegeven.
De door [geïntimeerde] aangedragen omstandigheid dat op het tweede door hem overgelegde exemplaar van de huurovereenkomst een handtekening is geplaatst onder 'huurder' die op het eerste gezicht in grote lijnen overeen lijkt te stemmen met de handtekening op het paspoort van [appellant], kan naar het oordeel van het hof eveneens geen basis vormen voor de juistheid van zijn standpunt. Hiertoe is nadere bewijslevering nodig, waarvoor dit kort geding zich in beginsel echter niet leent. Er bestaat naar 's hofs oordeel geen aanleiding in deze zaak op dat beginsel een uitzondering te maken.
5.6
Naar het voorlopig oordeel van het hof is de feitelijke grondslag van de vordering van [geïntimeerde] derhalve niet (voldoende) komen vast te staan. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, dan ook vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] om [appellant] te veroordelen tot  kort gezegd - ontruiming van de woonruimte, alsnog afwijzen, onder veroordeling van [geïntimeerde] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op € 200,- voor salaris advocaat overeenkomstig de staffel salarissen in rolzaken kanton en € 213,- voor verschotten.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op € 894,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (1 punt, tarief II) en € 299,- aan verschotten.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Groningen van 4 maart 2013 en doet opnieuw recht:
wijst de vordering van [geïntimeerde] om [appellant] te veroordelen tot ontruiming van de woonruimte alsnog af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 200,- aan geliquideerd salaris van de advocaat en nihil voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 894,- aan geliquideerd salaris van de advocaat en € 395,76 voor verschotten;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. L. Groefsema en mr. A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 oktober 2013.