Uitspraak
appellant,
hierna:
[appellant],
geïntimeerde,
hierna:
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Rectificatie
3.De verdere beoordeling
datsprake is van een vordering in de zin van
artikel 3:27 BW. [appellant] stelt zich na het tussenarrest op het standpunt dat het in deze zaak gaat om een verklaring in de zin van artikel 3:302 BW. Hij wijst er onder meer op dat de in artikel 3:27 BW beschreven procedure niet is gevolgd.
LJN: AX9705,
NJ2007, 188).
4.Feiten
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primair:
verwijdering uit de steeg van de schutting/tussendeur, de haken aan het pand van [appellant] en de schoorsteenpijp/ontluchting;
subsidiair:
medewerking aan een verdeling van de steeg waarbij partijen elk de helft krijgen toebedeeld en verwijdering van de haken aan het pand van [appellant] en de schoorsteenpijp/ontluchting.
6.De grieven
hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw.
Alle regtsvorderingen, zoo wel zakelijke als persoonlijke, verjaren door dertig jaren, zonder dat hij die zich op de verjaring beroept verpligt zij eenigen titel aan te toonen, of dat men hem eenige exceptie, uit zijne kwade trouw ontleend, kunne tegenwerpen.
'anderen'de doorgang
'in de jaren 50'open was en dat de steeg
'destijds'niet was afgesloten, zeker niet met sleutels. Volgens [appellant] hebben niet [geïntimeerde] of haar echtgenoot de poorten heeft geplaatst en is de aan de steeg grenzende garage meerdere malen van eigenaar is gewisseld: eerst [eigenaar 1] (tot 1961), daarna [eigenaar 2] (tot 1965), vervolgens de Amstel Brouwerij (tot 1979) en vanaf 1979 [geïntimeerde] en haar echtgenoot. Volgens [appellant] zijn tot 1979 goederen door de steeg vervoerd.