ECLI:NL:GHARL:2013:7948

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
200.101.414-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geheimhoudingsbeding en boete in arbeidsrelatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2013, staat de beoordeling van een geheimhoudingsbeding in een arbeidsovereenkomst centraal. De appellant, werkzaam bij Savannah Holding B.V., had een geheimhoudingsbeding ondertekend dat hem verplichtte om vertrouwelijke informatie zowel tijdens als na zijn dienstverband geheim te houden. Na beëindiging van zijn dienstverband heeft de appellant verklaringen afgelegd die in strijd waren met dit beding, wat leidde tot een vordering van Savannah voor het opleggen van boetes. De kantonrechter had de boete gematigd tot € 1.000,-, wat door de appellant werd betwist in hoger beroep.

Het hof oordeelt dat het beroep op het geheimhoudingsbeding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, ondanks dat het beding ver strekt. Het hof bevestigt dat de kantonrechter terecht de boete heeft gematigd, rekening houdend met de korte duur van het dienstverband en het feit dat Savannah geen significante schade heeft aangetoond. De appellant had geen gegronde redenen om te stellen dat hij in overmacht verkeerde bij het schenden van het beding. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellant in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 1.788,- voor salaris en € 666,- voor griffierecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.101.414/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 553194 CV 11-653)
arrest van de eerste kamer van 22 oktober 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te[woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. R. Grijpstra, kantoorhoudend te Almere,
tegen
Savannah Holding B.V.,
gevestigd te Eemnes,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Savannah,
advocaat: mr. I.P. Sigmond, kantoorhoudend te Heerlen.
Het hof neemt het tussenarrest van 1 mei 2012 hier over.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 1 juni 2012 een comparitie na aanbrengen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.2
Vervolgens zijn de volgende stukken gewisseld:
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord met producties.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd, waarbij [appellant] een stapel niet ingebonden papieren met schutbladen ertussen als dossier heeft aangeboden, en Savannah een ingebonden en getabt dossier, dat evenwel niet de memorie van grieven bevat. Daarvoor heeft het hof derhalve geput uit het stapeltje van [appellant]. Het hof heeft arrest bepaald.
1.4
De vordering van [appellant] luidt, overeenkomstig de appeldagvaarding:
"bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-te vernietigen het tussen partijen (…) gewezen vonnis;
-geïntimeerde in haar vorderingen alsnog niet ontvankelijk te verklaren, dan wel deze vorderingen alsnog te ontzeggen wegens ongegrondheid;
-met veroordeling tot terugbetaling van al hetgeen appellant ter uitvoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
-met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."

2.De feiten

2.1
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 4 van het vonnis, waarvan beroep, is geen grief ingediend en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken. Het hof zal van die feiten uitgaan. Aangevuld met wat in hoger beroep tussen partijen als vaststaand heeft te gelden, zijn de feiten als volgt.
2.2
[appellant] is op 1 oktober 2008 voor 6 maanden als all round medewerker in dienst getreden bij Savannah, van welke onderneming [bestuurder] bestuurder is. Partijen zijn een salaris overeengekomen van € 2.000,- netto per maand exclusief vakantietoeslag. De arbeidsovereenkomst is na ommekomst van de termijn per ultimo maart 2009 van rechtswege geëindigd.
2.3
Art. 9 van de arbeidsovereenkomst behelst een geheimhoudingsbeding, dat luidt:
"Werknemer verklaart dat hij, zowel gedurende de dienstbetrekking als daarna, volledige geheimhouding zal betrachten ten aanzien van hetgeen werknemer in het kader van de uitvoering van de onderhavige overeenkomst en daarna ter kennis is gekomen, betreffende de organisatie van werkgever en werkzaamheden zelf, alsmede betreffende bij de organisatie werkzame personen, alsmede betreffende de relaties van werkgever."
2.4
Art. 15 van het contract bepaalt, voor zover van belang:
"Werknemer is van rechtswege in gebreke indien hij in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 9 (…) handelt en zal in afwijking van art. 7:650 lid 3 BW aan werkgever voor iedere overtreding een boete verbeuren waarvan het bedrag overeenkomt met Euro 2.270,- per overtreding, alsmede een boete gelijk aan Euro 11.345,- voor elke dag dat de overtreding, na mededeling van de ontdekking daarvan door de werkgever, voortduurt, onverminderd het recht van werkgever volledige schadevergoeding te vorderen."
2.5
In opdracht van Savannah heeft [appellant] gedurende zijn dienstverband werkzaamheden verricht in discotheek Marcanti te Amsterdam, welk bedrijf door [bestuurder] (handelend namens een rechtspersoon) was gekocht van ene [X] (of een door hem vertegenwoordigde rechtspersoon).
2.6
In opdracht van [bestuurder] heeft [appellant] omstreeks mei 2009 een door [bestuurder] gehuurd kantoor in het WTC laten ontruimen en de goederen overgebracht naar elders. Tussen partijen is een procedure aanhangig bij de kantonrechter in Amsterdam over de vraag of [appellant] een loonvordering heeft, omdat de onder 2.2 bedoelde arbeidsovereenkomst zou zijn voortgezet.
2.7
[appellant] heeft op 12 en 20 augustus 2010 alsmede op 8 november 2010 schriftelijke verklaringen opgesteld waarin hij zich uitlaat over (a) uitspraken van [bestuurder] met betrekking tot de aankoop van Marcanti, (b) in de periode oktober-december 2008 gehouden evenementen in Marcanti, (c) het feit dat hij informatie aan FIOD,SIOD en CIE heeft verschaft. Voorts heeft [appellant] een verklaring afgelegd aan [curator], curator in het faillissement van 'De Projectenfabriek'.
De onder (a) en (b) bedoelde verklaringen zijn door [X] gebruikt in een procedure tussen die onderneming en Sunset Avenue B.V., van welk bedrijf [bestuurder] bestuurder is.

3.De vordering en beoordeling in eerste aanleg

3.1
Savannah heeft gevorderd voor recht te verklaren dat [appellant] zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, en hem te veroordelen tot primair het betalen van
€ 13.620,- aan verbeurde boetes alsmede € 1.500,- ter compensatie van reputatieschade, subsidiair andere in goede justitie te bepalen bedragen.
3.2
De kantonrechter heeft de gevorderde verklaring voor recht gegeven, de boete gematigd tot € 1.000,- en de vordering wegens reputatieschade afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, daarbij rekening houdend met het toegewezen bedrag.

4.De beoordeling van de grieven

4.1
Met
grief 1verwijt [appellant] de kantonrechter, dat zij heeft aangenomen dat Savannah belang had bij haar vordering. Savannah heeft volgens hem geen noemenswaardige schade geleden en zij heeft hem pas geruime tijd nadat hij zijn verklaringen had afgelegd aangesproken: ruim zeven maanden na zijn mededelingen aan [X] en bijna twee jaar na zijn gesprekken met 'de instanties'.
Het hof verwerpt deze grief. Savannah heeft het belang dat zij bij haar vorderingen had en heeft, uitvoerig geschetst in de dagvaarding in eerste aanleg. Dat belang is niet tot nul gereduceerd als gevolg van het door [appellant] vermelde tijdsverloop.
4.2
Met de
grieven 2 tot en met 8betwist [appellant] dat hij in strijd met het geheimhoudingsbeding heeft gehandeld en dat het beding ook gold na het einde van de arbeidsovereenkomst. Voor zover dat al anders is, is overtreding hem niet toe te rekenen omdat sprake is van overmacht. Voorts is het beroep op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Ten onrechte is aangenomen welk belang Savannah bij het beding had, en dat zij schade heeft geleden. Volgens [appellant] staat de opgelegde boete niet in verhouding tot de eventuele schending van het beding.
Het hof behandelt deze grieven samen.
4.3
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat er in redelijkheid geen misverstand over kan bestaan dat uit de bewoordingen "
zowel gedurende de dienstbetrekking als daarna"van het onder 2.3 weergegeven beding blijkt dat [appellant] zich ook na ommekomst van zijn dienstverband bij Savannah diende te onthouden van openbaarmaking van de in dat beding bedoelde informatie.
Aan [appellant] moet worden toegegeven dat Savannah niet duidelijk heeft gemaakt welke informatie hij verstrekt zou hebben aan 'de instanties' en aan de faillissementscurator, zodat het hof ook niet kan vaststellen dat [appellant] aldus het beding heeft overtreden.
Gelet op de inhoud van de bij de inleidende dagvaarding gevoegde verklaringen die door [X] zijn gebruikt -hiervoor onder overweging 2.7 aangeduid met (a) en (b)- heeft [appellant] onmiskenbaar informatie verschaft over de werkzaamheden van zijn werkgever en de persoon van zijn leidinggevende [bestuurder], zulks met betrekking tot de aankoop en exploitatie van Marcanti, in welk pand hij in opdracht van Savannah werkzaamheden uitvoerde. Naar het oordeel van het hof doet daaraan niet af dat [X] deze informatie gebruikt tegen een andere rechtspersoon dan Savannah, namelijk Sunset Avenue B.V. Het contractuele verbod tot het verschaffen van dergelijke informatie is immers niet beperkt tot een bepaald gebruik dat vervolgens van die informatie wordt gemaakt. Het hof laat dan nog daar dat Savannah, niet gemotiveerd door [appellant] betwist, al in de inleidende dagvaarding onder punt 2.8 heeft gesteld dat Sunset Avenue B.V. een dochteronderneming is van Savannah, die eveneens bestuurd wordt door [bestuurder].
4.4
Van de door Savannah opgesomde schendingen van het beding resteren slechts de verklaringen die door [X] zijn gebruikt en waarvan het hof, gelet op de toelichting op grief 1 van [appellant], mag aannemen dat het [appellant] zelf is geweest die verklaringen aan [X] heeft afgelegd.
Anders dan met betrekking tot zijn verklaringen aan 'de instanties' heeft [appellant] niet aangegeven in welke overmachtssituatie hij zich bevond toen hij zijn verklaringen aan [X] aflegde. Het beroep op overmacht wordt verworpen. Andere redenen waarom de overtreding van het verbod hem niet toe te rekenen is, heeft [appellant] niet verstrekt.
4.5
Het mag zo zijn dat art. 9 wel erg veel verbiedt, maar dat op zichzelf maakt een beroep op de concrete overtreding die hier aan de orde is nog niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.6
Het door de kantonrechter veronderstelde motief van Savannah om dit beding met [appellant] overeen te komen, is niet dragend voor de beslissing dat [appellant] het beding heeft overtreden. Daarvoor is evenmin van belang of Savannah schade heeft geleden. De boete die op overtreding van een beding als dit wordt gesteld, is in de regel ook bedoeld ter afschrikking. Deze grieven kunnen derhalve niet tot vernietiging leiden van het vonnis, waarvan beroep.
4.7
De kantonrechter heeft de boete op verzoek van [appellant] gematigd, en wel tot
€ 1.000,- gelet op de korte duur van het dienstverband en de hoogte van het loon enerzijds, en het feit dat Savannah geen noemenswaardige schade heeft aangetoond anderzijds.
Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter op dit punt een juiste en goed gemotiveerde beslissing genomen.
4.8
De grieven missen doel. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bekrachtigen en [appellant] veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.
Deze kosten zullen aan de zijde van Savannah worden vastgesteld op € 666,- griffierecht, en voor salaris advocaat volgens liquidatietarief: 2 punten, tarief II.
5.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Lelystad d.d. 9 november 2011;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Savannah vastgesteld op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 666,- voor verschotten;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. K.E. Mollema, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 oktober 2013.