ECLI:NL:GHARL:2013:7793

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
17 oktober 2013
Zaaknummer
200.129.961
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van kinderen en hoofdverblijfplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen en de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Nederland, die de moeder toestemming had verleend om met de kinderen te verhuizen naar een andere woonplaats. De vader voerde aan dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen was, omdat zij daar hun sociale contacten en school hadden. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was vanwege financiële redenen en de wens om stabiliteit te bieden aan de kinderen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder had sinds januari 2012 een relatie met een nieuwe partner en wilde verhuizen naar een plek waar zij een betaalbare woning kon vinden. De vader betwistte de noodzaak van de verhuizing en stelde dat de kinderen in hun huidige omgeving goed gedijen. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende had onderbouwd dat de verhuizing in het belang van de kinderen was. De kinderen waren geboren en getogen in hun huidige woonplaats, waar zij naar school gingen en sociale contacten hadden.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen en om vervangende toestemming voor de verhuizing af te wijzen. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van de kinderen om in hun vertrouwde omgeving te blijven zwaarder weegt dan de belangen van de moeder. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.129.961/01 en 200.129.961/02
(zaaknummer rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, 237250)
beschikking van de familiekamer van 1 augustus 2013
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.A. van Osch te ‘s-Hertogenbosch,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.A. Schipper te ‘s-Gravenhage.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, van 3 juni 2013, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 9 juli 2013;
- het verweerschrift, ingekomen op 22 juli 2013.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 juli 2013 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M.K. De Menthon Bake, kantoorgenoot van mr. Schipper. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is E.C.M. van der Veldt verschenen.

3.De vaststaande feiten

De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1]), geboren op [geboortedatum] 2004, en
-[minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2]), geboren op [geboortedatum] 2007,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking de moeder vervangende toestemming verleend om met ingang van 1 juli 2013 met de kinderen te verhuizen naar het adres [adres] te[woonplaats] en hen met ingang van het schooljaar 2013-2014 in te schrijven op basisschool [A] te[woonplaats], de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld en als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat de kinderen bij de vader verblijven:
- in een periode van vier weken drie weekeinden van vrijdag 15.15 uur tot zondag 18.30 uur en op de vrijdag waarop de vader werkt na afloop van zijn werk op een door partijen in onderling overleg te bepalen tijdstip;
- vakanties en feestdagen bij helfte, in onderling overleg te bepalen.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking. De grieven I tot en met III zien op de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Grief IV ziet op de invulling van de zorgregeling. De moeder heeft verweer gevoerd.
4.3
Het hof zal de grieven in hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Ten tijde van de procedure bij de rechtbank heeft de moeder aangegeven dat zij het voornemen heeft om in de zomervakantie van 2013 met de kinderen naar[woonplaats] te verhuizen. De vader kan zich daarmee niet verenigen. Omdat partijen gezamenlijk zijn belast met het ouderlijke gezag over de kinderen, heeft de moeder de toestemming van de vader nodig als zij met de kinderen wil verhuizen. Indien, zoals in het onderhavige geval, de vader zijn toestemming weigert en de moeder niettemin wenst te verhuizen, kan zij aan de rechter vervangende toestemming verzoeken. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking deze toestemming verleend. De vader is tegen dit oordeel in hoger beroep gekomen.
5.3
De rechter beproeft alvorens te beslissen op voormeld verzoek, een vergelijk tussen de ouders en kan, ook ambtshalve, indien geen vergelijk tot stand komt en het belang van het kind zich daartegen niet verzet, een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen dan wel bepalen dat de beschikking of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812 tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.
5.4
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.5
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
5.6
Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gekomen is het volgende gebleken. De moeder heeft sinds januari 2012 een relatie met haar nieuwe partner, de heer [B] (verder te noemen: [B]), die in[woonplaats] woont. Zij voert aan dat de verhuizing naar[woonplaats] noodzakelijk is, omdat zij de huur van de woning in [Plaats] van € 850,- per maand niet langer kan opbrengen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de moeder een overzicht van haar inkomsten en uitgaven opgesteld, waaruit volgt dat zij maandelijks te kort komt. Meer betaalbare huurwoningen zijn in [Plaats] niet te vinden en de slagingskans op toewijzing van een sociale woning is ongeveer 5%. De woning van de moeder werd bovendien verhuurd op basis van de Leegstandswet. Als de eigenaar een koper zou vinden, dan zouden de moeder en de kinderen binnen drie maanden de woning moeten verlaten, hetgeen een onzekere en onrustige situatie oplevert. De moeder wenst de kinderen meer stabiliteit en rust te bieden. Ten slotte staat de woning in een achterstandswijk en voelt de moeder zich hier niet langer veilig. De moeder voert voorts aan dat [B] een koopwoning heeft in[woonplaats] en een bedrijf met meerdere werknemers aan huis, zodat het voor hem niet mogelijk is naar [Plaats] te verhuizen. Daar komt bij dat [B] samen met zijn ex-partner nog eigenaar is van de voormalige echtelijke woning, zodat het financieel voor hem ook niet mogelijk is om te verhuizen. Het is volgens de moeder ook in het belang van de kinderen dat zij verhuizen. De moeder neemt vrijwel alle zorg voor de kinderen op zich. Zo vangt zij de kinderen vrijwel alle schooldagen op en eten zij tien van de veertien dagen bij haar. Bovendien kunnen de kinderen in[woonplaats] goed onderwijs volgen en zijn er voor [minderjarige 1] mogelijkheden om op hoog niveau te turnen in Eindhoven.
5.7
De vader is het niet eens met de verhuizing naar[woonplaats], omdat dit volgens hem niet in het belang van de kinderen is. Hij voert daartoe aan dat er geen noodzaak is om te verhuizen en dat het contact tussen hem en de kinderen bij een verhuizing ernstig zal worden ingeperkt. De ouders hadden na het uiteengaan een goedlopend co-ouderschap. De ouders wonen in dezelfde straat. Van de veertien dagen waren de kinderen vijf-en-een halve dag bij de vader en de rest van de tijd bij de moeder. De vader betwist dat sprake zou zijn van een onveilige buurt. De woonsituatie van de kinderen in[woonplaats] zou een compleet andere worden dan de huidige, nu zij op een boerderij, gelegen aan een drukke weg, zouden komen te wonen op afstand van het dorp[woonplaats], in het buitengebied zonder directe buren. De door de rechtbank opgelegde omgangsregeling is volgens de vader ook nauwelijks uitvoerbaar in verband met (intensieve) sportactiviteiten en hun sociale activiteiten. De vader wenst ook door de week bij de zorg betrokken te blijven en niet uitsluitend een weekendvader te zijn. De vader voert voorts aan dat niet is gebleken dat de moeder de woning op korte termijn diende te verlaten. Zij heeft de huurovereenkomst zelf beëindigd; de woning wordt inmiddels weer te huur aangeboden. De vader betwist dat de woning niet door de moeder betaald zou kunnen worden; naast haar inkomen ontvangt de moeder kinderalimentatie en heeft zij recht op verschillende heffingskortingen. De vader meent voorts dat de moeder haar stelling dat [B] niet naar [Plaats] kan verhuizen niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Het belang van de kinderen bij een vertrouwde omgeving dient hierbij zwaarder te wegen dan het belang van de moeder om naar[woonplaats] te verhuizen. Het sociale leven van de kinderen speelt zich af in [Plaats]. Zij gaan daar naar school, hebben daar hun vriendjes en bijna de hele familie van de vader woont daar.
5.8
De raad heeft de ouders ter mondelinge behandeling allereerst in overweging gegeven het een zorgelijke situatie te vinden dat de kinderen worden geconfronteerd met forse onenigheid tussen hen. De raad heeft vervolgens verklaard dat een verhuizing weliswaar een ingrijpende gebeurtenis voor de kinderen is, maar dat zij daarvan ook kunnen groeien. Voorts meent de raad dat de afstand tussen [Plaats] en[woonplaats] enige problemen oplevert, maar dat deze niet onoverkomelijk zijn. Het vertrek van de kinderen uit [Plaats] betekent weliswaar een afscheid, maar voor de kinderen is niet de frequentie van het contact met de vader van belang maar de kwaliteit van dit contact. Het is om die reden aan de vader om de kinderen zijn betrokkenheid te blijven laten voelen. Nu de kinderen reeds zijn voorbereid op de verhuizing en de moeder als hoofdopvoeder de meest vertrouwde persoon in het leven van de kinderen is, adviseert de raad in het belang van de kinderen de ingezette wijziging niet terug te draaien en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.9
Naar het oordeel van het hof dient het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar[woonplaats] te verhuizen, te worden afgewezen. Het hof is van oordeel dat de moeder haar stelling dat het in het belang van de kinderen is om naar[woonplaats] te verhuizen, onvoldoende heeft onderbouwd. De kinderen zijn geboren en getogen in [Plaats]. Zij gaan daar naar school en hebben daar ook hun sociale contacten, vriendjes en familie. De vader neemt een aanzienlijk deel van de zorg voor de kinderen op zich en de kinderen overnachten niet alleen in het weekend, maar ook doordeweeks bij hem. Gelet op de afstand tussen [Plaats] en[woonplaats] (65 km) en de nog jonge leeftijd van de kinderen zal een dergelijke verhuizing grote impact op hen hebben en het contact met de vader aanmerkelijk beperken. Het hof acht dit niet in hun belang. Het belang van de kinderen om in [Plaats] te blijven wonen, weegt naar het oordeel van het hof zwaarder dan het belang van de moeder bij verhuizing naar[woonplaats]. Daarbij komt dat het hof, anders dan de rechtbank heeft overwogen, van oordeel is dat er geen noodzaak voor de moeder bestaat om te verhuizen naar[woonplaats]. Ter mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat de door haar gehuurde woning in [Plaats] langer door haar kon worden gehuurd. De woning wordt ook thans weer te huur aangeboden. Voorts is niet aannemelijk geworden dat de financiële situatie van de moeder zodanig is dat zij, gelet ook op de gemotiveerde betwisting door de vader, genoodzaakt was te verhuizen. Ten slotte merkt het hof op dat, zij het van ondergeschikt belang, ook onvoldoende is onderbouwd dat [B] niet zou kunnen verhuizen naar [Plaats].
5.1
Na de bestreden beschikking van de rechtbank heeft de moeder uitvoering gegeven aan de door haar voorgenomen verhuizing. De kinderen is verteld over de verhuizing en zij hebben afscheid genomen op school. Op 4 juli 2013 zijn de kinderen overgeschreven naar het adres in[woonplaats]. Anders dan de raad is het hof van oordeel dat deze omstandigheden en de omstandigheid dat de kinderen zouden kunnen groeien door de verhuizing geen factoren betreffen die redengevend zijn om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Dat de kinderen reeds over de verhuizing is verteld en dat zij afscheid hebben genomen van school is ongelukkig, maar het hof acht de ouders goed in staat het herstel van de oude situatie aan de kinderen uit te leggen en hen daarin, zo nodig, te ondersteunen.
5.1
Nu de moeder ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij met de kinderen terug zal verhuizen naar [Plaats] op het moment dat de bestreden beschikking wordt vernietigd, ziet het hof geen aanleiding de hoofdverblijfplaats bij de vader vast te stellen. Het hof zal het verzoek van de vader hiertoe dan ook afwijzen. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat hun verblijfplaats, waarbij elke ouder één kind bij zich ingeschreven heeft staan, en de zorgregeling, zoals deze gold voor het afgeven van de bestreden beschikking, herleeft.
5.11
De vader heeft zijn verzoek tot schorsing ingetrokken, onder de voorwaarde dat het hof een beslissing zou nemen in de hoofdzaak voor 12 augustus 2013. Nu deze voorwaarde is gerealiseerd, gaat het hof er van uit dat het verzoek tot schorsing is ingetrokken. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als na te melden.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Arnhem, van 3 juni 2013, en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder tot bepaling van de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij haar alsnog af;
wijst het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om te verhuizen en het daarmee samenhangende verzoek tot inschrijving van beide kinderen bij de basisschool[A] te[woonplaats] alsnog af;
verstaat dat de voor de bestreden beschikking (mondeling) overeengekomen hoofdverblijfplaats van de kinderen en de contactregeling tussen de vader en de kinderen herleven;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.H. Schulten, M.H.H.A. Moes en B.F. Keulen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. M.H.H.A. Moes en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2013.